Innovatief zijn betekent niet wachten op standaard producten en hoge kosten op de koop toe nemen. Het risico is dat de ontwikkeling lang duurt en wordt ingehaald door de markt.
Ik las ergens dat bij de project-X rellen in Haren de ME te laat kwam omdat ze geen GPS-navigatieapparatuur aan boord hadden. Het zou zo maar kunnen. De burger is vaak beter en innovatiever uitgerust met smartphone en Tom-Tom dan de overheid.
In een ver verleden ben ik betrokken geweest bij research in verband met het ontwerp van marineschepen. Elk nieuw marineschip werd opnieuw ontworpen en was uniek, tot en met de uitrusting en wapensystemen, en voor elk nieuw ontwerp werd de nodige research uitgevoerd. Een Nederlands fregat was anders dan een Engels fregat. In de loop der tijd is men gaan samenwerken met bondgenoten om zo de hoge ontwikkelkosten te delen, maar ook kwam er een ontwikkeling op gang om voor componenten waar mogelijk gebruik te maken van ‘commercial-off-the-shelf’, in plaats van alleen maar ‘purpose built’.
Er zijn drie argumenten die ons dwingen om kritisch te staan tegenover ‘purpose built’.
In de eerste plaats zijn dat de hoge kosten. Soms kan je daar niet omheen, omdat de eisen van de publieke dienstverlener zodanig zijn dat er geen commercieel product beschikbaar is. Of nog niet beschikbaar is. In dat geval moeten we de kosten op de koop toe nemen.
Een tweede punt is kwaliteit. Die is bij commerciele producten ondanks de lagere prijs veelal beter, simpelweg omdat door de grotere aantallen fouten eerder gecorrigeerd worden.
Het derde, en steeds belangrijker argument betreft de benodigde tijd. Dit punt wordt steeds belangrijker omdat de ontwikkeling van technologie steeds sneller gaat. Enerzijds zal een ‘purpose built’ systeem met een lange bouwtijd technisch al verouderd zijn voordat het goed en wel af is. Anderzijds verandert de technologie de wereld om ons heen in hoog tempo en lopen we daardoor het risico dat de ontwerpeisen niet meer passen bij de situatie ten tijde van invoering. We zien dat duidelijk in het geval van de JSF. Dit project is niet alleen extreem duur, maar de ontwikkeling duurt zo lang dat de technologie al verouderd is voordat de JSF gaat vliegen. Bovendien is het de vraag of er ooit nog een oorlog komt waarin de JSF nuttig zal blijken te zijn. Bij de conflicten die we nu zien in Afghanistan, Irak, Syrië en Afrika zijn goedkope drones veel effectiever, het hele concept van een bemand jachtvliegtuig is achterhaald.
We zien een soortgelijke ontwikkeling op het gebied van ICT. Veel grote ICT-projecten in de publieke sector lijken op de JSF: te duur en het duurt te lang. Omdat het lang duurt, worden onderweg de eisen steeds bijgesteld en gaat het nóg langer duren en nóg meer kosten. Kijk naar de OV-chipkaart: de gebruikte Mifare Classic-chip was verouderd toen de kaart eindelijk werd ingevoerd. Een ander voorbeeld is het C2000 systeem.
Dit alles leidt tot een paradox: wil je innovatief zijn, dan moet je voorop lopen en niet wachten op standaard producten. Dan moet je hoge kosten op de koop toenemen, maar loop je ook het risico dat de ontwikkeling lang duurt en wordt ingehaald door de markt. Een lastig dilemma.
Ik denk dat de innovatie in de toekomst steeds meer zal zitten in het slim combineren van beschikbare ‘commodity’ producten tot systemen die innovatieve toepassingen mogelijk maken. Dat past in het beeld dat Davied van Berlo schetste van de toekomstige i-omgeving: modulair, verbonden, web-based, delen in plaats van het kopiëren van data.
Dat vraagt binnen de overheid om mensen die open staan voor de mogelijkheden van toepassing van nieuwe technologie en van nieuwe gadgets, social media et cetera die inmiddels volop door consumenten worden omarmd. Laat de overheid niet achterlopen op ons burgers!