Blok passeert op wezenlijke punten de aanbevelingen van de Commissie Elias, in het bijzonder waar het om het BIT gaat. Zijn reactie is van een hoog 'pappen en nat houden'-gehalte.
Blok passeert op wezenlijke punten de aanbevelingen van de Commissie Elias, in het bijzonder waar het om het BIT gaat. Zijn reactie is van een hoog ‘pappen en nat houden’-gehalte. Er blijft een tandeloze papieren tijger over, terwijl het hier toch gaat om een curieus fenomeen dat ons naar verluidt jaarlijks miljarden kost.
Hoewel het Kamerdebat over het rapport van de Commissie Elias niet tot veel optimisme aanleiding gaf, zullen velen met mij met belangstelling hebben uitgekeken naar de reactie van het Kabinet. Die is er inmiddels in de vorm van een brief van 30 januari jongstleden van 35 bladzijden van de minister voor Wonen en Rijksdienst Blok. De inhoud is niet onverwacht van een hoog “pappen en nat houden” gehalte. Moeizaam leesbare teksten, sleetse eufemismen als zouden cultuur en werkwijze van het Rijk niet altijd bijdragen aan voldoende sturing op ICT-projecten, onhandige statements als zouden mislukkingen inherent zijn aan het eenmalige en vernieuwende karakter van een belangrijk deel van ICT-projecten en het rapport Elias zelfs aanleiding zijn om de ingezette koers door te ontwikkelen en te verbeteren. Kortom, ambtelijke mandarijnentaal in optima forma die alleen daarin al verschilt van het rapport Elias want, of je het er nu mee eens bent of niet, leesbaar en overzichtelijk is dat wel.
Dwingend oordeel
Belangrijker echter is dat Blok op wezenlijke punten de aanbevelingen van de Commissie Elias passeert. Dat geldt in het bijzonder voor het pièce de résistance daarvan, te weten het BIT (Bureau ICT-toetsing). Op de door de Commissie voorgestelde positionering daarvan bij het ministerie van Algemene Zaken valt staatsrechtelijk het nodige af te dingen en dat gebeurt dan ook met overtuiging. Het door Blok aangereikte alternatief kan echter minder overtuigen.
Ter vergelijking. De Commissie stelt een tijdelijke autoriteit voor. Een kleine slagvaardige organisatie met onafhankelijk denkende en werkende experts die op basis van hun kennis snel kunnen beoordelen of een project kans van slagen heeft. Alle projecten van de Rijksoverheid vanaf vijf miljoen moeten worden beoordeeld en mogen alleen worden gestart als het BIT het licht op groen zet. De oordelen van het BIT zijn dus dwingend. De Commissie acht het daarom van belang dat het BIT een zodanig onafhankelijke positie krijgt dat het op voldoende afstand van de vakdepartementen staat om objectief te kunnen oordelen en adviseert het BIT, dat een wettelijke status moet krijgen, bij het ministerie van Algemene Zaken onder te brengen.
Forse kritiek
Blok, wiens reactie naar eigen zeggen mede is gevoed door het bedrijfsleven (en deze lezer kon zich op diverse plaatsen niet aan de indruk onttrekken dat dat inderdaad zo is), wil met het BIT naar eigen zeggen het bestaande CIO-stelsel versterken. Hij kiest met het oog daarop voor onderbrenging van het BIT bij zijn eigen ministerie onder verantwoordelijkheid van de CIO-Rijk. Hoe zo’n BIT onafhankelijk zou kunnen opereren, valt zonder veel aanvullende toelichting slecht te begrijpen. De keuze van Blok is bovendien opmerkelijk omdat de Commissie forse kritiek uitte op de rol van de CIO-Rijk waar het gaat om het beter beheersen van ICT-projecten terwijl ook Blok zelf tijdens zijn verhoor door de Commissie niet de indruk wekte dat laatste als een van zijn beleidsspeerpunten te zien. Daar komt bij dat het de CIO-Rijk, onder wiens verantwoordelijkheid het BIT nu dus gaat vallen, naar eigen zeggen mankeert aan doorzettingsmacht terwijl van een wezenlijke versterking van diens positie uit de brief van Blok niets blijkt. De CIO-Rijk wordt dan wel hoofd van het BIT en krijgt er een kenniscentrum bij, maar waarom dat zou bijdragen aan een betere beheersing van ICT-projecten is niet duidelijk. Dat geldt trouwens ook voor de door de Commissie wenselijk geachte borging van de onafhankelijkheid van het BIT. Blok onderschrijft die opvatting maar volstaat vervolgens met de opmerking dat hij bij de uitwerking van het BIT maatregelen zal treffen om de kwaliteit en onafhankelijkheid daarvan te borgen. Waar de nu door hem gekozen positionering van het BIT juist vanuit die laatste invalshoek bezien veel vragen oproept, is die “toezegging” wel heel erg mager…
Tanden ontbreken
Die scepsis wordt niet minder nu uit de brief van Blok bovendien blijkt dat het niet blijft bij een sterke devaluering van de positionering van het BIT maar ook van de status van haar oordelen. De departementale CIO’ s die, mogen we Blok geloven, beslissen over het al dan niet doorgaan van projecten, dienen het oordeel van het BIT daarbij “expliciet” mee te wegen. Het BIT-oordeel, betiteld als “een gemotiveerde uitspraak over de risico’s en slaagkans van een project”, vormt slechts “input voor de besluitvorming op het ministerie” als aanvulling op de eigen analyse van de departementale CIO. Altijd toetsen vanaf 5 miljoen wordt al evenmin nodig geacht.
De gedachte tanden van het BIT zijn met deze exercitie in hoog tempo getrokken. Wat rest is een tandeloze papieren tijger met een klapperend kunstgebit.
Ongetwijfeld kunnen er tegen de door de Commissie voorgestelde positionering en rol van het BIT staatsrechtelijke en andere juridische bezwaren worden aangevoerd maar het gaat hier wel om het grip krijgen op een curieus fenomeen dat ons naar verluidt jaarlijks miljarden kost. Recht is dienend en geen doel op zich. Als een betere positionering van het BIT daarom niet kan dan moeten de regels maar worden aangepast. En, laten we wel wezen, regels worden door de overheid voor wel minder aangepast. Waar een goede wil is, is een weg. Kennelijk is die wil er eenvoudig niet en zijn we, het vele werk van de Commissie ten spijt, even zo vrolijk snel terug bij af. En dat is meer dan jammer….