Een burgemeester is niet bevoegd een online gebiedsverbod op te leggen oordeelde de bestuursrechter in Utrecht onlangs. Met een 'openbare plaats' wordt in de APV een fysieke plaats bedoeld. Een online bericht waarin opgeroepen wordt tot demonstratie behoort daar niet toe. Ook mag de vrijheid van meningsuiting niet beperkt worden.
Een burgemeester is niet bevoegd een online gebiedsverbod op te leggen. | Beeld: Shutterstock
In 2021 legde Sharon Dijksma, burgemeester van Utrecht, aan een 17-jarige jongen uit Zeist een online gebiedsverbod op omdat hij met een oproep op Telegram de Utrechtse APV overtrad. De jongen plaatste in de groepschat ‘Verzetsstrijders Utrecht’ het bericht ‘Utrecht in opstand, nee 2G & nee vuurwerkverbod! 26-11-21, 19.30, Kanaalstraat, Be there!!! Neem je matties & vuurwerk mee.’ Dijksma bepaalde dat de jongen een dwangsom van 2500 euro moest betalen als hij weer zou oproepen om in Utrecht samen te komen voor het verstoren van de openbare orde, waarop de jongen naar de rechter stapte.
Geen bevoegdheid
‘Het verbod in de APV heeft geen betrekking op het online doen van een oproep tot verstoring van de openbare orde in Utrecht’, aldus de bestuursrechter. ‘Het verbod houdt in dat het verboden is om bepaald gedrag op een openbare plaats te tonen. Met het plaatsen van een onlinebericht wordt niet op een openbare plaats bepaald gedrag getoond. Met een openbare plaats wordt bovendien een fysieke plaats bedoeld. Een voor iedereen toegankelijke groepschat is weliswaar openbaar, maar daarmee is het geen openbare plaats die binnen de bevoegdheden van de burgemeester valt.’
Vrijheid van meningsuiting
De rechter vindt ook dat het verbieden van online uitingen een ontoelaatbare beperking van de vrijheid van meningsuiting zou inhouden. ‘Uitlatingen die aanleiding geven tot wanordelijkheden zijn misschien ongewenst, maar ook een “ongewenste mening” blijft een mening. De uitleg die de burgemeester aan de APV geeft, komt erop neer dat een gemeente de inhoud van een online bericht aan banden legt en dat is in strijd met de Grondwet.’