Data en ai
Podium

Het stimuleren van de economie

Dat aansprekende smart city-toepassingen veelal te vinden zijn in metropolen als New York of Tokio en wij hier geen steden van dergelijke omvang hebben hoeft geen beletsel te zijn. Wie niet groot is moet slim zijn. Bijvoorbeeld door in niches actief te worden of cross-overs tussen sectoren te realiseren.

Frank van Oort, hoogleraar Stedelijke en Regionale Economie aan de EUR en Brian Benjamin, programmamanager smart city van de gemeente Den Haag.

“Ik ben echt iemand van de praktijk,” begon Brian Benjamin zijn voordracht over ‘Smart The Hague’. Theorieën over ethiek, de rol van de burger en data-architectuur zijn allemaal geweldig, vond de programmamanager smart city van de gemeente Den Haag, echter ‘tot je een toepassing moet implementeren’.

In de anderhalf jaar dat hij nu betrokken is bij de materie had hij geleerd dat het qua smart city nog ‘vrij conceptueel’ is. “We zijn nog niet zo ver. Veel verder dan pilots komen we nog niet.” Benjamin wist dat van zeventig pilots in Amsterdam er maar vijftien daadwerkelijk in productie waren gekomen.

Den Haag doet niet aan pilots. “De allerslechtste manier om iets te realiseren, meestal omdat er onvoldoende geld of draagvlak is.” Benjamin kijkt liever of wat zich elders al heeft bewezen in Den Haag meerwaarde oplevert (hij reist er de hele wereld voor over) en voert het zo mogelijk meteen in. Niet dat de Hofstad geen eigen ideeën heeft. Maar om van plan naar implementatie te komen is ‘onwijs lastig’. Vier van de vijf plannen blijven steken in de planfase. “Iemand gaat weg, er is geen budget, er is geen draagvlak.”

De relativerende lessen die anderhalf jaar programmamanagement hem hebben geleerd ondermijnen zijn geestdrift niet. Gedreven door een krimpende lokale economie en een aanzienlijk meer dan gemiddelde werkloosheid kiest Smart The Hague voor een economische benadering. Zo moeten smart city-toepassingen het vestigingsklimaat voor bedrijven verbeteren en deze ook helpen slimme technologie, die daar in redelijk ruime mate aanwezig is, winstgevend te maken.

Bedrijven, kennisinstellingen (TU Delft, TNO, Leidse Universiteit) en burgers spelen daarin allemaal een rol. En alle aspecten van de slimme stad krijgen aandacht. “Niet alleen mobiliteit of duurzaamheid. Je kunt alleen integraal slim zijn.” Smart governance, smart environment, smart people, smart living, smart mobility: het draagt allemaal bij aan en is voorwaarde voor smart economy. Benjamin gaf meteen een paar voorbeelden van ideeën die op knelpunten stuiten. Bij smart environment bijvoorbeeld ligt het inruilen van fossiele brandstoffen voor duurzame energie voor de hand. Diverse Haagse bedrijven doen aan warmte-koudeopslag. “Dat willen we uitrollen, maar is heel kostbaar.”

Grote veranderingen in de wereld inspireren tot smart city-toepassingen. Daarop heeft de overheid niet altijd invloed. Binnen die grote veranderingen wel op technologische ontwikkelingen, betoogde Benjamin. Zoals het massale gebruik van sociale media en apps, mobiele connectiviteit, big data, open data, internet of things, alle tezamen vormen ze een ‘economisch transitieplatform’.

Hij verwacht veel van het internet of things. Met behulp van sensoren fysieke zaken in kaart brengen en het gebruik daarvan monitoren kan veel voordeel opleveren. Elke Haagse gemeenteauto heeft een sensor, waarmee het rijgedrag kan worden gemeten om dat vervolgens te verbeteren, dat wil zeggen zuiniger te maken. Alle openbare verlichting wordt nu elke vier weken fysiek geïnspecteerd. Sensorgedreven beheer kan daar besparing opleveren. Datzelfde geldt voor glas- en papierbakken. Ook hier weer een kanttekening: de politiek. Benjamin zou de 60.000 Haagse lantaarnpalen wel willen ‘verslimmen’, maar: “Welke wethouder scoort met efficiënter lantaarnpaalbeheer?” Hij is nu in gesprek met een partij die de investering mogelijk wil voorfinancieren en dan in vijftien jaar uit de besparingen kan worden terugbetaald.

