De discussie over stedelijke ontwikkeling kan zich niet langer beperken tot ruimtelijke en fysieke processen.
Het is de hoogste tijd dat we Informatiemanagers en ICT’ers vragen om na te denken over de toekomst van onze steden. Naast – of zelfs in plaats van – stedenbouwkundigen, planologen en verkeerskundigen.
Steden veranderen momenteel vooral onder invloed van technologische ontwikkelingen. Niet alleen door allerlei nieuwe toepassingen, zoals slimme verkeerslichten en dynamische verkeersverwijzing. Nee, steden veranderen veel fundamenteler. Telefooncellen, videotheken, reisbureaus, muziekwinkels, brievenbussen en postkantoren zijn de afgelopen jaren al grotendeels uit het straatbeeld verdwenen. En het einde is nog lang niet in zicht. Bibliotheken, kantoren, winkels, banken, ziekenhuizen en scholen staan ook op de nominatie om te verdwijnen of fundamenteel te veranderen.
De discussie over stedelijke ontwikkeling kan zich niet langer beperken tot ruimtelijke en fysieke processen. Veel van onze activiteiten, zoals werken, winkelen, ontmoeten en recreëren zijn plaats- en tijdonafhankelijk geworden. Aanwezigheid is steeds vaker een bewuste keuze en geen noodzaak. De virtuele wereld wordt als dimensie, als economische drager en als verdienmodel steeds groter en belangrijker naast – en in – de fysieke stad. De stad ontwikkelt zich meer en meer tot interface en als datamijn. Wat betekent dit voor de stad? Voor de samenleving, voor de stedelijke ontwikkeling?
Sinds dit jaar werkt (een zusterbedrijf van) Google in Canada aan een groot stadsvernieuwingsproject (Toronto’s Waterfront). Data zijn hier nadrukkelijk onderdeel van het verdienmodel. De stedelijke ambities zijn torenhoog. ‘Google bouwt de stad van de toekomst’. Traditionele ontwikkelaars bleven vertwijfeld achter. Privacy-organisaties reageerden verontwaardigd. Wordt dit gebied echt de stad van de toekomst of worden de inwoners ‘urban data cows’? Of misschien wel beide? De discussie in Canada is boeiend genoeg. De stilte bij bouwend Nederland staat hiermee is schril contrast.
Hoe de stad van de toekomst er uit ziet is lastig te voorspellen. Duidelijk is wel dat de stad nu al steeds meer een hybride realiteit is. Met een fysieke – en een virtuele kant, verbonden via sensoren, camera’s, smartphones en touchscreens. Met allerhande technologie die de stad veiliger en comfortabeler maken. Maar ook met datatoepassingen die de beleving van de stad persoonlijk maken en minder anoniem. Met informatie die past bij jouw profiel, jouw voorkeuren en jouw locatie op dat moment. De kortste weg is zo gevonden. De vrije parkeerplaatsen en de vertrektijd van de bus verschijnen op je scherm, net als de aanbiedingen van je favoriete winkels, de wachttijd bij de kapper en recensies van de nieuwste films. Je kunt real time zien waar je vrienden zich bevinden. En thuis op de bank, of in het park, kun je werken, winkelen, een film kijken, je vrienden ontmoeten of een live concert vanuit het stadstheater bekijken.
De fysieke stad moet zich aanpassen aan deze nieuwe realiteit. Bij winkelgebieden is deze noodzaak nu al duidelijk. Online winkelen is enorm gegroeid, fysiek winkelen is geen noodzaak meer. Winkels zullen alleen overleven als ze meer weten te bieden dan internetwinkels. Het nieuwe winkelen gaat over het verbinden van bricks and bytes, het beste van beide werelden. Fysiek winkelen wordt meer en meer een beleving, gericht op het prikkelen van zintuigen, op het gevoel, op de persoonlijke ontmoeting, de sociale interactie. Met een perfecte service, bereikbaarheid, parkeervoorzieningen en kinderopvang.
