Digicommissaris Bas Eenhoorn: “Ik heb altijd leuke dingen mogen doen”

Hij zit er pas sinds 1 augustus en zijn staf van vijftien mensen is geworven en nog maar net aan de slag. De parlementaire onderzoekscommissie ICT-projecten maakt kanttekening bij zijn kansen om zonder doorzettingsmacht een generieke digitale infrastructuur voor de e-overheid tot stand te brengen en zijn werkveld werd vorig jaar in een rapport omschreven als pupillenvoetbal zonder regie en samenhang. Welkom in de wereld van Digicommissaris Bas Eenhoorn.

Bas Eenhoorn: “Kijk, als je met macht wordt bekleed en je krijgt een zak vol geld, dan is het allemaal niet moeilijk, dat weet ik.” (Beeld: Lex Draijer/De Beeldredaktie)

De Digicommissaris is nog op zoek naar geschikte huisvesting en ondertussen tijdelijk gehuisvest in de kantoorkolos van het ministerie van BZK. Op de achttiende verdieping sleutelt Bas Eenhoorn aan het ‘Digiprogramma’, zijn marsroute naar het realiseren van de digitale overheid, waarvan hij de contouren begin 2015 wil presenteren.

Leuk, zoveel aanmoedigingen van de buitenwereld?

“Ik zie dit niet als iets wat vervelend is. Ik heb nooit een opdracht gehad waarvan van tevoren werd gezegd: ha joh, wat gezellig, da’s makkelijk. Bij alle klussen die ik in mijn leven heb gehad moest er altijd wat gebeuren of worden opgelost.” Met lichte ironie: “Ik ben vier keer achter elkaar waarnemend burgemeester geweest omdat er wat te doen was, verstoorde verhoudingen en zo, dus ik heb altijd leuke dingen mogen doen… Deze opdracht is eigenlijk de kroon op wat ik tot nu toe heb gedaan. Kijk, als je met macht wordt bekleed en je krijgt een zak vol geld, dan is het allemaal niet moeilijk, dat weet ik. Hier moet je juist overtuigen, iedereen over zijn eigen schaduw heen laten springen.”

Hoe ziet u zelf uw opdracht?

“We moeten iets bouwen waar we allemaal iets aan hebben, de basisregistraties op een goede manier onderhouden, koppelingen kunnen aanbrengen, identificatie en authenticatie op een behoorlijke manier regelen. Het zijn stuk voor stuk essentiële onderdelen om die generieke digitale infrastructuur te laten werken. Dat vind ik een heel mooie uitdaging. We zijn hier druk bezig om te kijken hoe we een Digiprogramma gaan organiseren en welke prioriteiten we daarbij moeten stellen. Financiën en governance zijn daar onlosmakelijk mee verbonden en hebben topprioriteit.”

De commissie Elias zet vraagtekens bij uw rol als Digicommissaris.

“Waar ligt nou precies de knip tussen ICT-projecten, waar de commissie Elias terecht een kritisch rapport over heeft geschreven, en de opdracht van de Digicommissaris? Dat kun je niet helemaal met een schaartje knippen. Ik houd me bezig met de generieke onderwerpen, de zaken die de digitale dienstverlening voor de ‘BV-Nederland’ mogelijk maken en die nodig zijn om de digitale overheid als geheel te laten werken. Immers, de digitalisering van de samenleving trekt zich niets aan van organisatiegrenzen en de institutionele verhoudingen.”

Ik begrijp wel dat de commissie Elias het wat cynisch heeft opgeschreven; zo van wat wordt dat allemaal met die Digicommissaris

“De sturing en beheersing van ICT-projecten, de bedrijfsvoering van het Rijk, al die dingen waar het rapport van de Kamercommissie over gaat zijn een ander onderwerp. Ze sluiten wel aan op het werk van de Digicommissaris en het kan ook niet zonder elkaar. Want het is prachtig als we een digitale infrastructuur hebben, maar als daarachter niet een behoorlijk bedrijfsproces is ingericht hebben burgers en bedrijven er ook niets aan. Dus ik begrijp wel dat de commissie Elias het wat cynisch heeft opgeschreven; zo van wat wordt dat allemaal met die Digicommissaris, wat levert dat op? Je zag overigens dezelfde reactie op hun voorstel voor een Bureau ICT-toetsing (BIT). Daarvan wordt dan ook onmiddellijk gezegd: alweer een bureautje erbij, wat gaat dat opleveren?”

Is eID een ICT-project of generieke infrastructuur?

“Daar zie je dat die dingen elkaar raken. Het gaat hier om een essentieel deel van de digitale infrastructuur, er is een nationaal belang mee gemoeid. Aan het eID-stelsel moet snel worden gebouwd. eID is dan ook een van de prioriteiten in het Digiprogramma dat het Nationaal Beraad zal opstellen.”

Wat is er volgens u nodig om duidelijkheid te krijgen over hoe eID eruit gaat zien?

“Onder eID valt straks ook eHerkenning, daarmee kunnen bedrijven zich identificeren en authenticeren. En de burger doet dat nu via DigiD. Dat valt straks samen onder het eID-stelsel. Dus vind ik dat je even goed moet nagaan wat eigenlijk de behoefte is van het bedrijfsleven, net zo goed als dat geldt voor de behoeften van de burgers. Wat willen die precies als het gaat om hun digitale legitimatie? Aan de andere kant heb je particuliere organisaties en bedrijven die al vérgaand, bijvoorbeeld samen met banken, een behoorlijk dicht identificatie- en authenticatiesysteem hebben ontwikkeld. Het zou heel raar zijn als je daar niet naar kijkt. Je moet nagaan wat je daarvan kunt leren en wat zo’n systeem de overheid kan opleveren. Moet je bijvoorbeeld zover gaan dat je het publieke middel koppelt aan private systemen als bankkaarten of mobiele telefoons? Niet iedereen is ervan overtuigd dat je een publiek middel samen met het bedrijfsleven kunt doen omdat je daar een publieke taak hebt. De een zegt nee; dit is een publieke verantwoordelijkheid, een publiek middel, dus dat moet helemaal vanuit de overheid worden georganiseerd en geregeld. Er is een andere stroming die zegt dat we niet alleen hebben te leren van wat de ervaring in het bedrijfsleven is, maar we zouden ook gek zijn als we niet proberen dingen met elkaar te combineren. Waarom zou je een bankpas en de ontwikkelingen daarin niet combineren met de manier waarop een burger zich identificeert voor een stukje dienstverlening van de overheid?”

Als de overheid ervoor kiest om het allemaal zelf te gaan doen ga je dus voorbij aan alles wat er buiten de overheid op dit punt al is geïnvesteerd en ontwikkeld en succesvol wordt gebruikt.

“Ik heb geen principiële redeneringen. Ik wil ervoor zorgen dat de afwegingen op een goede manier op tafel komen, zodat er adequate besluitvorming over kan plaatsvinden. Denk aan vragen als: hoever zijn we binnen de overheid, hebben we voldoende deskundigheid in huis, krijgen we het op tijd voor elkaar als we het zelf doen en wat betekent dat voor wat er tot nu toe al ontwikkeld is of zou het zo kunnen zijn dat we veel sneller en goedkoper uit zijn als we dit samen met het bedrijfsleven gaan ontwikkelen? Hoe kunnen we als overheid onze verantwoordelijkheid blijven dragen als we het samen met het bedrijfsleven doen of – als we dat niet doen – toch behoorlijk tempo blijven maken en desinvesteringen voorkomen?”

De voorzitter van de Algemene Rekenkamer, Saskia Stuiveling, waarschuwt voor een drama als 403 gemeenten autonoom de informatiearchitectuur van het sociale domein gaan inrichten.

“Er is begrip bij de gemeenten dat er zaken zijn van algemeen belang die je niet anders kunt doen dan gestandaardiseerd op dezelfde wijze. Dat hun autonome positie niet wordt verminderd door dat te accepteren is nog niet bij alle gemeenten gemeengoed, dus daar moet nog wel wat zendingswerk voor gebeuren.”

Meent u dat nou? Dit is toch steeds aan de orde als het om het inrichten van de e-overheid gaat en gemeenten zich moeilijk schikken in het feit dat de digitale infrastructuur een keten is die de hele overheid omvat en niet alleen hun stukje?

“Gemeenten hebben wel meer de indruk dat hun autonomie wordt ingeperkt. Ik was ooit lid van een commissie die de VNG moest adviseren over autonomie van gemeenten. Onze conclusie was toen dat de autonomie van gemeenten recht overeind staat en zelfs steeds groter wordt als het gaat om een groot eigen terrein waar ze zelfstandig over kunnen beslissen. Ze krijgen juist een steeds grotere positie in de hele maatschappelijke ontwikkeling.”

Het geld wordt uit potjes bij elkaar gesprokkeld. Dat moet anders

“Kijk naar de decentralisatieoperatie. Ook in de digitale wereld mogen ze hun eigen bedrijfsvoering inrichten, we hebben alleen wel een paar vaste afspraken; het loopt via de digitale infrastructuur die we gezamenlijk hebben vastgesteld en daar moeten we ook gezamenlijk de financiële verantwoordelijkheid voor dragen.”

Hoe financier je die generieke digitale infrastructuur? U hebt geen geld.

“Met de pet rondgaan bij gemeenten werkt niet. Er moet een bedrag komen van alle gemeenten samen ter ondersteuning van deze ontwikkeling. Komend voorjaar komt de VNG met voorstellen hoe ze hun aandeel daarin denken te leveren en ik moet zorgen dat ook anderen dat doen. Ik zie ook dat heel veel structurele zaken die nodig zijn om de generieke digitale infrastructuur in stand te houden of verder te ontwikkelen nu uit beleidsgeld worden gehaald. Dus dat is helemaal geen structureel geld. Dat wordt uit potjes bij elkaar gesprokkeld en daaruit wordt dan bijvoorbeeld DigiD in de lucht gehouden. Dat moet anders. Net zo goed als we structurele financiering voor fysieke wegen vanzelfsprekend vinden, moet het dat ook zijn voor de generieke digitale infrastructuur. En het kabinet moet daarvoor zorgen, samen met andere overheden en uitvoeringsorganisaties. Dus dat betekent dat ik de taak heb om tot financiële voorstellen te komen met al degenen die aan de tafel van het Nationale Beraad Digitale Overheid zitten. Dat is ook weer een fantastische uitdaging, want de één vindt dat de minister van Financiën maar gewoon een begrotingspost moet neerzetten en de ander zegt dat we moeten gaan beprijzen naar gebruik, dus zoveel van de Belastingdienst en zoveel van de uitvoeringsorganisaties.”

De commissie Elias vindt dat u de organisatie van de rijksoverheid rondom ICT zou moeten vereenvoudigen door schrappen en samenvoegen. Gaat u dat doen?

“Jazeker, we hebben al een eerste inventarisatie gemaakt. En die reikt verder dan de rijksoverheid. We kwamen tot een stuk of vijftig overleggen die met allerlei dingen bezig zijn, soms dezelfde. Het wiel wordt tien keer uitgevonden en dat gaan we dus stroomlijnen. In beginsel proberen we dat allemaal in het Nationaal Beraad of in een van de regieraden die daaronder komen te hangen onder te brengen. Zo heeft het College Standaardisatie zich opgeheven en wordt de bevoegdheid van het College overgeheveld naar het Nationaal Beraad.”

Als de digitale overheid niet goed van de grond komt is dat uw verantwoordelijkheid?

“Dat is een te simpele voorstelling van zaken. Ik ga alleen maar over de generieke digitale infrastructuur, ik stimuleer dat die voor elkaar komt. Ik neem verantwoordelijkheden van betrokkenen niet over, ik zorg voor samenhang, sturing op de prioriteiten en een ordentelijk besluitvormingsproces richting de Ministeriële Commissie. En ik zit de lui achter de broek die, tegen de afspraken in, hun zaken niet voor elkaar hebben.”

Wie is er dan verantwoordelijk volgens u?

“Nou, bijvoorbeeld als het gaat om de vraag of een organisatie goed aansluit op de generieke digitale infrastructuur, dan is dat de verantwoordelijkheid van die organisatie zelf. Of neem eID. De stuurgroep eID moet zorgen dat dat zaakje voor elkaar komt. Mijn rol is dat ik kijk of dat gaat lukken, of er bottlenecks zijn. Dat betekent dat als men niet tot zaken komt ik binnenkort mijn verantwoordelijkheid moet nemen en dan rapporteer aan de Ministeriële Commissie, het kabinet dus, wat er nodig is om die stuurgroep wél resultaat te laten halen of dat verantwoordelijkheden op een andere manier moeten worden belegd. Dat is mijn verantwoordelijkheid: om aan te jagen, te stimuleren en te regisseren, maar ik neem niet de feitelijke verantwoordelijkheid over.”

Maar wat kunt u nog meer dan verleiden en overtuigen?

“Ik kan escaleren naar de Ministeriële Commissie en daar adviseren wat ze volgens mij zouden moeten beslissen.”

U heeft geen doorzettingsmacht, maar het kabinet is uw grote broer?

“Zo is dat!”

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren