Hoe moeten de nieuwe Tweede Kamer en regering opereren voor een optimale, onontkoombare digitale toekomst en hoe wordt de nieuwe vaste Tweede Kamercommissie voor Digitale Zaken een succes? We vroegen het aan drie experts in de wetenschap, maatschappij en politiek: Natali Helberger, Arie van Bellen en Chris van Dam.
Beeld: ANP/iBestuur
Op welke wijze krijgt de vaste Tweede Kamercommissie voor Digitale Zaken grip op ICT-ontwikkelingen bij de overheid en samenleving?
Natali Helberger, hoogleraar Informatierecht aan de UvA: “Kennis, kennis en kennis! Gebrek aan kennis nu is het grootste probleem, niet enkel van technische kennis maar ook van de maatschappelijke, ethische en juridische gevolgen van digitalisering. Niet elke parlementariër hoeft een techneut te zijn, maar je moet wel begrip krijgen van de grote rol van AI, algoritmes en data. Zo’n commissie is heel goed, maar de kennis in de hele Kamer zal moeten toenemen.
De Kamercommissie moet toegang hebben tot een netwerk van experts die meehelpen bij de voorbereiding van politieke besluiten. Want het veld is zo enorm groot. Ik ben eerder uitgenodigd voor een hoorzitting over robots, met andere experts. Ik kreeg goede vragen. Het niveau is gelukkig hoger dan bij de hoorzittingen met big tech in Washington. In Duitsland is al eerder ingezet op vergroting van digitale kennis in parlement en bestuur.”
Van Bellen: “Een groot kennisgat over digitalisering teistert Nederland, zowel aangaande technologie als de maatschappelijke gevolgen. Er moet veel meer onafhankelijke informatie beschikbaar komen voor duiding in alle belangrijke dossiers. Want de interactie met technologie, vooral door invloed van data en AI, brengt een enorme dynamiek. Dat maakt het ook complex, want ook bijvoorbeeld een zorgwoordvoerder is klant van de commissie Digitale Zaken.
Hoe is die horizontale beweging georganiseerd gericht op betere besluitvorming? Bijvoorbeeld de ordening van datacenters waar nu gemeenten de grote nationale belangen niet meewegen. En scholen die gedwongen worden zelf keuzes te maken in de pandemie, er is geen nationale infrastructuur of plan, ze moeten het zelf uitvinden; in de zorg idem dito.
En welke bewindspersoon is dan aansprakelijk voor die commissie? Afgelopen jaren was EZK coördinator, BZK en J&V leidden mee. Maar digitalisering raakt alle departementen diepgaand; neem dossiers als klimaat, de pandemie en veiligheid. De samenleving is verticaal georganiseerd, maar wat zijn de horizontale raakvlakken met bijvoorbeeld grondrechten en AI-toepassing?”
Het is nu te veel ad-hoc bemoeienis, vaak in een te laat stadium
Van Dam: “De grote uitdaging is het bijeenbrengen van politiek en ICT-wereld met elk eigen kennis en terminologie. De ICT-sector draagt verantwoordelijkheid om zich open te stellen, om haar werk begrijpelijk en toetsbaar te maken; het parlement om zich te verdiepen in die wereld. Dit is het probleem van de hele samenleving. De meeste Nederlanders weten geen bal van wat zich onder de motorkap van al die fraaie apparatuur afspeelt, zoals je kunt zien in een film als The Social Dilemma.
Geen detailkennis maar in- en overzicht voor iedereen, want een parlement vol nerds is geen volksvertegenwoordiger meer. En eerder en vaker experts van buiten betrekken, zoals we voor de commissie Justitie en Veiligheid Lineke Sneller van Nyenrode inschakelden om een analyse naar de digitalisering van de strafrechtketen te maken.”
Hoe kan de Kamer zelf betekenisvol ICT-projecten bewaken?
Helberger: “De les van de mislukte projecten is vooral dat de politiek in een eerder stadium moet nadenken over de doelstellingen en hoe die te bereiken in relatie tot de huidige organisatie. Ook het meetbaar maken van het bereiken van deze doelstellingen; hoe weten we wanneer een ICT project een succes is, en wie trekt aan de bel als dat niet zo is?
Het is nu te veel ad-hoc bemoeienis, vaak in een te laat stadium. Succesvolle controle is ook afhankelijk van de ondersteuning. Democratische controle is nodig vanwege besteding van veel belastinggeld, maar ook gezien de groeiende maatschappelijke effecten. Zeker als er uitbesteding plaatsvindt, of wanneer je sterk afhankelijk bent van grote leveranciers.”
Van Bellen: “De politiek moet leidend durven zijn in het herstellen van de relaties met leveranciers in betere modellen. Grootste zorg is de samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Leveranciers hebben het verknald met alle mislukte of duurder uitgevallen projecten, ook veroorzaakt door kennisgebrek bij overheden zelf.
Dus moeten we tot een ander model komen, tot gezamenlijke ontwikkeling met nieuw vertrouwen in leveranciers, maar ook actieve deelname van kennisinstellingen die technologieontwikkeling stimuleren en toetsen. Ik ben groot voorstander van living lab-concepten. Daar is Nederland nu te spastisch in. Besloten diners met CEO’s en hoge bestuurders is nog altijd de norm, maar gooi dat open! In het verlengde daarvan verbeter je ook de inkooprelatie aanzienlijk.”
Van Dam: “Een vaste commissie zal veel beter grip houden. Op veel ICT-vragen kwam moeilijk of te versnipperd antwoord. Zo kregen we van drie verschillende ministers brieven over toepassing van kunstmatige intelligentie, in steeds andere commissies. Dat is zottenwerk. De nieuwe vaste commissie krijgt ook een staf die ICT-kennis op langere termijn opbouwt.
Bij alle projecten kom je met drie eenvoudige vragen al ver:
1) Zijn de processen die je gaat digitaliseren op orde?
2) Wordt ICT in de top geleid, ook met strakke bewaking tegen eindeloze toevoeging van nieuwe wensen?
3) Is innovatie geborgd; ben je voorbereid op een nieuwe digitale werkelijkheid?
Ik controleer intensiever, zoals niet regeringsbrieven afwachten maar bijvoorbeeld met CIO’s en audit-comités gaan praten. De overgang naar scrums is voor controle over een langere termijn een ramp, omdat steeds weer na sprintjes aanpassingen plaatsvinden. Als het uit de pas loopt met ICT-projecten dan spinnen die leveranciers daar garen bij met meerwerk. Ze moeten meer risicodragend deelnemen.”
Waarheen leidt de weg tot 2025?
Helberger: ‘De coronacrisis heeft ons gedwongen om digitalisering te versnellen, maar we moeten de toekomst strategisch in eigen hand nemen. Welke digitale infrastructuur wil Nederland beheren, en in welke mate willen we afhankelijk zijn van big tech? Wij communiceren nu via Microsoft, Google en Zoom en niet via een Nederlands platform. We moeten onafhankelijke digitale infrastructuur hebben, zeker voor AI, en investeren in kennis en talent die ten goede komen aan eigen bedrijfsleven en overheden. Het is niet voldoende erop in te zetten dat Europa alles oplost, we moeten ook in Nederland investeren in technologieontwikkeling. Die grote visie ontbreekt. Zie het ad-hocbeleid met de coronamelder en het vaccinatieprogramma.”
Van Bellen: “We eten de soep van de datasamenleving nu met een vork. We zijn aan het platformiseren met groeiende afhankelijkheid van Amerikaanse big tech en Chinese hard- en software. Europa heeft drie opties: de concurrentie van Amerika en China kapot reguleren; zelf enorm innoveren om op min of meer gelijke voet te komen; of aan de randen van hun technologie met eigen diensten waarde toevoegen.
Leveranciers hebben het verknald met alle mislukte of duurder uitgevallen projecten
Een minister voor Digitale Zaken? Nee, digitalisering moet bij alle ministeries kerncompetentie worden, dus ook ván alle ministers. In 2025 zal er nooit meer kabinetsberaad zijn zonder digitale kwesties. Vooral de afstemming tussen alle terreinen zal visie vragen, met het grote accent op datadelen. Privacybescherming is belangrijk, maar slechts een onderdeel in een groter geheel. Het gaat in 2025 wellicht veel meer om het behalen van toegevoegde waarde in vruchtbare samenwerking. Daar wil ECP de politiek de weg in helpen vinden.”
Chris van Dam: “Komende regeringsperiode komt er eindelijk oog voor de enorme maatschappelijke gevolgen van technologie, vooral voor maatschappelijke sturing in AI- en datagebruik.
Kunnen we als mensen ons nog digitaal soeverein tot elkaar verhouden of sturen de big five steeds meer ons leven? Ik vind dat de overheid en burger een stuk moeten terugpakken, bijvoorbeeld met individueel eigendom over eigen data. Daarin schiet de AVG tekort. Daardoor is de verhouding tussen verstrekking van persoonsgegevens en afname van diensten volledig zoek. In het terug veroveren van de menselijke relaties is een enorme slag te voeren. Verhoudingen burger-techconcerns moeten echt anders.”
Natali Helberger is hoogleraar Informatierecht aan de UvA. Zij publiceerde recent over Platformmacht, over AI en samenleving en de invloed van deepfakes.
Arie van Bellen is oprichter-directeur ECP en adviseur van de tijdelijke commissie Digitale toekomst.
Chris van Dam is vertrekkend Kamerlid voor het CDA en voorzitter van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.