Ook het werken is sterk veranderd, onder invloed van ICT-ontwikkelingen. Digitaal werken en digitale dienstverlening is in steeds meer sectoren de norm. De laptop is belangrijker dan de werkplek. Tussen front- en backoffice zitten soms duizenden kilometers. Aanwezigheid op kantoor is steeds meer een keuze vanuit de ontmoeting en de verbinding. Deze ontwikkeling zet zich de komende jaren niet alleen verder door, maar zal zich ook verbreden naar meer traditionele sectoren, zoals de (gezondheids)zorg en het onderwijs.
Nu fysieke verplaatsing en fysieke aanwezigheid steeds meer een keuze is, wordt de kwaliteit van de verschillende vervoersmodaliteiten steeds belangrijker. Kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer, met (elektrische) auto’s en fietsen, met goede parkeervoorzieningen, met oplaadpunten. Met autonoom rijdende auto’s en busjes die op de afgesproken tijd voor de deur staat. Waarbij parkeerplaatsen en parkeergarages in de stad op termijn overbodig worden en in een verdere toekomst misschien zelfs absurd zullen lijken. Met brede wandel- en fietspaden. Met een openbaar gebied waar je prettig kunt verblijven, ontmoeten en werken. Met wifi in het park, met bankjes waar je je smartphone of laptop kunt opladen.
De hybride stad genereert voortdurend een enorme stroom aan data, 24 uur per dag. Al dit dataverkeer vraagt om een snelle, robuuste en stabiele infrastructuur. Glasvezel onder de grond en bovengronds supersnelle 5G. Hoe je met stedelijke data omgaat is een vraag die ook (of juist) op gemeentelijk niveau beantwoord kan en moet worden. Je kunt informatie afschermen, je kunt er een verdienmodel van maken, maar je kunt ook proberen om samen met partners zoveel mogelijk data over de stad en het stedelijk leven actief toegankelijk en inzichtelijk te maken. Om de verbondenheid en kennis van inwoners te versterken, om netwerken te faciliteren, om bewoners en bedrijven in staat te stellen om mee te bouwen aan de stad.
De hybride stad is geen toekomstbeeld, maar realiteit. Met elke dag nieuwe initiatieven, ontwikkelingen en kansen. Met nieuwe verdienmodellen. Met ICT-bedrijven die staan te popelen. Maar ook met nieuwe vraagstukken op het gebied van wetgeving, ruimtelijke ordening, beheer, veiligheid en privacy. Veel gemeenten kunnen het tempo niet bijhouden. Denken er nauwelijks over na. Het wordt de hoogste tijd dat de hybride stad onderwerp wordt van het gemeentelijk denken worden, van stedelijke ontwikkeling, van de politieke agenda. Hoogste tijd om in de omgevingsvisies een hoofdstuk op te nemen over digitalisering, data en informatie. Want hoe ziet jouw stad als interface er eigenlijk uit? Google dat maar eens.
André Huykman is gemeentesecretaris/algemeen directeur van de gemeente Zoetermeer
Helemaal mee eens; maar pleidooi geldt niet alleen voor stedelijk gebied ook voor landelijk gebied. En voor alle sectoren, niet in de laatste plaats de zorg. Zullen we samen een alternatief toekomstperspectief voor de ruimtelijke inrichting van Nederland schrijven? Want in het onlangs door de Rijksbouwmeesters geschreven Panorama Nederland ontbreekt dit denken compleet.
De veranderingen op het vlak van klimaat, wooncomfort en behoefte aan data gaan leiden tot een heel ander gebruik en ruimtelijke inrichting. Zeer de moeite waard om daar nu al een perspectief voor op te zetten.
Eens met de analyse. Ik zou daaraan willen toevoegen dat je voor het omarmen van deze ontwikkelingen ook de eigen organisatie mee moet zien te krijgen. Daar ligt nog dikwijls een struikelblok. Want technisch mogelijk wil nog niet zeggen dat het ook organisatorisch haalbaar is. Geef frontrunners, uit welke discipline dan ook, de ruimte. Experimenteer en leer. En deel de successen, of ze nu klein of heel groot zijn.