Podium

‘Gestandaardiseerde informatievoorziening is cruciaal’

Vrijwel iedereen is er van doordrongen dat er iets moet veranderen met de manier waarop wij omgaan met milieu en energiebronnen. Toch wordt er in het debat en in beleidsstukken geen aandacht besteed aan het informatievraagstuk van de energietransitie. Dat terwijl een gestandaardiseerde informatievoorziening cruciaal is voor de juiste inzichten en een goede besluitvorming.

Beeld: Pixabay/mrganso

Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan het Akkoord van Parijs (2015) om de temperatuurstijging te beperken. De Europese Unie heeft besloten om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Om de doelstellingen van Parijs te halen, staat in Nederland onder meer een Klimaatwet op stapel en wordt het Nationaal Energieakkoord (voorzien in de zomer van 2018) opgetuigd. Het geeft sectoren een heldere doelstelling waaraan op de langere termijn voldaan moet worden.

Een van de hoofddoelen van dat Energieakkoord is alle huizen uiterlijk in 2030 af te sluiten van het aardgas. Die twee miljoen woningen krijgen isolatie en elektrische warmtepompen, een duurzaam warmtenet in de wijk, een all-electric oplossing, of een oplossing die nog niet bekend is. Als voorzitter van de klimaattafel maakt Diederik Samsom afspraken met bedrijven en andere belanghebbenden. Veel partijen zullen meerjarig betrokken worden bij planvorming en de realisatie van afspraken. Tot nu toe wordt in de meeste beleidsstukken geen aandacht besteed aan het informatievraagstuk van de energietransitie. Dat is jammer, want om te zorgen voor de juiste inzichten bij alle betrokkenen en een goede besluitvorming, is een gestandaardiseerde informatievoorziening van essentieel belang.

Grote risico’s

Alle actoren in het energiedomein regelen nu hun eigen informatievoorziening. Er wordt daarbij samengewerkt, bijvoorbeeld om de energiemarkt te faciliteren en informatie over de netwerken in de ondergrond te verstrekken aan grondroerders. Dat kan de indruk geven dat de sector voldoende zelfredzaam en capabel is om in de energietransitie de juiste informatie te leveren aan alle stakeholders. Wij zien echter grote risico’s als de huidige situatie, waarin geen duidelijke regie en samenwerking is op het standaardiseren van de informatievoorziening, blijft voortbestaan.

Verschillende ‘waarheden’ bestaan naast elkaar: illustratief is dat er inmiddels zes informatieportalen (van onder meer Rijkswaterstaat, RVO en de netbeheerders) zijn ontstaan, die alle (deels overlappende) energie-informatie verzamelen en beschikbaar maken voor hun stakeholders. De kwaliteit van deze gegevens is niet altijd vast te stellen. Ook loopt de actualiteit uiteen. De behoefte aan informatie is evident, maar afstemming tussen deze partijen heeft nog maar marginaal plaatsgevonden, zodat op verschillende plaatsen een eigen ‘waarheid’ is te vinden. Het risico van verschillende waarheden is dat de besluitvorming, uitvoerbaarheid en monitoring van maatregelen, leidt tot verkeerde besluiten en niet-effectieve uitvoering van de afspraken.

Inhoudelijke knelpunten lossen niet vanzelf op: om het energieverbruik in de gebouwde omgeving te bepalen, is informatie per bouwblok (groep van gelijksoortige woningen) nodig. Nu gebeurt dat vaak op het niveau van postcodes, waar verschillende typen woningen en soms zelfs utiliteitsbouw en woningen deel van uitmaken. De resulterende energiecijfers worden dan een ratjetoe. Wat hier verder speelt is dat energieverbruik geregistreerd wordt per aansluiting en dat ruimtelijke analyses vaak plaatsvinden met data van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG). Een verbinding van aansluitingen en BAG-id zou vanzelfsprekend moeten zijn, maar bestaat nog niet. Het risico hiervan is dat het bijvoorbeeld in een gemeente lastig is om per wijk te bepalen wat het huishoudelijk verbruik is en dat kengetallen, zoals energieverbruik per m2, niet goed genoeg bepaald kunnen worden voor energiemodellering.

De kikkers in de kruiwagen krijgen en houden: het aantal stakeholders is groot, met een grote verscheidenheid aan belangen en relaties. Nieuwe stakeholders betreden het speelveld, bijvoorbeeld gemeenten en lokale opwekkers van duurzame energie en woningcorporaties. Nieuwe vragen komen op, waarbij opvalt dat op lokaal niveau de energievoorziening en de ruimtelijke inrichting sterk verweven zijn. De kans dat relevante stakeholders in dit dynamische speelveld zonder een vorm van regie in het juiste tempo tot een goede informatiekundig voorziening komen, is ons inziens vrijwel uitgesloten. Dit werd unaniem onderschreven door tientallen vertegenwoordigers van aanbieders (onder meer CBS, PBL, RVO, netbeheerders) en gebruikers (onder meer VNG, IPO, adviseurs) van energiedata tijdens de workshop over energiedata op de vierde Datadag van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 15 maart jongstleden.

Privacy en vertrouwelijkheid: veel relevante gegevens in het energiedomein zijn persoonsgebonden of verbonden aan bedrijfsbelangen. Dat beperkt het gebruik, terwijl een deel van deze gegevens relevant zijn voor het sturen van de energietransitie. Het is belangrijk werkwijzen te ontwikkelen die gebruik mogelijk maken zonder dat de privacybescherming van burgers en bedrijven wordt aangetast.

Bovenstaande voorbeelden laten zien dat de gegevens momenteel onvoldoende toegankelijk zijn, te weinig eenduidig zijn, en niet systematisch en duurzaam worden verzameld om beleid rond energie en klimaat en de uitvoering en monitoring daarvan op een goede manier te ondersteunen.

Samenwerking en regie

Door samenwerking onder regie ontstaat een gestandaardiseerde informatievoorziening energietransitie. Hiermee wordt een kansrijke basis gelegd voor een adequate ondersteuning en versnelling van de ambities rond energie. Regie zorgt ervoor dat de samenwerking bewust gestuurd wordt, zodat de nodige afspraken tussen bijvoorbeeld bronhouders en vragende partijen gemaakt worden. Dat betekent dat energieplannen en monitoringsprogramma’s van gemeenten en provincies dezelfde uitgangspunten gebruiken en altijd optelbaar zijn tot landelijke cijfers, dat de kwaliteit van transitieplannen voor de gebouwde omgeving omhoog gaat, de plannen realistischer en geloofwaardiger worden en dat goede besluitvorming en monitoring op een adequate wijze ondersteund wordt. Het gaat op hoofdlijnen om de volgende aspecten.

a) Gegevens koppelbaar en optelbaar maken
De voor de energietransitie essentiële informatiegegevens zijn afkomstig uit verschillende bronnen. Daarom is het nodig definities op elkaar af te stemmen, gegevens te harmoniseren en koppelbaar te maken, met ‘locatie’ als ideale koppelsleutel. Het is evident dat de opgave niet het opbouwen van een nieuwe informatievoorziening is, en zeker niet het ontwikkelen van een centrale database. Maar de vraag is hoe informatie die her en der beschikbaar is optimaal benut kan worden. Uiteraard dienen de gegevens betrouwbaar, actueel, en nauwkeurig te zijn. Dit speelt des te sterker naarmate nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden in het energie- en klimaatveld.

b) Samenwerking van deskundigen en bronhouders
Om de gegevens koppelbaar en optelbaar te maken en te houden is het noodzakelijk dat deskundigen en bronhouders goed samenwerken, gericht en onder een helder mandaat. Regie op de samenwerking is noodzakelijk. Er kan nuttig gebruik gemaakt worden van opgebouwde kennis en ervaring rond de ontwikkeling van de basisregistraties. De basisregistratie en de nationale geo-informatiestructuur zijn belangrijke basisbestanden voor de energietransitie. Zo kan gebruik gemaakt worden van de Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) en de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), die de belangrijkste (locatie) koppelsleutels voor het energiedomein bevatten. Procesmatig kan worden geleerd van de totstandkoming van de BGT zodat het vereiste tempo kan worden gegarandeerd en geen ‘megalomaan ICT-project’ ontstaat.

Een gestandaardiseerde informatievoorziening voor de energietransitie vergt samenwerking onder regie. Wij achten het van groot belang dat er regie genomen wordt op rijksniveau. Ook achten wij het wenselijk om in het Klimaatakkoord een paragraaf over informatievoorziening op te nemen. Die paragraaf geeft een impuls aan een doelmatige aanpak en biedt handelingsperspectief.

Actie!

Onze bevindingen worden gedeeld door experts van onder andere Alliander, Kadaster, IPO, RVO, CBS en SVBBGT met wie we de afgelopen periode intensief hebben gesproken over het onderwerp. Mede namens hen hebben we aan Ed Nijpels, voorzitter van het Klimaatberaad, een appel gedaan een brede opdracht te verstrekken om de informatievoorziening energietransitie gezamenlijk op zetten. Wij komen graag in actie om de energietransitie te laten slagen!

Rob van de Velde, Paul Padding en Leen van Doorn zijn werkzaam bij Geonovum, respectievelijk als directeur, procesmanager maatschappelijke thema’s en adviseur energietransitie

  • Jan van Til | 14 juni 2018, 21:53

    Ja …, “[g]estandaardiseerde informatievoorziening is cruciaal.” En minstens zo cruciaal is, mijns inziens, de vraag waaròp informatie gestandaardiseerd dient te worden. Een wezenlijke vraag die in dit artikel helaas onbeantwoord blijft. Wezenlijk, want standaardisatie kost nu eenmaal vrijheidsgraden en moet dus heel zorgvuldig en weloverwogen tot stand komen! Anders raken we van regen in drup.

    Ik heb, overigens, wel het idee dat de term “informatievoorziening” wat ongelukkig is gekozen. We zitten niet zozeer te springen om een bepaalde standaardisatie van informatievoorziening, maar om houtsnijdende standaardisatie van organisatie-van-informatie – infrastructuur dus – als duurzame basis onder voorziening-van-informatie

    Verderop in het artikel stellen de auteurs onomwonden dat “het nodig [is] definities op elkaar af te stemmen, gegevens te harmoniseren en koppelbaar te maken, met ‘locatie’ als ideale koppelsleutel.” Dat laatste, “met ‘locatie’ als ideale koppelsleutel”, ervaar ik als een nodeloos olifantenpaadje dat geo-ers graag en heel gemakkelijk nemen. Jammer, want dat leidt maar zo tot geo-verheerlijking en verduistert daarmee zicht op andere, minstens zo valide ‘ingangen’. Een duurzame en veel evenwichtiger oplossing gloort aan de horizon, denk ik, wanneer ook andere ‘ingangen’ hun rechtmatige plaats onder de zon toegewezen krijgen.

    Nog even weer terug naar de vraag daarnet: waaròp informatie te standaardiseren. Goed doordacht antwoord op die vraag zal, naar mijn idee, van grote invloed zijn op de houding en het denken van de auteurs m.b.t. bijvoorbeeld harmonisatie en vereiste regie. Harmonisatie gaat, onontkoombaar, gepaard met verlies van informatie – verlies van nuances, waarin voor de afzonderlijke partijen vaak doorslaggevende betekenis-tot-trefzekere-actie ‘verpakt’ is. Oei …. En dan ‘regie’. Dat woord komt maar liefst acht keer voor in het artikel. Wat zou de invloed op de vereiste regie zijn van een goed doordacht antwoord op de vraag waarmee ik mijn reactie begon? Enne … zou er dan nog behoefte aan “optellen” zijn (wat dat ook maar is)?

    “Het is evident dat de opgave niet het opbouwen van een nieuwe informatievoorziening is, en zeker niet het ontwikkelen van een centrale database.” De (ham)vraag is hoe we de verschillende kerkjes middels nieuwe los-vaste verbindingen in de verschillende dorpjes laten staan. Dat lukt al sinds jaar en dag met een eenvoudig maar uiterst krachtig hulpmiddel: een scharnier. Plaats een scharnier tussen de “informatiegegevens […] afkomstig uit verschillende bronnen” en maak zo de weg vrij voor zoiets als infostructuur. Cruciaal!

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren