De overheid biedt vanaf 2017 al haar dienstverlening ook digitaal aan. Dat vereist verdergaande samenwerking. En juist over die mate van samenwerking zijn de klachten niet van de lucht.
De overheid biedt vanaf 2017 al haar dienstverlening ook digitaal aan, zo is het vaste voornemen. Het realiseren van deze digitale dienstverlening vereist verdergaande samenwerking. En juist over die mate van samenwerking zijn de klachten niet van de lucht.
De voordelen en mogelijkheden van samenwerking worden lang niet gerealiseerd, zo valt vaak te vernemen. Samenwerking geeft immers mogelijkheden tot efficiency; kan schaalvoordelen mogelijk maken middels standaardisatie, gezamenlijke aanschaf, enzovoort. Maar primair is samenwerking noodzakelijk vanuit oogpunt van verbeteren van effectiviteit: zonder samenwerking zou er nauwelijks digitale dienstverlening kunnen zijn. Overheden werken intensief in ketens en met algemene digitale voorzieningen, die afspraken en implementatie vereisen van standaarden, koppelingen, procesvoering en beveiliging.
De voorbeelden zijn legio: DigiD, Suwinet, loonheffingsketen en zo verder. Het werken in die ketens zal onder meer door de nu lopende decentralisaties alleen maar intensiveren, maar meer in het algemeen intensiveert ons relatienetwerk, privaat en publiek. En ook over de werking van die ketens, bijvoorbeeld de beveiliging daarvan zijn de klachten en zorgen niet van de lucht. De zorg over de garanties voor de privacy van persoonsgegevens in die decentralisaties is een mooi voorbeeld.
Is het nu echt zo beroerd gesteld met die samenwerking op digitale dienstverlening? Het is maar hoe je er naar kijkt.
Er is hoop! Zoals Roel in ’t Veld benadrukt , samenwerken in het openbaar bestuur is niet echt gemakkelijk vanuit al die verschillende rationaliteiten waar de verschillende actoren vanuit handelen. Bijvoorbeeld ‘klantrationaliteit’, zoals vaak dominant bij gemeenten, is niet zo gemakkelijk op een digitale lijn te brengen met ‘toezichtrationaliteit’, zoals bij inspecterende overheidsonderdelen. Vanuit dat besef kunnen we best trots zijn op wat er wél gerealiseerd is aan gemeenschappelijk voorzieningen, standaarden, afstemming van werkprocessen en wat niet meer. Informatieveiligheid is een aardig voorbeeld. De afspraken over de gemeenschappelijke normatiek voor inrichten van de informatieveiligheid per overheidslaag, aangeduid met termen als BIR en BIG, en het overleg over de verdere verbetering van die veiligheidsnormen zijn op zich een prestatie. Ze geven bovendien hoop op verdere aanscherping en standaardisatievoordelen en verbetering van die informatieveiligheid.
En wat te denken van de IBD, de gezamenlijk door gemeenten opgerichte Informatiebeveiligingsdienst? En DigiD, hoe ook de recente problemen en hoe ook de vragen naar de verdere inrichting, het is een prachtige voorziening. En richt eens je eigen ‘Mijn Overheid’ in; ik vind er van alles van, maar geniet er ook vooral van.
Anderzijds, er is ook nog wel heel veel te hopen. Vanuit het perspectief wat zou kunnen en soms ook zal moeten, is een gezonde ontevredenheid niet verkeerd. Of misschien kunnen we beter spreken van een gezonde ambitie die met de huidige verhoudingen en gerichtheid nog niet zo gemakkelijk gerealiseerd wordt. Want natuurlijk, er zijn nog veel meer schaalvoordelen te behalen. En natuurlijk, digitaal veilig én klantgericht werken in ketens, zoals vereist door de decentralisaties van jeugd, zorg en werk en inkomen, vereisen nog wel het een en ander. En kan dat nou niet een beetje sneller en goedkoper door meer samenwerking? En daarom natuurlijk pleidooien als van KING (Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten) voor meer gemeenschappelijke infrastructuur als back office waardoor een zodanig ontzorgde gemeente zich in veilige digitale dienstverlening (front office) juist beter kan onderscheiden en richten op de specifieke situatie in een stad.
Hoe brengen we die hoop gebaseerd op wat er al bereikt is en dat vele waar we dan nog maar op moeten hopen, bij elkaar? Het is goed om bij dat streven, zoals Mark van Twist laat zien, ook de lastigheden van samenwerking te beseffen. Samenwerking kan ook tijd en geld kosten. De realisatie van ICT-samenwerking eist bijvoorbeeld vaak extra afschrijvingen, veel overleg, extra investeringen. Met teleurstellingen en vertrouwensverlies soms. Grootschaligheid en verlies aan variëteit kan ook tot extra kwetsbaarheid leiden en zo meer.
Langs drie lijnen kunnen we samenwerking bouwen die efficiency, effectiviteit en veiligheid bevorderen.
Ten eerste zien we dat de overheden wel samen formele afspraken maken, maar vervolgens zelf daarmee binnen de overheidslaag aan het werk gaan, Dat maakt het misschien passender om over samen-werken te spreken.1 Samen maar toch ook weer ieder voor zich! Vanuit die verschillende rationaliteiten is dat soms ook heel goed. De diverse overheden zijn nu eenmaal erg verschillend zowel qua omvang, als functie en aard van de organisatie. Tegelijkertijd kan je echter zien dat men, ondanks de grote verschillen, in de praktijk tegen vergelijkbare dilemma’s aanloopt. Hoe ga je bijvoorbeeld om met nieuwe trends en ontwikkelingen zoals het gebruik van open data en big data? En wat betekent dat voor de omgang met informatieveiligheid als organisatie?
Ten tweede geldt dat dergelijke ‘nieuwe’ vraagstukken in eerste instantie niet zozeer vragen om formele afspraken, alswel om een gezamenlijk perspectief – een perspectief dat losstaat van individuele organisatiebelangen en politiek. Het vraagt om bestuurders die gemotiveerd zijn om samen ver vooruit willen kijken, om te verkennen hoe zij proactief kunnen omgaan met nieuwe uitdagingen op het gebied van informatieveiligheid. Met andere woorden: naast het samen werken is binnen het openbaar bestuur ook behoefte aan samenwerking tussen bestuurders en topmanagers die samen nieuwe perspectieven voor ‘de overheid’ verkennen.
De derde lijn is die van de incrementele samenwerking. De samenwerking moet stap voor stap verdiept worden door concrete projecten, zoals landelijke standaarden, gemeenschappelijke voorzieningen, gezamenlijke inrichting van werkprocessen, regionale schaalvergroting.
Wie naar de decentralisaties in het sociaal domein kijkt, ziet rijke kansen voor alle drie de lijnen. Zo is er nu grote behoefte de werkprocessen te protocolleren voor de wijkteams vanuit informationeel oogpunt. Dat eist een visie op het werk en op privacy. Dat eist een aantal afspraken en het geeft de mogelijkheid te werken aan gezamenlijke inrichting. En dat lukt alleen in die volgorde en door de meest noodzakelijke dingen eerst doen.
Visie, gezamenlijke afspraken en concrete projecten vormen de basis van samenwerking. Niet alleen in het sociaal domein, maar ook in andere domeinen bieden alle drie de lijnen perspectieven om samen verder te werken aan informatieveiligheid. Echt beroerd lijkt het dus niet gesteld met samenwerking op digitaal terrein. Samenwerking langs deze drie lijnen vereist wel moed voor het stellen van gezamenlijke prioriteiten en soms ook tot stellen van harde eisen. Vanzelf gaat het dus zeker niet.
1 Astrid Scholtens spreekt in een hele andere context, namelijk de crisisbeheersing, over een vergelijkbaar onderscheid tussen samen werken en samenwerken. (Zie: Scholtens, A (2007). Samenwerking in de crisisbeheersing. Politieacademie en NIFV)
Interessante driedeling, Henk. Mijn indruk is dat we in een langdurig proces zitten van steeds verdere integratie naar een virtuele “1overheid” en je blog verfijnt dat beeld (net als ik hoopte te doen met ‘Wij, de overheid’).
Mijn grote vraag is waar dat proces van integratie eindigt, waar de balans komt te liggen tussen efficiëntie en belangen-/verantwoordelijkheidsscheiding. Bij die fundamentele discussie zijn we nu nog niet, maar die ligt in ‘t verschiet ;-)