Wij, twee IT-onderlegde burgers, zien op dit moment veel losse, waardevolle, digitale functionaliteiten ontstaan bij alle overheidsorganisaties. Dat klinkt veelbelovend. Deze losse digitale functionaliteiten zorgen echter voor ‘eilanddigitalisering’ als opvolger van de vroegere ‘eilandautomatisering' oftewel een digitale lappendeken zonder integrale beleving.
Beeld: Shutterstock
Digitalisering is niet meer tegen te houden en is net als de computer niet meer weg te denken uit het functioneren van de overheid. Elke zichzelf respecterende organisatie – dus ook de overheid – heeft digitalisering hoog op de agenda staan. Maar digitalisering is geen doel op zich. Het is een ‘enabler’. Het logische resultaat van processen digitaal inrichten, besturen en integreren.
Integraal digitaliseren
Er zijn drie niveaus van digitale integratie die op elkaar voortbouwen: digitalisering van de oorspronkelijk analoge functies, digitalisering van de hieraan gekoppelde informatie-sturing en tenslotte de digitale transformatie als een ‘herstructurering op systeemniveau’ van al die nieuwe digitale mogelijkheden in infrastructuur en besturing. Digitale transformatie impliceert ‘integraal digitaliseren’ en is van de drie niveaus het moeilijkste. De voortgang van de omgevingswet is daar een voorbeeld van.
Digitaal transformeren is ‘integraal digitaliseren’.
Die komende transformatie is een integrale transformatie naar een data- en informatiegedreven overheid in al zijn verschijningsvormen, zowel naar de burger, de ondernemer en de (uitvoerende) ambtenaar toe. Dit is niet simpel en wellicht de moeilijkste stap van alle digitalisering. En is zonder digitale geletterdheid bijna niet te begrijpen, te plannen en te sturen.
Enkele uitgangspunten voor een moderne overheid
- De overheid is er voor de burgers en het bedrijfsleven, niet andersom. Burger en bedrijf staan centraal. Dienstverlening op uitvoerend niveau wordt vanuit hun behoefte – nu en zeker de toekomst – ontworpen en in samenhang ontwikkeld.
- Meer aandacht voor de uitvoerende ambtenaren. Digitale werkvormen zijn ideaal voor zelfwerkzaamheid en eigen regie. Iedereen kan meekijken hoe een dienst of product wordt gemaakt en geleverd: burger, bedrijf en manager. Plattere en zelf-organiserende werkvormen worden mogelijk. Terug naar de verantwoordelijkheid van de aanspreekbare individuele ambtenaar die de eveneens zelf verantwoordelijke en aanspreekbare individuele burger bedient.
- De cruciale positie van de ambtenaren op uitvoerend niveau. Voor de uitvoerende ambtenaren dient een eenvoudig beeld te worden gemaakt van de werksituatie waarin zij (gaan) functioneren. Juiste en werkbare discretionaire bevoegdheden dienen te worden ingebouwd en gefaciliteerd met adequate IT-oplossingen.
- De overheid dient meer ruimte tot initiatief te geven aan haar ambtenaren. De overheid heeft moderne besturings- en samenwerkingsmodellen nodig die passen in het digitale tijdperk, voor medewerkers en managers op alle niveaus.
- De participerende, meedenkende burger. De overheid hoort platformen van alle digitale diensten ter beschikking te stellen die in gezamenlijkheid gebruikt kunnen worden door burgers, bedrijven en ambtenaren.
- De geïnteresseerde burger. Burgers dienen te worden geënthousiasmeerd te participeren in het overheidsgebeuren. Zij dienen de ruimte te krijgen om de overheid te helpen en bij te sturen.
- De zelf soevereine burger. De digitalisering van de maatschappij, en dus ook de burger, maakt dat die burger steeds makkelijker ‘zelf’ zijn/haar administratie op basis van een zelfbeheerde identiteit kan voeren. Mobiele apparaten maken het mogelijk dat een burger zijn/haar eigen digitale identiteit gaat beheren op basis van verifieerbare credentials die hij/zij van overheidsinstanties, bedrijven en organisaties bij zich draagt. Denk aan geboortebewijs, inschrijving in een gemeente, paspoort, rijbewijs, medisch dossier.
