Steeds meer Nederlanders laten hun stem horen op straat maar vooral ook online. Daarbij wordt ook wel eens gebruikgemaakt van desinformatie en online opruiing, wat kan leiden tot verstoring van de openbare orde en veiligheid. Wat kun je als overheid daartegen doen? En hoe bedreigend voor de democratie zijn die verontwaardigde online massa’s eigenlijk?
Beeld: Barry Hage
In Den Haag ontbreekt het aan duidelijkheid wat je wel en niet mag doen als gemeente om online opruiing tegen te gaan, en in de gaten te houden wat voor digitaal activisme er allemaal plaatsvindt. Want mag je überhaupt wel mensen continu online monitoren? Het lijkt toch heel erg voor de hand liggend om als gemeente de openbare orde en veiligheid te bewaken via openbare online bronnen zoals Twitter en Facebook? Driekwart van de Nederlandse gemeenten gebruikt dan ook online monitoringstools, aldus onderzoek van NHL Stenden.
Op dit moment ontbreekt het aan een wettelijke basis voor het monitoren van de online-activiteiten van burgers, concludeerde de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) onlangs, naar aanleiding van een Utrechtse online gebiedsverbod. Inmiddels heeft de minister van BZK toegezegd om samen met de minister van JenV hiervoor een juridisch kader op te stellen. Maar dit laat nog wel even op zich wachten, aldus de VNG. In de tussentijd is er wel een aantal handreikingen uitgekomen die overheden ‘handelingsperspectief’ bieden tegen desinformatie en boze opruiende burgers online.
Nieuwe democratische revolutie
Maar hoe erg is het eigenlijk dat steeds meer mensen hun mening laten horen, zowel op straat als op social media en websites? Moet je daar als overheid wel zo bang voor zijn? Volgens Rudy van Belkom, onderzoeker aan de Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT), en auteur van het boek Alive and Clicking – Er is hoop voor de democratie, is er momenteel een democratische revolutie gaande, die grotendeels online plaatsvindt. “Als je het nieuws volgt krijg je het beeld dat jongeren afhaken bij de politiek”, legt Van Belkom uit. “Tegelijk zijn ze echter bij de ene na het andere protest betrokken. Er is dus een kloof tussen maatschappelijke betrokkenheid en politieke participatie. Digitale technologieën kunnen deze kloof mogelijk dichten.” Mensen die online activistisch zijn, voelen zich vaak niet gehoord via andere kanalen, stelt hij. “Als je beter naar ze luistert, hoeven ze ook niet zo hard te schreeuwen.”
In iBestuur Magazine #42 vertelt hij over de Zonnebloem-beweging in Taiwan. In plaats van social media te gebruiken, waar de schreeuwers overheersen, koos Taiwan voor een alternatief: Polis. Op dit platform komen niet de extremen bovendrijven, maar juist de consensus. “Met digitale tools als Polis gaan we weer terug naar een democratie waar echt iedereen kan meepraten, zoals het ooit in Athene begon bij de oude Grieken”, stelt Van Belkom. “Hierin kun je mensen inspraak geven op allerlei niveaus, van discussies met stakeholders, meepraten over wetsvoorstellen tot alleen maar meestemmen.
Platformdemocratie
Ook Jasper Zuure, senior adviseur bij de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB), vindt dat de huidige kanalen niet meer toereikend zijn voor mensen om invloed en controle uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Voor de ROB stelde hij twee essaybundels samen over verontwaardiging en digitalisering: #WOEST en Doen, durven of de waarheid. Volgens hem zitten we nu in de tijd van de platformdemocratie, waarin mensen zich ad hoc, spontaan en vluchtig organiseren op platforms rondom onderwerpen en niet louter toeschouwer zijn. “Reguliere verkiezingen vormden van oudsher het kanaal voor de boosheid van burgers om de politieke besluitvorming te beïnvloeden. Maar de komst van social media heeft ervoor gezorgd dat massa’s zich anders organiseren. Je kan bijvoorbeeld veel makkelijker handtekeningen verzamelen voor een burgerinitiatief of mensen mobiliseren bij een referendum. Dit roept de vraag op of er nieuwe kanalen nodig zijn.”
Lees het hele artikel het nieuwe iBestuur Magazine dat 8 april verschenen is.