Benjamin noemde zich iemand van de praktijk. Praktijkgericht opereren kenmerkt zich dan door simpele logica en relatief bescheiden maatregelen. Zoals startups stimuleren door ‘bijna gratis’ werkruimte aan te bieden. Of gaten tussen onderwijsaanbod en bedrijfsbehoeften zelf opvullen door samen met het UWV werkzoekenden in drie maanden te trainen tot app-ontwikkelaar. Of drie nummerplaat-scanauto’s inzetten die twintig handhavers overbodig maken en vier tot vijf miljoen euro extra parkeerinkomsten realiseren.

Hij vindt het nog te vroeg om van successen te spreken. “We zijn anderhalf jaar bezig. Ik creëer alleen maar voorwaarden. We doen dingen voor 2040.” En dat is dus niet eenvoudig. “Wat wordt de grootste concurrent van de taxi: Uber of de zelfrijdende auto?” Benjamin stelde de vraag zonder er antwoord op te geven. Wel dacht hij dat het aantal parkeerplaatsen met tachtig procent omlaag kan omdat straks de auto’s efficiënt altijd onderweg zijn. “We kunnen parkeergarages slopen. Het aantal parkeerplaatsen per woning verlagen. Daar moeten we in de planning rekening mee houden.”

In deze tweede bijeenkomst van de mastercourse zorgde prof. dr Frank van Oort, buitengewoon hoogleraar Stedelijke en Regionale Economie in Rotterdam, voor een follow-up over de Maasstad, die in de eerste sessie haar smart city-bezigheden had toegelicht. ‘Rotterdam als Smart Urban Region’ had Van Oort zijn voordracht gedoopt en deze meteen maar als ondertitel ‘De arbeidsmarkt als Achilleshiel van de Rotterdamse economie’ meegegeven.

Dat aansprekende smart city-toepassingen veelal te vinden zijn in metropolen als New York of Tokio en wij hier geen steden van dergelijke omvang hebben hoeft geen beletsel te zijn. Wie niet groot is moet slim zijn. Bijvoorbeeld door in niches actief te worden of cross-overs tussen sectoren te realiseren. Samenwerking tussen middelgrote steden, van elkaar leren, een agglomeratie vormen biedt ook mogelijkheden. Een stad die twee maal zo groot wordt wint vijf procent aan productiviteit.

In Rijnmond, betoogde Van Oort, zijn meer sectoren die marktaandeel verliezen dan sectoren die hun aandeel vergroten. Daarbij komt dat een groot deel van de beroepsbevolking laag is opgeleid. De vraag is of er voldoende kennis en vaardigheden zijn om in de smart economy te werken. Van Oort dacht van niet en constateerde tevens dat de overheid daar weinig invloed op heeft. “Het onderwijs bepaalt waarvoor het opleidt, bedrijven vragen de opgeleiden.” Zijn advies (zie Den Haag met zijn app-ontwikkelaars): Voorzie er als regio zelf in.

Buiten het lage opleidingsniveau signaleerde Van Oort nog iets wat Rijnmond zijn achilleshiel bezorgt. Hij haalde de Amerikaanse econoom Enrico Moretti aan over hoogopgeleiden. Voor elke hoogopgeleide zijn volgens Moretti vijf mensen nodig voor ondersteunende diensten als schoonmaak, catering en transport, aldus Van Oort, die voor Rotterdam had berekend dat het hooguit een halve arbeidsplaats extra zou betekenen. Het verschil zat hem in de verschillende wijzen van berekenen. Natte vinger versus secuur. Een initiatief tot correspondentie met Moretti zag Van Oort onbeantwoord. Hoogopgeleiden een baan geven in Rijnmond zou, aldus zijn conclusie, geen oplossing zijn voor de regionale arbeidsmarkt.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren