Blog

Decentralisaties vragen om netwerk aanpak

In de drie decentralisaties stevent de overheid af op een publiek-private netwerkorganisatie. Voorwaar geen sinecure voor ambtenaren de komende jaren.

In de decentralisatie van taken in Jeugdzorg en AWBZ-begeleiding naar gemeenten stevent de overheid af op een netwerkorganisatie. De manier waarop overheden partijen aansturen, zal daardoor moeten veranderen.

In de drie decentralisaties (3D’s) stevent de overheid af op een publiek-private netwerkorganisatie. Een netwerkorganisatie is een samenstel van autonome organisaties die voor hun taakuitvoering van elkaar afhankelijk zijn. Dat de overheid zich meer en meer in netwerken begeeft, is uiteraard al een tijd gaande. Maar door de 3D’s wordt deze ontwikkeling versterkt. Zo wordt in verschillende gemeenten de inkooprelatie in het sociaal domein niet via een aanbesteding maar via een subsidie vormgegeven, bijvoorbeeld in Haarlem. Deze manier van werken is makkelijk en heeft meer oog voor de lokale werkgelegenheid. Maar subsidies zijn veel minder hiërarchisch en dus krijg je in plaats van marktsturing via contracten te maken met netwerksturing via subsidiebeschikkingen. Het nadeel van subsidies is dat je er geen prestaties mee kunt vorderen.

Een andere drijver van het ontstaan van de netwerkorganisatie is de energie die de overheid stopt in 3D-concepten als ‘eigen kracht’ en ‘voor elkaar zorgen’. Ook hier wil de overheid een beroep doen op anderen, zonder dat het daadwerkelijk dwingend kan zijn.

Netwerken hebben in tegenstelling tot markten of hiërarchische organisaties veel minder of zelfs geen verticale beslislijnen. Voorwaar geen sinecure voor ambtenaren de komende jaren. Ze zullen op gelijkwaardige basis moeten samenwerken met leveranciers die vechten om te overleven in een economische crisis. En met cliënten die, zo stel ik, vast zullen houden aan minimaal de huidige kwaliteit. Hoe krijg je als overheid sturende grip op deze netwerkkluwen? Zodat alle partijen dezelfde kant op bewegen en we over twee jaar niet alsnog met te hoge kosten en te lage kwaliteit blijven zitten.

Voor deze vraag ben ik in discussie gegaan met Lidwien van de Wijngaert. Zij is als Senior Onderzoeker verbonden aan de vakgroep Media Communicatie en Organisatie (MCO) aan de Universiteit Twente. Haar specialisatie is het onderzoeken van sociale netwerken. Ze werkte onder meer voor de commissie Cohen die onderzoek deed naar de ‘facebook-rellen’ in Haren.

Grip krijgen op een netwerk begint met een analyse van communicatielijnen, geldstromen, hyperlinks, vertrouwensrelaties en dergelijke tussen de organisaties in een netwerk of bijvoorbeeld tussen organisaties en burgers, aldus Lidwien. “Op die manier krijg je een beeld van de clusters in het netwerk, de centrale spelers en de verbinders of intermediairs in het netwerk. Als je weet hoe het netwerk in elkaar zit kun je als overheid sturing geven aan het netwerk. Zo is het logisch voor strategische vraagstukken intermediairs aan te spreken. Zij zorgen in een netwerk voor het bereik en de binding. Zij bepalen welke informatie en bijvoorbeeld welk geld, van welk cluster naar een ander cluster stroomt. Voor een inhoudelijke boodschap is het dan weer effectiever om je te richten op de organisaties die bijvoorbeeld in contact staan met de burger. Zeker als vertrouwen een rol speelt. Vaak kan de overheid veel beter het gesprek aangaan met een maatschappelijk instelling of het bestuur van een voetbalclub dan zelf in bijvoorbeeld het domein Jeugdzorg jongeren of ouders op te zoeken. Het gaat er om de juiste partij in de juiste situatie aan te spreken. Inzicht in welke partij welk rol speelt is daarbij essentieel.”


Als je weet hoe het netwerk in elkaar zit, kun je als overheid sturing geven aan het netwerk.

Lidwien is het met me eens dat het bij verandering van bevoegdheden en van allocatie van middelen binnen een netwerkorganisatie het niet ongebruikelijk is, dat de kwaliteit van eindproduct of dienst van die netwerkorganisatie ook verandert. En dus ook bij de 3D’s. Andere belangen, andere gesprekken, andere uitkomsten. Dit is natuurlijk geen nieuw geluid in de wereld van de 3D’s. Zo werd tijdens workshops georganiseerd door de zogenaamde Transitiebureau’s gesteld “De gemeente werkt vanuit een ander perspectief dan het zorgkantoor bij het inkopen van zorg. Dit leidt tot een ander type gesprek tussen zorgaanbieder en gemeente dan nu tussen zorgaanbieder en zorgkantoor.” Wat ik van haar wil weten, is hoe je er achter komt wat de beste netwerkconstellatie is voor de 3D’s? Eentje waarin alles en iedereen een beetje de goede kant op beweegt, gegeven al die belangen.

