Iedere gemeente heeft te maken met thema’s als armoedebestrijding of woonoverlast. Hoe die thema’s aangepakt worden, is verschillend. Om goed beleid te kunnen voeren, is het nodig om te beschikken over alle relevante data. Gemeenten komen er steeds meer achter dat het niet de vraag is wat je met die data kunt, maar wat je ermee wíl.
Data. Vandaag de dag hebben we het er maar druk mee, ook binnen de overheid. We proberen en experimenteren met data dat het een lieve lust is, maar de grote vraag is wat we met data wíllen. Wat betekent de digitale samenleving voor de professional en de organisatie en welke expertises en competenties zijn in dat kader nodig? Hoe zit het met de ethische kant van data? En op welke manier kunnen data op een verantwoorde manier worden gebruikt? En wat betekenen data voor onze beleidsmakers of bijvoorbeeld voor de afdeling HR? Vaak blijkt dat er over die vragen, ook binnen de overheid, niet (altijd) goed wordt nagedacht. In Gouda is dat anders. Een lezing over data en een uitzending van Zomergasten met Waag-oprichter en -directeur Marleen Stikker zette Martiene Branderhorst, algemeen directeur en gemeentesecretaris van de Zuid-Hollandse gemeente, aan het denken over de ‘andere’ kant van data. “Ik merkte dat ik erg behoefte had aan een verbinding tussen wat er in de wetenschap over data wordt bedacht en wat wij (overheden) in de praktijk met data doen. Terwijl ik bezig was met een antwoord te zoeken op die vraag, ontmoette ik Mirko Tobias Schäfer (universitair hoofddocent en projectleider van de Utrecht Data School aan de Universiteit Utrecht) en Albert Meijer (hoogleraar Publieke Innovatie aan de Universiteit Utrecht). Zij waren met hetzelfde vraagstuk bezig.”
Tuurlijk, er zijn genoeg cursussen die zich bezighouden met het onderwerp data, maar wat Albert Meijer betreft sluiten die qua inhoud niet direct genoeg aan op de vragen die leven in de praktijk. “Martiene zou gemakkelijk al haar medewerkers naar zo’n cursus kunnen sturen, maar de vraag is wat dat oplevert. In het gros van die cursussen wordt een aantal vaardigheden bijgebracht, maar wordt geen concreet antwoord gegeven op de vraag wat data bijvoorbeeld betekenen bij het veiliger maken van de gemeente Gouda of hoe data ingezet kunnen worden om iets te doen aan de achterstandsproblematiek of aan de toenemende segregatie tussen arm en rijk. Het zijn stuk voor stuk ontwikkelingen waar een groot aantal partijen bij betrokken is. Ieder met hun eigen data. Met Gouda zijn wij aan het bekijken hoe die data in de praktijk waarde kunnen hebben.”
Datawerkplaats
Het bekijken van die data gebeurt in de vorm van een Datawerkplaats. “Er is ook bewust voor de naam werkplaats gekozen”, zo schetst Meijer. “De Datawerkplaats is een samenwerking op het grensvlak van universiteit en praktijk. Het doel van de werkplaats is enerzijds om universitaire kennis van nut te laten zijn voor de praktijk en anderzijds kan de praktijk universiteiten nog het nodige leren. De samenwerking is specifiek omdat we te maken hebben met een thematiek waar erg weinig over bekend is, namelijk de rol van dataficatie voor het lokaal bestuur. Wat ons betreft gaat het daarbij onder meer over de rol van de overheidsorganisatie zelf. Dan heb je het bijvoorbeeld over vragen als ‘hoe gaat de organisatie om met ethische vragen’ of ‘welke competenties zijn er nodig binnen de organisatie’. Maar het gaat ook erg om de positionering van de gemeentelijke organisatie in de datasamenleving. ‘Hoe ga je als gemeente om met Uber, Airbnb of met andere grote dataplatforms?’. Wat dat betreft zitten lokale besturen in turbulente tijden. Zij zien dat dataficatie op allerlei manieren grote invloed heeft op kerntaken van de gemeente. Onder meer op het gebied van veiligheid, zorgverlening, maar ook andere vormen van beleidsontwikkeling en uitvoering. Door te gaan samenwerken en te koppelen kunnen we in Gouda bijvoorbeeld kijken welke waarden open data hebben bij het omgaan met een probleem als woonoverlast. Er wordt gezamenlijk gekeken naar wat er is aan data, wat we ermee kunnen en wat het kan bijdragen aan het oplossen van maatschappelijk vraagstukken. Die aanpak leidt tot kennis die van waarde is voor de lokale praktijken, maar leidt ook tot nieuwe academische kennis.”
Leer- en veranderprogramma
De waarde van een gezamenlijke aanpak ligt voor Martiene Branderhorst niet zozeer in het nadenken over de vraag ‘wat we met die data kunnen doen’, maar veel meer in het nadenken over de (ethische) vraag ‘wat willen we eigenlijk met die data?’. Volgens Mirko Schäfer betekent een en ander niet alleen dat je nadenkt over de vraag achter de data, maar “ook moet weten welke data er liggen, wie er de eigenaren van zijn en hoe die data tot stand zijn gekomen”, aldus Schäfer, die het geen probleem vindt dat Gouda een middelgrote gemeente is (circa 72.000 inwoners). “De items die in de gemeente Gouda spelen, zoals armoedebestrijding of woonoverlast, spelen ook in andere gemeenten. Ongeacht de grootte. Overigens doen we met de Datawerkplaats niet alleen ervaring op in Gouda, maar ook in de gemeenten Woerden, Almere en de provincie Zuid-Holland.”
‘Hoe ga je als gemeente om met Uber, Airbnb of met andere grote dataplatforms?’
Wat voor Mirko Schäfer het bijzondere aan deze Datawerkplaats is, is dat er ook een leer- en veranderprogramma bij zit, in combinatie met de universiteit. “Dat betekent dat het meer is dan een experiment. Wij kijken naar wat het betekent hoe er met data wordt omgegaan. Wat betekent dat voor de beleidsmedewerkers en wat betekent dat voor de politieke component? Dat doen we voor alle vier organisaties. Die ervaringen delen we ook met anderen die er gebruik van willen maken.”
De ervaringen waar Schäfer over rept, worden niet gegoten in onderzoeksrapporten. Dat gebeurt wel in de vorm van instrumenten. Een voorbeeld van zo’n instrument is DEDA (De Ethische Data Assistent), een door de Utrecht Data School gepubliceerde tool die organisaties kunnen gebruiken voor hun ethische besluitvorming. Een ander instrument laat, aan de hand van analyses, zien welke competenties in welke situaties nodig zijn. Meijer: “Die instrumenten bewijzen gelijk hun waarde en moeten voorkomen dat mensen eerst een rapport van veertig pagina’s moeten doorspitten.”
Samen organiseren
Het gezamenlijk optrekken van overheden (in dit geval gemeenten) en wetenschap, past goed in het straatje van samen organiseren. Dat vindt ook Martiene Branderhorst. “Het is allemaal mooi in lijn met samen organiseren. Natuurlijk, je kunt dit gaan doen met 355 gemeenten, maar de kans dat je dan verzandt in lange trajecten, is vrij groot. De andere kant is dat je het als gemeente ook niet in je eentje wil doen, maar bij voorkeur met een beperkt aantal andere gemeenten wil starten en het dan wil uitbouwen. Wat ook goed bij samen organiseren past, is dat wij de uitkomsten breed willen delen met andere gemeenten. In dat kader hebben we al gesproken met het A&O fonds, de organisatie die gemeenten helpt bij het verschil maken in de samenleving. Misschien is het een optie om een workshop te organiseren voor geïnteresseerde gemeenten. Het punt was dat wij graag wilden beginnen en we zien onderweg wel wat bij de Datawerkplaats past en wat niet. In Gouda is daar ook een belangrijke rol weggelegd voor de databrigadiers. Zij kijken welke experimenten in het land gaande zijn en welke aansluiten bij de Datawerkplaats. Ons streven is niet om het wiel opnieuw uit te vinden. Het enige dat wij tot nu toe niet zijn tegengekomen in het land, is de combinatie met onderzoek en de leer- en veranderstrategie. Misschien dat die er wel zijn, maar ik heb ze nog niet ontmoet.”
Ook de Datalabs ontberen de combinatie die Branderhorst noemt. “Het Datalab van Amsterdam bijvoorbeeld is een experimenteerruimte, waar gemeenten naartoe kunnen om te bekijken wat er gebeurt met data als het gaat om parkeerproblematiek of andere vraagstukken”, aldus Albert Meijer, die benadrukt dat de Datawerkplaats hiervan verschilt. “Zo’n Datalab is een mooie ‘speeltuin’, maar het staat buiten de organisatie. Bij ons gaat het specifiek om de organisatieontwikkeling. Ons perspectief is om de hele organisatie in transitie te krijgen. Een Datalab kan daar een rol in spelen, daar zullen we ook zeker naar kijken, maar het is niet onze primaire interesse.”
Maatschappelijke leeromgeving
Het zijn niet alleen wetenschap en overheid die elkaar gevonden hebben in de Datawerkplaats. Ook het onderwijs is inmiddels aangehaakt. Meijer is daar erg verheugd over. Wat hem betreft leidt het ook tot een andere wetenschappelijk benadering. “Op dit moment loopt een aantal studenten van ons rond bij de gemeente Gouda en houdt zich bezig met het thema woonoverlast in relatie tot open data. Zij kijken hoe de gemeente in elkaar zit, in al haar facetten. Voor mij is dat een goed beeld hoe wij de universiteit willen positioneren. Wij denken dat een maatschappelijke leeromgeving nodig is, waar je generieke en specifieke kennis creëert die direct relevant is voor Gouda en andere gemeenten en die ook leidt tot academische inzichten. Dat is wetenschappelijk een geheel andere benadering dan tot nu toe geldt. Nu is het vaak zo dat je je diploma bij de universiteit haalt en vervolgens in de praktijk leert hoe het echt gaat. Ook verschijnen resultaten van onderzoeken in publicaties, waarvan je weet dat het gros daarvan terechtkomt in één van de vele bureauladen. Binnen de academische wereld strijd ik voor meer maatschappelijk relevante wetenschap. Dat betekent: je handen vuil willen maken en ook terechtkomen in situaties die minder voorspelbaar zijn. Daar leren we veel van. Het is wel een route die binnen de universiteit met enige argwaan wordt bekeken. Bij voorkeur hebben wetenschappers nog de neiging om zich terug te trekken in afgesloten ruimten of grote datasets te analyseren in een volledig gecontroleerde omgeving.”
Ook Schäfer ziet de voordelen voor overheid, wetenschap én onderwijs. “Sowieso vergroot dit soort projecten de carrièrekansen voor studenten enorm. Eerder hebben wij met de gemeente Gouda een project gedaan op het gebied van inbraken en daar hebben niet alleen de gemeente en wij, maar met name de studenten veel van geleerd. Ik pleit er niet voor dat de hele universiteit op deze manier werkt, wat mij betreft is het volledig legitiem om ‘gewoon’ onderzoek te doen, maar ik pleit er wel voor dat de randvoorwaarden beter worden voor het soort onderzoek dat wij doen.”
Geleerde lessen
Sinds haar zoektocht naar de ‘andere’ kant van data begon, heeft Martiene Branderhorst een aantal dingen geleerd. Bijvoorbeeld hoe belangrijk het is dat de basis van data op orde moet zijn. Ze heeft ervaren dat daar nog flinke stappen te zetten zijn. “Als gemeente heb je te maken met een groot aantal partijen, zoals politie, GGD of Belastingdienst. Wat ik heb gemerkt is dat definities met betrekking tot terminologie vaak verschillen, waardoor data niet overeenkomen. Een ander ding dat ik heb geleerd heeft te maken met privacy, vaak een beladen thema. Privacy kan prima, als je het maar netjes en zorgvuldig regelt. Een ander punt is de verandering die plaatsvindt in de organisatie. Daar moet je echt de tijd voor nemen. Tot slot heb je in je organisatie ‘databrigadiers’ nodig die de intrinsieke motivatie moeten hebben om er vol voor te gaan. Ik kan het belangrijk en interessant vinden, maar je hebt echt alle mensen in je organisatie nodig. Allereerst de voorlopers.”
Ook Albert Meijer heeft in de afgelopen periode een aantal dingen geleerd. Met name de rol die het middenmanagement bij veel organisaties inneemt. “Wij zijn bij verschillende organisaties geweest waar de mensen op de werkvloer harstikke enthousiast waren, net als de mensen in de top van de organisatie. Toch lukte het vaak niet om aan de slag te gaan met een verandering ten aanzien van data. Vaak lag de oorzaak bij het middenmanagement. Die waren dan niet overtuigd, hadden andere prioriteiten of namen belangrijke tactische beslissingen die het proces in de weg stonden. De belangrijkste les die ik geleerd heb, is dat de hele organisatie mee moet in het proces.”
Meer informatie
Meer informatie over de Datawerkplaats? Neem contact op met Martiene Branderhorst, Albert Meijer of met Lotje Siffels, projectmanager Datawerkplaats.
Ook binnen VNG Realisatie is de dataficatie een belangrijk thema. Meer weten? Neem contact op met Fatiha Alitou, kennismakelaar datagedreven gemeenten bij VNG Realisatie.
Tijdens het VNG Realisatie Congrestival ‘samen organiseren: durf en vertrouwen’ op woensdag 13 maart, komt het onderwerp dataficatie en lokaal bestuur ruimschoots aan bod. Zo zal VNG Realisatie onder meer de resultaten van haar onderzoek naar gemeentelijke datalabs in Nederland presenteren.
Enkele dagen eerder, op donderdag 7 maart, houdt VNG Realisatie een separate meetup over gemeentelijke datalabs in Nederland. Deze zal plaatsvinden in Utrecht. Meer informatie volgt via de website van VNG Realisatie.
Inderdaad, een belangrijke les, het is cruciaal dat “de basis van data op orde [is].” Ook (juist?) als je – organisatie-overstijgend – hebt “te maken met een groot aantal partijen, zoals politie, GGD of Belastingdienst.” Zonder het zelf te beseffen, maakt Branderhorst, hopla, een Reuzensprong! Een basis-op-orde per aparte organisatie voldoet niet meer. De nieuwe, nu overkoepelende, infrastructurele basis moet op orde! Want Branderhorst heeft gemerkt “dat definities met betrekking tot terminologie vaak verschillen, waardoor data niet overeenkomen.” Zolang we de reuzensprong over het hoofd zien, komt de nieuwe basis – waar Branderhorst over spreekt – natuurlijk niet van de grond. Onmogelijk. Dan komen we ‘gewoon’ niet verder dan wat harmoniseren, rationaliseren etc. per aparte organisatie. Dan komen we niet voorbij interoperabiliteit.