De ICT-sector heeft net zo'n imagoprobleem als de financiële sector. Men vindt elkaar zakkenvullers of incompetent. Er moet een cultuur komen waarin meer informatie wordt gedeeld.
“Verschil van mening dat moet kunnen”, zei ABN Amro Commissaris Rick van Slingelandt bij het verlaten van de hoorzitting. Hij zei de ‘ontstane emotie’ te ‘betreuren’ maar vond de salarisverhoging ‘een juiste beslissing’. De aanwezige Tweede Kamerleden liet hij in verbijstering achter. ‘Stuitend’ vond GroenLinks-Kamerlid Jesse Klaver de antwoorden en ‘wilde niet weten in wat voor universum de ABN-topman leeft’. Klaver vertolkte de mening van het volk.
De financiële sector mag dan wel vooruitgang hebben geboekt met het centraal stellen van de klant, het beeld van de bankier bij de gemiddelde Nederlander houdt het midden tussen ‘De Prooi’ en ‘The Wolf of Wall Street’. De banken hebben ons in de financiële crisis gestort en zijn daarna op kosten van de belastingbetaler gered is het algemene credo. Terwijl de overheid en toezichthouders medeschuldig zijn aan de crisis moet de financiële sector het ontgelden. De politiek vertolkt de maatschappelijke verontwaardiging. De publieke commotie over een loonsverhoging wordt extra uitvergroot en hoog opgenomen.
De Tweede Kamer besprak ook de onregelmatigheden bij ICT-aanbestedingen. Door het onderzoek van de commissie Elias en Zembla uitzendingen ligt de ICT-sector onder vuur. Kamerlid Kees Verhoeven vertrouwt de ICT-bedrijven niet en roept de minister op meer afstand te nemen van ICT-bedrijven. Het onderlinge vertrouwen tussen de overheid en de ICT-sector is al lange tijd niet goed. De overheid vindt ICT-bedrijven zakkenvullers. De ICT-bedrijven vinden de overheid incompetent op ICT-gebied. Het komt er op neer dat de overheid tekort schiet als opdrachtgever en ICT-bedrijven onvoldoende invulling geven aan hun zorgplicht.
Overheid en ICT-bedrijven hebben ieder hun eigen werkelijkheid. Het kan zijn dat alle lichten bij de overheid op groen staan terwijl bij het bedrijf enkele lichten op rood staan, bijvoorbeeld van de marge. Dat is belangrijke informatie, want niemand heeft iets aan een wurgcontract. Waarom worden die dashboarden niet gedeeld? Er moet een cultuur komen die het delen van dit soort informatie beloont in plaats van bestraft. Teveel regels kunnen averechts werken. We moeten meer vertrouwen geven, in plaats van minder.
De financiële sector en de ICT-sector hebben een imagoprobleem. Beide moeten het geschonden vertrouwen terugwinnen. Door alleen gesprekken, regels en beloften gaat dat niet lukken. Het gaat er om dat ‘wat je zegt, wat je doet en wat je laat zien’ in balans zijn. Goed handelen moet altijd centraal staan. Dat is handelen vanuit vakmanschap, de klant centraal stellen en echt toegevoegde waarde leveren. Als je elkaar met respect behandelt en de klant en het maatschappelijk belang echt centraal stelt, dan hebben we het niet meer over een salarisverhoging voor bestuurders of een bezoek aan een skybox.
Klinkt natuurlijk als een prachtig pleidooi. Het gaat echter gewoon om geld. En waarom ook niet.
De boeken over ABNAMRO bevatten nauwelijks iets dat we al niet jaren wisten, en niets dat niet reeds jaren voor de meeste banken op gaat. En dan zullen we het over de hypotheekmarkt maar niet eens hebben.
Alle bijval voor deze boeken is dan ook tamelijk misplaatst en tekent vooral de oppervlakkigheid van de publieke opinie.