Lidwien: “Wat de goede kant is, is in eerste instantie een normatieve vraag die de landelijke en lokale politiek moet beantwoorden. De een vindt dat kinderen hun ouders in verpleeghuizen moeten helpen om zo de kosten te drukken. De ander vindt dat directeuren van verpleeghuizen die dat durven te zeggen wel eens wat minder mogen verdienen. Maar als er consensus is over wat de goede kant is, is het zaak om van daaruit in verschillende delen van Nederland 3D netwerkconstellaties in kaart te brengen. Om daarna elkaar in de tijd opvolgende effectmetingen te doen. Waar wordt het beleid naar tevredenheid van welke betrokkene gerealiseerd? Tegen welke inspanningen? Met welke budgetallocaties en soorten van overeenkomsten en contracten? Vervolgens vergelijk je de netwerkconstellaties met elkaar: welke werkte het beste in welke situatie? Op deze manier krijg je meer zicht op wat de beste netwerkconstellatie is en wat de beste manier is om dat netwerk te sturen. Overheden kunnen zich beter opstellen als regisseurs als ze het ideale plaatje kunnen vergelijken met de situatie zoals die werkelijk is.”

De gemeente Enschede heeft in het verleden al eens een eerste aanzet van zo’n onderzoek laten doen. Maar voor een volledig antwoord op mijn vraag zouden er nog een paar andere onderzoeken moeten worden gedaan. Van Lidwien begrijp ik dat er verschillende gesprekken lopen.
Meer weten? Lees dan de factsheets netwerken van burgers en organisaties van het onderzoek in Enschede, of neem contact met l.a.l.vandewijngaert@utwente.nl op.

  • Wolfgang Ebbers | 4 september 2013, 09:44

    Twee dagen na publicatie van bovenstaande las ik dit, ik wil het u niet onthouden: http://www.volkskrant.nl/vk… Ik realiseerde me dat de stelling “En met cliënten die, zo stel ik, vast zullen houden aan minimaal de huidige kwaliteit.” bepaald niet gewaagd was #mixedfeelings

    Dan maar een setje nieuwe stellingen, extra gewaagd om zo falsificatie te forceren: met de 3D’s ontstaat een spectaculaire groeimarkt voor de advocatuur. Deze dienstensector zal vervolgens in zijn eentje de Nederlandse economie uit het slop trekken. Kiezers zullen zich massaal realiseren dat dit komt door het huidige kabinetsbeleid. PvdA en VVD zullen spectaculair stijgen in de peilingen, de 4 jaar worden uitgezeten, waarna een 2e kabinetsperiode volgt.

  • Marije van den Berg (whiteboxing) | 5 september 2013, 14:21

    De links naar meer uitleg werken (bij mij in elk geval) niet, dus ik stel de vraag dan maar op basis van dit artikel.

    Ik lees “de beste netwerkconstellatie”. Wat staat daar nu eigenlijk? Wat moet ik me voorstellen bij zo’n analyse en wie velt dat waardeoordeel?

    Welke handelingsperspectieven biedt deze analyse voor de ambtenaar die vandaag op een of andere manier te maken heeft met de decentralisaties? En welke ruimte geeft hem dat, gesteld dat de decentralisaties nu juist bedoeld zijn om passende oplossingen op lokaal niveau te vinden. Met ieder zijn eigen beste netwerkconstellatie…

    Ook mis ik de notie dat netwerken niet statisch zijn, maar dat groei en beweging in de relaties inherent zijn aan netwerken. Wat volgens mij betekent dat die ‘beste netwerkconstallatie’ op zijn best al lang niet meer bestaat zodra je hem hebt onderzocht (en dus niet zo veel zin heeft) en op zijn slechtst stilstand afdwingt (wat niet kan, maar vast wel perverse prikkels oplevert).

    Het artikel intrigeert en irriteert tegelijkertijd :)

  • Wolfgang Ebbers | 6 september 2013, 15:05

    Beste Marije,

    Je stelde ons een aantal vragen. Lidwien en ik hebben ze gemakshalve in twee groepen verdeeld over het handelingsperspectief dat een netwerkonderzoek biedt en over het dynamische karakter van een netwerk.

    Allereerst het handelingsperspectief. Het mooie van netwerk onderzoek is dat je het op allerlei verschillende niveau’s van detail kunt uitvoeren. Op hoog niveau kun je de samenwerkingsrelaties tussen organisaties in kaart brengen. Je kunt echter ook de relaties op afdelingsniveau of zelfs tussen personen in kaart brengen. Hoe lager het niveau, hoe meer detail (en hoe meer werk). Ook kun je op de lijnen alles zetten wat je informatie geeft: werkt samen met, communiceert met, heeft vertrouwen in, heeft een hekel aan, geeft geld aan, verleent diensten aan. Netwerk onderzoek geeft de vrijheid om, afhankelijk van je doel, een bepaald niveau of insteek te kiezen.

    De resultaten van een dergelijk onderzoek laten zien waar de intermediairs zitten, wie de gatekeepers zijn, wie de ster in het netwerk is en wie de outsiders zijn. Waar is het netwerk dicht, en waar is het juist leeg? Zijn er bepaalde clusters te onderscheiden? Dit zijn de “netwerk constellaties” waar ik eerder over sprak.

    Door deze netwerk constellaties te koppelen aan een oordeel over hoe goed (of slecht) het gaat in een gemeente of organisatie krijg je inzicht in wat sterke en zwakke constellaties zijn. Op basis van die inzichten kun je sturen in het netwerk.

    Een voorbeeld. Stel je ziet dat de activiteit in een netwerk zich aan de ene kant van het netwerk bevindt. Tegelijk zie je dat je ambtenaren zich met hun relaties richten op de andere kant van het netwerk. Dan is er iets mis. Het handelingsperspectief is dat je dan als ambtenaar wellicht andere relaties zou moeten aanknopen. Een netwerk onderzoek geeft inzicht in welke relaties dat dan zijn. Daarmee is een netwerkonderzoek vaak een startpunt om te praten over hoe een betere toekomst er uit zou kunnen zien.

    Je hebt helemaal gelijk als je zegt dat netwerken niet statisch maar dynamisch zijn. Je zou dan ook enorm veel kunnen leren van hoe het netwerk in bijvoorbeeld een gemeente zich ontwikkelt naar aanleiding van de decentralisaties. Worden de verbindingen hechter? Ontstaan er (nieuwe) clusters? Vallen bepaalde partijen uit het netwerk? De vraag is dan: hoe hangen de veranderingen in het netwerk samen met de effectiviteit en efficiëntie van bijvoorbeeld de jeugdzorg. Daaruit kun je leren welke netwerk verbindingen van cruciaal belang zijn. Die verbindingen kun je dan (als ambtenaar) met extra zorg omringen.

    Je zegt dat je bang bent dat netwerken te snel veranderen om iets zinnigs te doen met de resultaten van een onderzoek. Ik denk dat dat wel meevalt. Natuurlijk is de werkelijkheid veranderd zodra je het onderzoek hebt uitgevoerd. Het is echter niet zo dat alles de hele tijd maar anders is. Je hebt niet van de ene op de andere dag een heel nieuwe set vrienden.

    Tot slot… ik denk je het mooiste compliment hebt gegeven dat je een blogger kan geven: tegelijk irriteren en intrigeren. Daar kan ik het weekeinde wel mee in :-)

  • Tom van Doormaal (Overbetuwe) | 11 september 2013, 10:32

    Mijn vraag is een andere. Waarom denken jullie dat je netwerken zou kunnen of zou moeten sturen? Dat lijkt me eerlijk gezegd een ambitie voor een adhd-overheid.
    Als je geen rechten meer verdeelt, maar alleen nog aanspraken, is de noodzaak om te sturen er dan nog?
    Ik ben wat verward door dit verhaal. Ik geloof niet zo erg in dit soort social engineering. Netwerken, die gestuurd worden door de overheid? Brr… Mijn overbuurman moet naar het ziekenhuis en zijn vrouw durft niet te rijden, dus vraagt onze hulp. Ik ben blij dat ik daarover nog als burger en buurman zelf mag beslissen, zonder inmenging.

  • Tom van Doormaal (Overbetuwe) | 28 oktober 2013, 10:40

    Slaagde ik er in alleen te irriteren? Het valt me op dat er geen reactie volgt op mijn simpele vraag over de sturingsambitie.
    Volgens mij is het niet consistent om eerst hosannah te roepen over de autonomie van de burger in netwerken en vervolgens te kijken hoe je als overheid je sturingsambitie via netwerken kunt bevredigen.
    Misschien moet het ook wel anders. Als de ICT wordt gebruikt in marktprocessen, dan moet het mogelijk zijn dienstverlening te koppelen aan een “rating” door de afnemers. Dat zou een transparante markt opleveren en een democraische revolutie zijn. Als we ergens vanaf moeten, dan wel van de verdeeldheid, onderlinge strijd en gebrek aan kwaliteit op de markt van welzijn en geluk.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren