Het is geen nieuw idee, maar nieuw is wel dat alle gemeenten meedoen: Common Ground, een project van de VNG om de informatievoorziening te moderniseren en veiliger te maken. Veel bestuurders willen weinig weten van ICT en dat is erg riskant, vindt de Leidse burgemeester Henri Lenferink.
Beeld: Lex Draijer/De Beeldredaktie
Lenferink is voorzitter van het College van Dienstverleningszaken van de VNG en legt met liefde uit wat Common Ground betekent. Aanleiding is dat de manier waarop gemeenten omspringen met de enorme hoeveelheden data die ze hebben verzameld achterhaald is. Ten eerste is de manier waarop de gemeenten nu nog met hun data omgaan duur. Het wemelt van de componenten, waarbij sommige dingen samen worden gedaan terwijl er op andere vlakken juist heel veel vrijheid bestaat. Ten tweede is het moeilijk aanpasbaar; gemeenten hobbelen altijd achter de ontwikkelingen in de markt aan. Ten derde is alles rond een proces gebouwd. De data zitten in de programma’s en omdat die niet altijd goed beveiligd zijn, zijn ze gevoelig voor datadiefstal of -manipulatie.
Het is lapwerk aan een lappendeken?
“Ja, de software is door de jaren heen als het ware organisch gegroeid en vergroeid met de data. Data zijn steeds weer van het ene naar het andere softwarepakket gekopieerd. Niemand weet precies waar de data overal zitten en of ze nog wel overeenkomen. Er zijn niet alleen dubbelingen er zijn ook data die niet meer met elkaar overeenkomen. Sommige data laten zich dus niet meer altijd in één handomdraai updaten. Daar komt nog bij dat wij als gemeenten afhankelijk zijn van wat de markt te bieden heeft. De markt is in volume klein, waardoor het aantal leveranciers zeer beperkt blijft.
U bedoelt dat het geen vraagmarkt is.
“Precies. Aanbieders maken koppelingen tussen tal van oude systemen. Daar verdienen ze geld mee. En hoe langer die systemen in de lucht blijven, hoe kleiner het aantal techneuten die ze nog doorgronden en ermee overweg kunnen. Onze dienstverlening die afhankelijk is van de technologie kan dan niet zo snel gemoderniseerd worden als wenselijk is.”
Gemeenten zijn altijd erg gesteld op hun autonomie. Hebben ze wel zin om aan te sluiten bij een gemeenschappelijk systeem?
“Ieder kan zijn eigen ding blijven doen. Je mag je eigen programmatuur koesteren, maar de data worden eruit gehaald en veilig opgeborgen in een gemeenschappelijke basis. Je mag die raadplegen, maar niet kopiëren. De laag erboven, waarin de bevraging c.q. raadpleging van die data plaatsvindt, wordt ook collectief. Zo is precies duidelijk wie welke data waarvoor gebruikt. De derde laag daarbovenop zal bestaan uit collectieve software, maar biedt ook ruimte aan gemeenten om heel specifieke, kleine en soms heel kleine applicaties te laten draaien. Denk aan monitoring van bosbrandgevaar: Leiden heeft daar geen behoefte aan, maar een gemeente op de Veluwe wel.”
Maar wie gaat die onderliggende data dan beheren? Het Rijk? Een nieuwe intergemeentelijke instantie?
“Niet vanzelfsprekend de Rijksoverheid. Die heeft nou niet bepaald het beste track-record, moet ik zeggen. We hebben natuurlijk de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Die heeft prima zicht op de uiteenlopende belangen van gemeenten, groot of klein, stedelijk of buitengebied. Voor het beheer zijn op dit moment nog veel varianten denkbaar. Binnen de VNG heeft VNG Realisatie een beheersfunctie voor gemeenschappelijke functionaliteiten. Het is ook mogelijk dat er in groepen van gemeenten wordt samengewerkt op basis van gezamenlijke afspraken. De vier grote steden zijn natuurlijk dankzij hun schaalgrootte een eigenstandige marktmacht. Die moeten wel een flinke vinger in de pap hebben en dat hebben ze ook, want de burgemeester van Amsterdam vertegenwoordigt de vier in het college. En de CIO’s van de vier betrekken we er nauw bij.”
Wanneer is Common Ground een feit?
“Ik denk dat dat zeker een jaar of tien zal duren. De grote uitdaging is natuurlijk waarmee beginnen we en welke stappen zetten we daarna. We maken eerst een plan en daarvoor laten we ons extern adviseren. Het College van Dienstverleningszaken zal proberen de koers in eerste instantie te bepalen, maar het zal uiteindelijk de ledenvergadering van de VNG worden die de route zal vastleggen.”
Alle gemeenten moeten uiteindelijk wel aansluiten. Of kun je als gemeenten kiezen om niet deel te nemen?
“Als de ledenvergadering ervoor kiest, kunnen bepaalde dingen inderdaad verplicht worden gesteld. Dat is vrij nieuw. Tot voor kort maakte de VNG wel allerlei modellen, modelverordeningen bijvoorbeeld, die gemeenten geheel of gedeeltelijk konden overnemen. Nu kunnen ook zwaardere varianten van standaardisatie voorkomen: een gemeente moet de standaard overnemen of heel goed uitleggen waarom niet of – en dat is de zwaarste variant – de standaard wordt verplicht. Dat is bij de ledenvergadering in juni voor het eerst gebeurd met de Standaardverwerkersovereenkomst, waarin onder meer is geregeld waaraan softwareleveranciers zich moeten houden bij het verwerken van gegevens in hun applicaties.
Die centrale opslag van gemeentelijke data wordt een reusachtige schatkamer.
“Of het één datahuis wordt is nog niet zeker. Misschien kiezen we wel ervoor om de data op verschillende plekken onder te brengen. Misschien gaan we werken met clusters van gemeenten. Dat is nog geen uitgemaakte zaak.”
Het is en blijft een unieke schatkamer, waarbij data-analisten hun vingers zullen aflikken… om nog maar te zwijgen van kwaadwillenden.
“Jazeker, en dan hebben we nu nog alleen de klassieke data gedigitaliseerd. In de toekomst zullen ook andersoortige data een plek krijgen. Het opent niet-klassieke mogelijkheden. En dreigingen.
In de ‘digitale wonderstaat’ Estland hebben ze de Common-Ground-gedachte al vormgegeven in de zogenaamde X-Road. Is die opvallende modernisering een voorbeeld voor de Nederlandse plannen?
“Nou, dat zou ik niet zo willen zeggen. Ik denk dat wij – en de Esten trouwens ook – vooral kijken naar de markt. Naar sites die data op andere sites raadplegen en bij elkaar zetten, zoals Cheap Tickets dat doet voor vliegreizen en Trivago voor hotelaccommodaties. Die technologie is heel interessant voor ons: de betreffende bedrijven raadplegen slechts, zonder data te kopiëren.”
Krijgt de VNG, en dan in het bijzonder het College van Dienstverleningszaken, de handen van bestuurders op elkaar? Zullen ze enthousiast aanhaken?
“Bestuurders moeten beseffen dat zij over het dataverkeer gaan, dat zij daar verantwoordelijk voor zijn. Willen we als gemeenten volwaardig mee blijven doen bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken en politiek-bestuurlijke wensen uitvoeren, dan moet de basis van onze informatievoorziening worden veranderd. Inwoners en ondernemers moeten ervan op aankunnen dat hun gegevens bij ons in veilige handen zijn. Er zijn grote kansen, maar er spelen ook grote risico’s. Het onderwerp ligt nog niet op alle bestuurstafels. Te veel bestuurders hebben nog de neiging om het te zien als iets van de ICT-afdeling en schuiven het daarom van zich af. Maar het is een essentieel onderdeel van het bestuur en het wordt alleen maar belangrijker. Het zal steeds zwaarder gaan wegen. Ik wil – eigenlijk ten overvloede – tegen ze zeggen: jij bent ervan!”
Deze bijdrage is te vinden in iBestuur magazine 31
Common Ground voor bestuurders
De digitale transitie vraagt om politieke en bestuurlijke keuzes die vanuit kennis van en een duidelijke visie op die transitie worden genomen. Tijdens het iBestuur Congres op woensdag 3 juli gaat Henri Lenferink, samen met Raymond Alexander (VNG Realisatie), dieper in op de vraagstukken en dilemma’s die spelen rondom die digitale transitie.