De overheid is nooit de motor van innovatie geweest en gaat dat ook nooit worden. Dat wil niet zeggen dat de overheid niet meebewegen moet met de veranderingen in de samenleving.
De overheid moet innovatief zijn? Dat geluid hoor ik vaak. Ik begrijp deze hartenkreet, maar ik wil pleiten voor een adaptieve overheid.
Er wordt veel gesproken over een gebrek aan innovatief vermogen bij de overheid. Daardoor kan de overheid niet goed reageren op de vraagstukken van de huidige samenleving. Ik vind dat de overheid zich zeker moet aanpassen en moderniseren, maar dat is niet hetzelfde als innoveren. De overheid is nooit de motor van innovatie geweest en gaat dat ook nooit worden. Dat past ook helemaal niet: de overheid moet vooral betrouwbaar zijn en zorgen voor veiligheid en andere belangrijke publieke waarden en van daaruit zorgen dat er ruimte is voor innovatie in de samenleving.
Ik wil daarom pleiten voor een adaptieve overheid. Een veerkrachtiger overheid die in staat is sneller te reageren op maatschappelijke ontwikkelingen en als slimme volger innovatieve toepassingen incorporeert. Die dingen die in de markt of door burgerinitiatieven worden ontwikkeld snel kan opmerken, beoordelen en toepassen. Maar hoe vergroten we ons adaptief vermogen?
Het thema van het VNG Jaarcongres, eind juni, is grensoverschrijdend samenwerken. Samenwerken helpt om adaptiever te worden. Het gaat erom dat we kansen zien, dat er samenwerkingsarrangementen komen en dat we nieuwe dingen proberen. Niet binnen een groot vastomlijnd programma, maar stapsgewijs dingen uitproberen. Gemeenten kunnen dat nog veel meer doen. Ook intern, want de domeinen zijn nog van elkaar gescheiden. Binnen het sociaal domein proberen veel gemeenten werk, inkomen, zorg en onderwijs met elkaar te verbinden. Ik denk dat ze daar een stap verder in kunnen gaan, zodat er ook samenwerking komt tussen bijvoorbeeld het sociaal en het ruimtelijk domein. Daar zijn echt nog veel mooie oplossingen te vinden, bijvoorbeeld in combinaties van ruimte en werkgelegenheid of financiën en zorg.
Grensoverschrijdend samenwerken gaat ook over samenwerking tussen gemeenten – wat ze nu met Samen Organiseren doen – met de Rijksoverheid, met inwoners en met de markt. Niet voor niets nodigde ik in mijn vorige blog IT-marktpartijen en kennisinstituten uit om samen met gemeenten en VNG kennis te bundelen om maatschappelijke vraagstukken op te lossen. We hebben als overheid die samenwerking hard nodig. Ik zou het heel mooi vinden als het ons lukt om met de markt een gelijkwaardige samenwerking te organiseren.
De overheid is geen Google of Amazon en hoeft dat ook niet te worden. Als wij beter in staat zijn om de aanwezige kennis, expertise en ervaring bij inwoners, bedrijven, gemeenten, Rijk en kennisinstituten te benutten door ECHT samen te organiseren, worden we innovatief in ons adaptief vermogen. Dat is hard nodig, want de overheid moet wel degelijk meebewegen met de veranderingen in de samenleving.
Hugo Aalders is directeur van VNG Realisatie
Het probleem met dit soort columns is dat er ook nog een pakkende titel boven moet. Als lezer ga ik dan altijd op zoek naar de verbinding tussen de titel en de tekst. Daar ben ik in dit stukje niet uitgekomen. Dé overheid lijkt juist wel op Google en Amazon, al was het alleen al omdat ze heel veel (gedrags)data van mij verzamelt en bijhoudt en die ook gebruikt. En met de recent in werking getreden WIV wordt dat beeld verder versterkt. Maar dat terzijde.
De kern van het betoog van Hugo is dat de overheid meer een fast follower zou moeten zijn en niet als eerste met nieuwe dingen zou moeten komen. Niks mis mee en soms ook heel verstandig maar mijns inziens te beperkt. Hoe weet je als overheid of een innovatie bruikbaar is als je zelf niet in het proces meedoet? Oké, er zijn innovaties, die het resultaat zijn van een lumineus idee, een soort Willy Wortel vondst, maar veel meer innovaties zijn vooral ook het resultaat van een continu proces dat streeft naar beter, sneller, effectiever, goedkoper, preciezer werken.
Juist op het gebied waar de overheid een rol heeft: de sociaal-maatschappelijke en economische ontwikkeling verwacht ik van de overheid dat ze consequent bezig is met ontwikkelen en doorvoeren van verbeteringen. Wanneer de inspanningen voor die verbeteringen niet meer in verhouding staan tot het resultaat van de verbetering dan is dat is hét moment om te innoveren. Zo beschouwd kan innovatie onderdeel zijn van een proces dat begint bij verbeteren en eindigt bij het nieuw inrichten van processen, waarbij je gebruik maakt van je opgedane kennis in het voorgaande verbetertraject. En natuurlijk schakelt de overheid daar ook andere (markt)partijen bij in.
Ik verwacht wel degelijk een innovatieve overheid, zeker op die gebieden waar de overheid van oudsher sterk is en de kennis en capaciteit heeft. Het feit dat de overheid zich vooral ‘adaptief’ opstelt verzwakt haar positie en maakt haar afhankelijk en zorgt voor on zekerheid bij inwoners en ondernemers. Bovendien geeft het steeds vaker ruimte aan allerlei krachten, die andere belangen hebben dan het collectieve belang dat wij als inwoners en ondernemers hebben. Juist daar ontmoeten we nu Google en Amazon.
De geschiedenis laat zien dat een innovatieve overheid juist de katalysator kan zijn voor grote maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Zonder een innovatieve overheid zou Silicon Valley nog steeds een troosteloze streek zuid van San Francisco zijn, nooit een mens op de maan hebben rondgelopen en Zeeland en grote delen van Zuid-Holland en West-Brabant bij iedere stevige najaarsstorm onder water lopen.
In aanvulling op de reactie van Timmermans: misschien een idee om het boek “The entrepreneurial state” van Mariana Mazzucato te lezen. Zij beweert het omgekeerde van Aalders.
Volgens mij sluit adaptief vermogen innovaties niet uit. Om een betrouwbare overheid te kunnen zijn is enerzijds stabiliteit en continuïteit noodzakelijk, maar wel met de mogelijkheid om te kunnen reageren op veranderingen ofwel adaptiviteit. Dat laatste kan soms bereikt worden door dingen slimmer te doen wat aanpassingsvermogen van de organisatie vraagt en soms kan dat bereikt worden door innovaties in te zetten wat ook aanpassingvermogen vraagt. Dit doet me denken aan het boek ‘Enterprise Architecture as Strategy’ uitgegeven door MIT Sloane. MIT Sloane heeft al een aantal jaren geleden onderzoek gedaan naar waarom sommige bedrijven meer succesvol zijn dan andere bedrijven in het zelfde segment. Daar bleek dat dit te maken had met het weten waar je voor staat als organisatie en op basis daarvan de keuze te durven maken om dit als vaste kern te bestempelen om stabiliteit en continuïteit te kunnen garanderen, maar tegelijkertijd ruimte te laten om mee te kunnen veranderen met nieuwe ontwikkelingen. De moeite waard om te lezen en een pleidooi om architectuur niet alleen als iets technisch te beschouwen, maar ook in ons geval als iets bestuurlijks.
Ik sluit me aan bij de reacties van Timmermans en Stolwijk.
Ik zou graag wat onderbouwing van de heer Aalders zien op zijn bewering: ‘De overheid is nooit de motor van innovatie geweest en gaat dat ook nooit worden’.
Mocht het lezen van ‘The entrepreneurial state’ van Mariana Mazzucato te veel zijn dan raad ik Aalders aan om dit artikel te lezen (waarin dat boek overigens ook wordt aangehaald) dat stelt dat juist de overheid de grootste motor van innovatie is: decorrespondent.nl/2496/maak
Hoewel ik het vaak met Wouter Stolwijk eens ben, moet ik in deze toch Hugo steunen. In het huidige ontwikkeltempo moet de overheid ophouden zich op te werpen als pater familias van innovatie.
Innovatie kan de commerciële sector prima zelf (incidentele subsidies daar gelaten). Sterker nog, marktwerking is de motor van innovatie. Niet wij.
Amazon en Google vormen overigens wel in toenemende mate het referentiekader, maar dat is weer een ander verhaal.
Sicco, dank voor het artikel op De Correspondent.
Wat ik oppak van dat betoog is dat de overheid vooral de financier is voor met name de fundamenten van innovaties. De markt levert dan de praktische toepassingen. De overheid mist de slagkracht en het ontwikkeltempo van de markt. De worsteling met die functie als “motor voor innovatie” zie je momenteel ook bij de Digitale Agenda 2020, Samen Organiseren en Common Ground: prima ambities maar het is hollen of stilstaan, met onbedoeld schuivende doorlooptijden. commonground.pleio.nl/discussion/view/54476092/voortgang
Laat de overheid dus de fundamenten financieren en dat is al lastig genoeg met 380 verschillende belanghebbenden. Gebruik die financiering voor de basisvoorzieningen en maak deze soepel inzetbaar.
– Verbeter daarmee bijvoorbeeld de generieke architectuur van GEMMA tot een instrument voor de business, waaruit de functionele vraag universeler (voor alle gemeenten) kan worden geformuleerd en die richting geeft aan de inspanningen van de markt.
– Versnel de standaardisatie van informatiemodellen, zodat innovaties passen op een duurzame informatiebasis.
– Verhoog het aantal fieldlabs en de follow-up ervan zodat die producten sneller beschikbaar en herbruikbaar zijn.
– Werk aan acceptabele verdienmodellen voor leveranciers op deze relatief kleine markt (in vergelijking met de Googles en Facebooks).
– En bovenal: communiceer duidelijk, actueel en niet te versnipperd naar de markt, zodat deze effectief kan meedenken.
Zo ontstaat een omgeving met de juiste rollen voor overheid en markt. De gemeenten formuleren pro-actief de knelpunten en functionele behoeften aan informatievoorziening, de markt innoveert, de gemeenten staan open voor snelle adaptie van deze nieuwe oplossingen. Het is geen blauwdruk maar geeft wel richting aan het uiteindelijke applicatielandschap.
Ik sluit me graag aan bij de inbreng van Timmermans, van Sas en Stolwijk.
Ik denk dat het een beetje simpel is om iedere vorm van innovatie op een hoop te gooien. Handig is het onderscheidt tussen radicale en incrementele innovatie. Radicale innovatie is grofweg iets doen wat ervoor nog niet gedaan werd. Dus niet je bedrijfsvoering wat efficiënter doen, maar werkelijk anders werken. Incrementele innovatie is hetgeen je reeds deed op een betere manier doen. Dit is de dominante vorm van innovatie in de private sector, waarbij met kleine stapjes iets efficiënter of gestroomlijnder wordt aangepakt.
Het radicaal innoveren in nieuwe maatschappelijke samenwerkingsverbanden, in nieuwe experimenten of met onderzoek dat geen enkele winst in het vooruitzicht stelt, daar is de overheid cruciaal in.
Als ik de blog van Hugo Aalders en de reacties lees dan kom ik tot de conclusie dat de term innovatie nog geen begrip is dat voor iedereen hetzelfde betekent. Hugo doelt op de meer technische kant van innoveren, terwijl menig reactie betrekking heeft op functioneel (organisatorisch) innoveren.
Die grens is best lastig. Ik neem de “common ground” ontwikkeling als voorbeeld. Dat lijkt op het concept van de landelijke voorziening die voor de BAG is ontwikkeld (Basisregistratie Adressen & Gebouwen). Technisch dus niet bepaald innovatief. Maar functioneel is het wel degelijk een innovatie, want via “common ground” gaan we de marktwerking fundamenteel veranderen.
Nu hebben enkele leveranciers de data touwtjes in handen en stellen de gemeentelijke data beschikbaar via prijzige data distributie software. Het nieuwe “common ground” concept is gericht op gemeentelijke zeggenschap over de data en het beschikbaar stellen van services om die data te ontsluiten en bij te werken via geautoriseerde applicatiesoftware. Via software van elke partij die zich daaraan conformeert.
Net als bij de BAG. Geen gedoe meer met kostbare koppelingen en brokers, die nooit plug & play op elkaar aansluiten. Geen discussies meer met leveranciers die elkaar de schuld geven van een falende koppeling en de rekening daarvoor bij de gemeente indienen.
Of je dat nu innovatief of adaptief noemt maakt mij niet uit, het is een doorbraak op het gebied van leveranciersmanagement en opdrachtgeverschap. Het vereist immers een andere manier van samenwerken tussen gemeenten en de marktpartijen en juist daarom spreekt de oproep van Hugo mij aan.
Vanmorgen las ik de blog van Hugo Aalders en alle commentaren, en inmiddels is daar de reactie van Harrie bijgekomen. Ik ben het met Hugo en Harrie volledig eens.
Hoe verschillend mensen denken over bepaalde begrippen en hoe sommigen volledig uit de bocht vliegen met hun commentaar. Begrijpend lezen is ook niet iedereen gegeven zullen we maar denken nog los van het feit dat sommige woorden niet voor iedereen dezelfde betekenis hebben.
Dat de overheid innovatie aanjaagt (als subsidieverlener of op welke wijze dan ook) en er daarmee voor zorgt dat sommige of zoals iemand schrijft de mooiste innovatieve ideeën het levenslicht zien is evident, maar dat is niet waar Hugo over schrijft. Zijn betoog gaat juist over de interne bedrijfsvoering en het stoppen met denken in hokjes, en daar ben ik het helemaal mee eens.
Een van de belangrijkste doelen van een blog is een discussie uit te lokken over een belangrijk thema. Al jullie reacties lezend, is dat goed gelukt. Ik wil alle mensen die gereageerd hebben ook oprecht bedanken voor hun bijdrage. Het gesprek alleen al vergroot ons inzicht.
Innovatie is hip. Door te zeggen dat je niet innovatief wilt zijn is bijna als zeggen dat je saai bent en niet wilt veranderen. Ik werk zelf al 25 jaar in en voor de overheid. Als ik dat vertel op feestjes hoor ik zelden “WoW wat hip en cool” . Saai, traag en behoudend zijn de termen die ik vaker hoor.
Dit beeld verander ik niet door vaker te zeggen dat we wel innovatief zijn. En in mijn optiek is het ook niet nodig om dat beeld te veranderen. Als overheid hebben wij een cruciale rol om een klimaat te scheppen waarin partijen in samenwerking tot innovatieve oplossingen te komen. Dese oplossingen kunnen ook van de overheid komen maar leg de “molensteen van innovatief moeten zijn” niet om de nek van de overheid. Het maakt ons juist trager terwijl we juist adaptiever moeten zijn.