Ook in Denemarken overschreden grote ICT-projecten vaak het budget. Door bedrijven en overheden te stimuleren gebruik te maken van het zogenoemde K03-contract gebeurt dat nu niet meer. Tijdens iPoort van 11 april gingen diverse sprekers in op de relatie tussen overheid, bedrijfsleven en burgers tijdens grote ICT-projecten.
Europarlementariër Marietje Schaake (D66) wil voorkomen dat ICT-projecten uit de hand lopen door het delen van kennis, onderwijs en een mentaliteitsverandering bij de overheid. Wanneer een project faalt, moeten de betrokkenen verantwoording afleggen. Maar dat is achteraf. Vooraf moet de overheid een ‘geïnformeerde beslissing’ kunnen nemen, door gebruik te maken van de kennis van experts, universiteiten (academia) en hackers.
Door de tijd heen is gebleken dat de overheden op de achtergrond zijn geraakt en niet meer veel te zeggen lijken te hebben over het verloop van ICT-projecten. Daarom pleit zij ervoor dat bij ieder project wordt gekeken naar de samenstelling van de ‘multistakeholders’: is iedereen goed vertegenwoordigd? Ook de samenleving? Zo kun je fouten voorkomen en krijgt de overheid haar ‘relevantie’ terug. En over Nederland zegt zij: “In tijden van crisis moet je juist investeren, meer transparantie creëren en zorgen voor goed techniek-onderwijs. Voor jongens én meisjes.” Schaake ziet graag meer nerds in het (Europees) parlement; pas dan kun je ICT-projecten pas goed volgen en de revolutie waar we middenin zitten goed beoordelen.
Tom Holsøe is adviseur van de Deense regering. Ook in Denemarken liepen grote ICT-projecten uit de hand. Daarover verschenen dan weer lijvige rapporten met ontelbare aanbevelingen. Omdat Denemarken een pragmatisch land is, zegt Holsøe, kunnen projecten sinds 2013 gebruik maken van één standaard: het K03-contract.
Een eis daarin is dat je een project zo moet inrichten dat het op elk moment gestaakt kan worden. Iedere betrokkene heeft het recht dat te doen, zonder dat daar juridische consequenties aan zitten. Holsøe: “We gaan uit van de idee ‘fast to failure’ of ‘als je gaat mislukken, doe het dan maar snel.’ Zo leer je van je fouten. Dat betekent ook dat je tijdens een project moet gaan ingrijpen als je merkt dat je het niet op tijd gaat afkrijgen. Ga je je business goals halen? Blijf je binnen het budget? Het ontwikkelingsteam kan het beste de voortgang beoordelen. En iedereen mag de stekker eruit trekken.” Ook de Deense regering zelf heeft het recht een groot ICT-project onderweg te stoppen. Zij ziet in dat als ze dat niet zou doen dat leidt tot een (politiek) schandaal.
Alex Brenninkmeijer, de Nationale Ombudsman, vreest dat de burger in ICT-projecten in het geheel niet betrokken of in beeld is. Terwijl alles draait om het vertrouwen van de burger. Een overheid moet zich afvragen: kan de burger het project vertrouwen en wat vertrouwt hij dan? Wat is de positie van de burger? Brenninkmeijers grote zorg is dat de burger in de systemen waar hij mee te maken heeft (belastingen, toeslagen, uitkeringen) altijd een outsider is. En als het fout gaat, wordt de burger gestraft. Brenninkmeijer: “Op zich ben ik blij met de digitale dienstverlening van de overheid. Zo kan ik om middernacht nog zaken regelen. Maar heel veel mensen kunnen helemaal niet omgaan met de nieuwe technologieën. Bovendien zijn systemen top down gemaakt, waardoor de burger eigenlijk geen rol speelt. Dat gaat ten koste van de transparantie. Het lijkt wel een samenzwering tegen de burger, zo ervaart die dat. Bij de ontwikkeling van ICT bij de overheid moet de samenleving betrokken worden, pas dan krijg je een voor mensen bruikbare interface. De techniek achter die interface doet er dan niet zoveel toe voor de burger.”
Joost Visser werkt bij de Software Improvement Group met een instrument dat gebaseerd is op de ISO-standaard voor softwaresystemen. “We nemen een kijkje in de software van een bedrijf of overheid en meten hoe het werkt, afgezet tegen de ISO-standaard. We meten dan niet het project zelf, maar het product. Dat geeft een compleet nieuw perspectief op dat soort systemen. Wat zijn ze aan het bouwen, wat is de technische status. Zo ontdekken we vroeg in een project wat en waar het fout gaat of kan gaan.”
En hoe moet je de burger dan betrekken, als overheid?
Volgens Tom Holsøe is dat eenvoudig: “Concentreer je op de business value. Als de burger je systeem niet gebruikt, waarom zou je het dan maken? Wie heeft er baat bij de status quo? Er is één Deens systeem waar alle informatie van een Deense burger inzit: medische gegevens, belastingen, de school van de kinderen, je leningen. Hij heeft zelf zeggenschap over die gegevens. Het interface is eenvoudig te gebruiken. En trouwens, de belastingen gaan automatisch, je hoeft zelf niets te doen als burger. Bij ons zijn de belastingen 100 procent geautomatiseerd.”
De suggestie dat de volksvertegenwoordigers naar de ICT-systemen en – projecten moeten kijken om te beoordelen of ze ‘goed’ zijn, wijst Holsøe resoluut van de hand. “Een politicus is niet de end user. Je moet de klanten erbij betrekken, de burgers zelf, en niet de politici.” Joost Visser voegt toe: “Je moet gevoel hebben voor hoe het uiteindelijk gebruikt gaat worden op de shop floor. Dat kun je meten.”
Een handig hulpmiddel is het stoplicht-model van de Denen. Holsøe: “Daar zijn politici dol op, omdat het makkelijk te begrijpen is. Groen is doorgaan, oranje is uitkijken en rood is meteen stoppen met je project.”