Merkwaardig daarbij is de roep om een ‘nutsbank’, waarbij men zakenbank ABNAMRO als voorbeeld noemt. Waarbij men lijkt te vergeten dat Nederland tot nog niet zo lang geleden reeds over een dergelijke nutsbank beschikte – nl. de Postgiro – totdat de overheid in zijn wijsheid besloot deze te privatiseren tot Postbank. Als de politiek een nutsbank overwoog dan had men deze beter terug kunnen halen van de ING, tot voor kort óók al in staatshanden. Gelet op de tot heden bestaande interne cultuurverschillen aldaar niet eens zo onrealistisch.
Feit is wél dat telkens opnieuw blijkt dat de overheid onvoldoende in staat is tot sturing. Iets dat dus zoals gezegd ook bij de doorgaande privatisering- en decentralisatietendens tot uitdrukking komt, niet alleen bij overheids-ICTprojecten.
Op beslissende momenten heeft men nagelaten sturingsmiddelen in te bouwen, danwel daarvan passend gebruik te maken In veel gevallen is de overheid van rijks- tot op gemeentelijk niveau onvoldoende bekend met eigen wet- en regelgeving. Van bestaande en komende ‘Claw back’-regelgeving horen we weinig.
In eerdere onderzoeken naar overheidsprojecten is geconstateerd dat het m.b.t. de overheidsopdrachtgever ontbrak aan ‘accountability’.
Er kan alleen verantwoordelijkheid zijn indien er daarop passende bevoegdheden worden gegeven. Maar het omgekeerde gaat óók op : er kan alleen bevoegdheid zijn indien er daarop passende verantwoordelijkheden van toepassing zijn.
Dat raakt aan de kern van onze rechtsstaat. Wellicht nuttig om in dat kader het rapport van de enquêtecommissie-Van Traa nog eens na te lezen. Van 20 jaar geleden.
Veel woorden, maar op de keper beschouwd is een overheidsproject weinig anders dan het kopen van een brood. Je zegt wat je hebben wilt en je betaalt daarvoor, maar als je thuis komt met iets dat je niet bevalt ligt het óf aan jezelf, óf je gaat verhaal halen bij de bakker.
Dat heeft maar weinig te maken met vertrouwen, maar alles met geld.
Stelt u zich eens voor dat u in de tijd kunt terugreizen naar het verre verleden, op magische wijze de taal leert van de dan levende Neanderthalers (zeg “Neander-taals”) en vervolgens de opdracht meekrijgt om aan een Neanderthaler uit te leggen hoe een smartphone werkt. Voordat u nu verder leest: probeer het u eens echt in te beelden: hoe legt u dat nou uit aan iemand die niet weet wat internet is, een computer, maar ook ‘glas’ en ‘knopjes’ – sterker nog: die van ons hedendaagse wereldbeeld helemaal niets (kan) begrijp(t)(en).
Het gaat dan ook helemaal niet om ‘onhandige overheden die geen opdracht kunnen geven’ en ook niet om ‘grof graaiende ICT leveranciers’. Het gaat om complexe materie, kennisintensieve materie, die specialisatie vereist (aan zowel opdrachtgevende als opdrachtnemende kant) en die communicatie lastig maakt omdat we nu eenmaal te maken hebben met verschillende specialisaties (anders hadden we elkaar immers niet nodig!) en verschillende wereldbeelden.
Natuurlijk gaat het om geld. Maar daar is niets mis mee. We slagen er met z’n allen (een ‘incidentele’ crisis daargelaten) toch al eeuwen in om zakelijk met elkaar om te gaan. Het gaat echter vooral om begrip, om kennis en wel degelijk (ook) om vertrouwen.
Reality check: laten we eens stoppen met naar elkaar te wijzen, laten we ons eens realiseren dat complexe projecten (ICT, een tramtunnel, een straaljager, een snelle trein) nu eenmaal kennisintensief zijn, veel verschillende specialisten vereisen die gegijzeld worden door de schijnzekerheid van metersdikke contracten maar die het uiteindelijk toch vooral SAMEN moeten doen en waarmaken. En later we daar nou eens op gaan sturen.