Data-hamsters
Hamsters staan bekend om hun verzamelzucht. Ze slaan enorme voorraden voedsel op voor onvoorziene omstandigheden. De voorraden worden goed verstopt in het holletje van de hamster, zodat potentiële kapers er niet bij kunnen. De hamster-reflex lijkt zich ook voor te doen bij veiligheidsdiensten en politie.
Ze hamsteren enorme hoeveelheden informatie en persoonsgegevens en houden die voorraad angstvallig voor zichzelf. Maar waar een voorraad beukennootjes levensreddend kan zijn voor een hamster, is opgeslagen informatie volstrekt nutteloos als ze niet wordt gedeeld met anderen. In de afgelopen jaren blijkt elke keer weer dat essentiële informatie over criminelen en terroristen voorhanden was, maar niet werd uitgewisseld tussen verschillende diensten en landen. En met dezelfde wetmatigheid reageren regeringen op elke aanslag met nieuwe plannen om nóg meer persoonsgegevens op te slaan. De hamster-reflex.
Zo besloten bijvoorbeeld de Belgische en Nederlandse regeringen na de recente aanslag op de Kerstmarkt in Berlijn, waarbij de dader – naar achteraf bleek – via bus en trein door beide landen was ontkomen, dat voortaan alle persoonsgegevens van internationale bus- en treinreizigers opgeslagen moeten worden. Dergelijke plannen kunnen doorgaans op grote instemming van het publiek rekenen, aangezien politici mensen graag voorspiegelen dat grootschalige gegevensopslag ons beschermt tegen terreuraanslagen. Dit is echter een fictie. Wat écht zou bijdragen aan veiligheid, is het delen van vitale informatie.
Om informatie sneller en makkelijker beschikbaar te maken, zijn er talloze Europese systemen en databases opgezet. Bijvoorbeeld het Schengen Informatie Systeem (gezochte personen), het Visa Informatie Systeem, Eurodac (vingerafdrukken asielzoekers), het Europol Informatie Systeem, enzovoort. In de praktijk blijkt echter dat er onvoldoende gebruik wordt gemaakt van deze systemen. Zo bleek dat de Italiaanse overheid verzuimd had de gegevens van de aanslagpleger in Berlijn in Eurodac te registreren. Na de aanslagen van Parijs en Brussel bleek dat slechts een handjevol lidstaten systematisch het Schengen Informatie Systeem vullen en raadplegen.
Nationale overheden blijven terughoudend of weigerachtig om informatie te delen. Dat ligt deels aan de aard van organisaties: informatie is macht, en wordt dus niet graag gedeeld. Tussen lidstaten van de Europese Unie heerst bovendien toenemend wantrouwen. Dus kiezen ze voor de makkelijke uitweg: meer gegevensopslag in plaats van delen. Bilaterale informatie-uitwisseling is daarnaast omslachtig en hangt ook vaak af van toevallige goede persoonlijke connecties tussen beambten.
Het Europees Parlement maakt zich hard voor verplichte informatiedeling en de Europese Commissie doet voorstellen voor ‘interconnectiviteit’ van nationale systemen, maar daarmee is het daadwerkelijk delen van informatie nog niet geregeld. Bovendien moet het democratisch toezicht en de rechterlijke toetsing van het gebruik van informatie waterdicht geregeld zijn. Er moeten gezamenlijke regels komen voor toegang tot informatie, integriteit en gegevensbescherming.
Als het delen van informatie niet wordt geregeld, blijven de veiligheidsdiensten als hamsters rondjes hollen in een molentje.