- De dienstbelofte van de overheid. De overheid is dienstbaar aan de samenleving waarbij data de meest essentiële bron en basis van onze informatiemaatschappij is geworden. De burger dient zijn/haar eigen data te kunnen beheren en bij zich te dragen. Ook voor privacy bescherming is het erkennen van eigenaarschap van de burger over zijn/haar eigen data, een logische ontwikkeling.
- Het functioneren van de overheid hoort begrijpelijk te zijn. De overheid hoort maximaal transparant te zijn. Combinatie, aggregatie en rapportage van data dient eenvoudig en transparant te geschieden opdat burgers, bedrijven, de Tweede Kamer en het kabinet weten hoe het overheidsapparaat functioneert.
- Samenwerking. Er dient meer aandacht te worden geschonken aan de horizontale en verticale samenwerking. Ministeries, ZBO’s, provincies, gemeentes en waterschappen moeten van elkaar leren, samenwerken en goede oplossingen van elkaar overnemen, op basis van overheidsbrede – en Europese – normen en standaarden. Samenwerken is cruciaal om als samenleving succesvol te zijn en geldverspilling te vermijden.
De uitdaging
Digitaal transformeren is ‘integraal digitaliseren’. Een nieuwe – vooral datacentrische en architectuurgedreven – systematische opzet van de (reeds) gedigitaliseerde infrastructuur en de (reeds) geïnformatiseerde besturing daarvan, is nodig. Het samenbrengen van infrastructuur en besturing in één samenhangend digitaal weefsel is cruciaal.
Maar digitale transformatie is óók de acceptatie dat voor deze integratie over de hele overheid heen, bestaande deelprocessen deels wezenlijk moeten veranderen, inclusief verantwoordelijkheden, discretionaire bevoegdheden en governance.
Het data-gebeuren
Meten is weten, doch informeren is functioneren. Alles draait om informatie en het begrijpen en toegankelijk maken van die informatie. Het beschikbaar maken en stroomlijnen van die informatie is uiteindelijk wat een slagvaardige en goed functionerende organisatie maakt of breekt. Een geborgde informatievoorziening zelf, dient in feite reeds in wet & regelgeving te zijn benoemd en gekwalificeerd.
Voor een groot deel zijn overheidsorganisaties data-producerende en -vastleggende fabrieken.
Het maken van informatie is een vak. Hoe assembleer je data en informatie-subsets tot begrijpelijke, werkende en bruikbare informatieproducten? En hoe ga je vervolgens die informatieproducten in processen en organisaties gebruiken om waarde toe te voegen? Hoe beheer en onderhoud je die producten in hun levenscyclus tot en met recycling, vernietiging of archivering?
Data is slechts de grondstof van informatie. Net als fysieke grondstoffen vervuild kunnen zijn, geldt dat ook voor data. Data dient regelmatig gekeurd, geschoond, opgewerkt en gekwalificeerd te worden om betrouwbaar in informatieproducten te kunnen worden geplaatst en gebruikt. Voor een groot deel zijn overheidsorganisaties data-producerende en – vastleggende fabrieken. Aanvragen worden, naast wet- en regelgeving, getoetst aan reeds eerder verzamelde data en beantwoord in beschikkingen onderbouwd met data. Dit vereist een datacentrische structuur in alle architectuurvisualisaties. Onder data-management hoort ook de informatievoorziening over de informatievoorziening, ten behoeve van besturen en verantwoorden.
Data zijn van de burger
Voor elke burger wordt een eigen dossier aangelegd met alle relevante informatie, met alle communicatie (formulieren, emails, telefoongesprekken) en met alle besluiten van de overheid over hun leven en zaken. Alle data die de overheid heeft van, voor of over een burger, is van die burger, op beperkte veiligheidsdata na. Dit dossier moeten burgers volledig kunnen ingezien, bijvoorbeeld via mijnoverheid.nl. De overheid heeft een dienstbelofte en burgers hebben recht op het geïntegreerde beeld dat de overheid over hen heeft.
Om burgers in staat te stellen de samenleving waar zij deel van uitmaken – met name de wisselwerking tussen burger en overheid – te sturen en te controleren, is een fundamenteel andere architectuur randvoorwaardelijk. In een samenleving waar burgers centraal staan, zijn zowel de data als de processen om hen heen georganiseerd. In tegenstelling tot de oude architectuur, waar burgers niet in staat waren hun eigen data en informatie te beheren.
De overheid heeft een archiefverplichting!
De overheid heeft een archiefverplichting! De overheid moet zorgen dat relevante data en informatie voor de samenleving en het nageslacht behouden blijft. Enerzijds voor bewijsvoering, maar ook als waardevol erfgoed. De digitale archivaris heeft daar een essentiële rol bij; hij is de ‘formele eindgebruiker’ van data en informatie aan het einde van de levenscyclus (verantwoord weggooien of bewaren). Er mag ook geen ‘weesdata’ ontstaan, data zonder een ouder c.q. een bron en dus een eigenaar.
Discretionaire bevoegdheid
Discretionaire bevoegdheid is essentieel voor de menselijke maat op uitvoerend niveau. Maar het is niet wenselijk dat een beslisser de volle vrijheid krijgt in eigen handelen. Dan is het bijna zeker dat in dezelfde gevallen, er vaak andere uitkomsten zullen komen.
Om de discretionaire bevoegdheid onderbouwd in te vullen moeten beslisbomen opgesteld worden, eventueel aangevuld met data-analyse, kennismanagement en AI. Ambtenaren met discretionaire bevoegdheid horen te kunnen ‘spelen’ met data (data-analyse) al of niet ondersteund door AI.
In een datacentrische architectuur kunnen ambtenaren met no-code software ook hun eigen tijdelijke workflows bouwen en onderhouden om hun eigen werkzaamheden beter te kunnen uitvoeren. Die ambtenaren met discretionaire bevoegdheden vormen in feite het moderne front-office en de kantooromgeving. Het kantoor in het digitale tijdperk is dynamischer en heeft goed geoutilleerde persoonlijke digitale werkruimtes. Daarnaast is er van hiërarchische besturing nauwelijks sprake.
Burgers
Idealiter zou de overheid recht moeten doen aan de persoonlijke omstandigheden van iedere burger. ‘Recht doen’ betekent: regels op maat toepassen. De relatie tussen burgers en overheid is te karakteriseren door:
- Rechtmatig (strikt voldoen aan de regels) versus doelmatig (het efficiënt helpen van de burgers).
- Individuele rechtvaardigheid versus massa verwerking.
- Zichtbaar borgen van rechtsgelijkheid.
- De burger begrijpen en anticiperen op mogelijke moeilijkheden voor de burger.
De overheid dient maximaal transparant te zijn naar burgers en bedrijfsleven. Dat geldt in het bijzonder voor de werkwijze bij discretionaire bevoegdheid. Ondoorzichtige algoritmen zijn verboden. Maximaal gebruik van overheid.nl.
Gaan we nu eindelijk naar een ‘civil society’? Of naar iets als het Finse model waarin de overheidsstrategie voor het openbaar bestuur een ‘dienstbelofte’ is aan de burgers, gericht op het versterken van de aanwezigheid van het openbaar bestuur in het dagelijkse leven van de Finse bevolking in het hele land. Op basis van deze doelstelling stelt Finland dat het de beste ‘public administration of the world’ wil hebben. Een mooie uitdaging om als Nederlandse overheid bij aan te sluiten.
De regering gaat actief silo-mentaliteit tegen en minimaliseert dubbel werk in het rijksbestuur.
Een sterk openbaar bestuur ondersteunt het functioneren van de rechtsstaat en legt de basis voor de ontwikkeling van mensgerichte overheidsdiensten. Dit vraagt optimale digitale toegankelijkheid en gebruik van gewone taal in de administratie. De regering gaat actief silo-mentaliteit tegen en minimaliseert dubbel werk in het rijksbestuur. Openheid van openbare informatie als overkoepelend informatiebeleid, is vanzelfsprekend. Ook de verplichting tot gebruik van open data en open source software voor openbare informatie bronnen zou usance moeten zijn, tenzij er zwaarwegende gronden zijn om dat niet te doen.
Menselijke Maat
De menselijke maat hoort op de voorgrond te staan, zeker waar het het gebruik betreft van IT, data en algoritmes. Menselijke maat staat voor het begrijpen van de context van een individu en ethisch verantwoord bezig zijn richting de burger. Dat wil zeggen dat je niet etnisch profileert, niet discrimineert, dat je transparant bent en dat je op een begrijpelijke manier kunt uitleggen waarom je wel of niet een besluit hebt genomen.
Menselijke maat is een zeer breed begrip. Zij hoort zeker aanwezig te zijn bij:
1. Beleving van de digitale dienstverlening van de overheid door de burgers.
2. Burgervriendelijkheid in het gebruik van de afzonderlijke digitale diensten.
3. Het daadwerkelijk betrokken zijn bij de vormgeving van de digitale dienstverlening.
4. Het kunnen vinden van de benodigde informatie en achterliggende data door de burger.
5. Het begrijpen en kunnen omgaan met de door de overheid bedachte cybersecurity maatregelen.
6. Het vormgeven van de ‘inclusiviteit’.
Uitgangspunten Digitalisering
De komende transformatie is een integrale transformatie naar een data- en informatiegedreven overheid in al zijn verschijningsvormen, zowel naar de burger, de ondernemer en de (uitvoerende) ambtenaar. Hier sturing en leiding aan geven en ook gepassioneerd aan deelnemen, is niet gebaseerd op losse boodschappen, losse constateringen en losse doelen. Maar dient vanuit een waarlijke ‘Begeisterung’ te gebeuren op basis van een einddoel en een holistische visie en overtuiging. Zoals eerder genoemd, geldt de uitdaging de beste ‘public administration of the world’ te willen worden.
Professionele digitalisering van de overheid vergt:
- Digitale mindset bij de top van de organisatie en daaruit voortvloeiende digitaliseringstrategie door hen ondertekend.
- Digitale geletterdheid van de totale organisatie te beginnen bij de top van elke overheidsorganisatie, de Tweede Kamer en zeer zeker het kabinet. Je dient immers met de digitale functionaliteiten ook je eigen aansturing en werkzaamheden effectiever en efficiënter te kunnen uitvoeren.
- Digitale architecturen; zonder vormgevers blijft strategie immers een luchtkasteel.
Bij al deze werkzaamheden is de menselijke maat cruciaal.
Top down werkwijze
Architectuur als achtergrond om te digitaliseren vergt een systematische top down werkwijze, nodig ter borging van de toekomstvastheid van de digitale architecturen van de afzonderlijke overheidsorganisaties en vooral de interoperabiliteit binnen het geheel.
Er is nodig:
1. Een architectuurschets over hoe mensen en bedrijven over 15 tot 20 jaar met elkaar omgaan in een volledig gedigitaliseerde samenleving (digital society 2040).
2. De toekomstige rol en het functioneren van de overheid in die gedigitaliseerde samenleving en de borging van onze democratie.
3. Een – ook visuele – architectuurschets van de gehele gedigitaliseerde overheid.
4. Referentiearchitecturen voor een aantal verschillende soorten gedigitaliseerde overheidsorganisaties inclusief hun verschillen en overeenkomsten.
5. De doelarchitecturen van de specifieke overheidsorganisaties.
Omdat elke architectuur kaderstellend is voor de onderliggende architectuur, lijkt het contraproductief om bottom-up te werken.
Opmerkingen doorstart digitalisering
De overheid had twintig jaar geleden een aantal goede concepten en gezichtspunten op het gebied van architectuur, die helaas grotendeels een zachte dood zijn gestorven. Stof die af! En stel ze, naast de hoogstnodige ‘Begeestering’ daarover, weer in ere.
Het is verstandig om de I-strategie Rijksoverheid 2021-2025 nader te concretiseren, mede met enkele waardevolle ideeën uit Denemarken, Finland en Estland.
Een paradigma-verandering zoals in deze notitie wordt voorgesteld, is alleen maar mogelijk als er werkelijk radicaal wordt geïnnoveerd. Voor een werkelijk ‘integrale digitalisering’ dienen er toekomstverkenningen worden verricht ‘out-of-the-box’. Deze toekomstverkenningen dienen buiten de dagelijkse organisatie om te worden verricht, mede om werkelijk nieuwe mogelijkheden te verkennen. Immers de toekomst is geschraagd op fundamenteel andere architectuurkenmerken dan het verleden. Daarom zal elke mogelijke en/of gewenste toekomstige oplossing anders zijn dan het heden en verleden.
De dagelijkse I-organisatie heeft geen tijd om zich werkelijk vrij te maken voor radicale innovaties van overmorgen. Mede omdat de dagelijkse aandacht ook nog eens wordt belast met de legacy van gisteren en de uitdaging en worsteling om de huidige organisatie en systemen optimaal te laten functioneren.
Het zelf doen van de digitalisering door de overheid is uiteindelijk veel effectiever dan het laten doen.
Er zijn voldoende bekwame, digitaal geletterde ambtenaren aanwezig bij de overheid, die open staan voor bovengenoemde maatschappelijke ontwikkelingen en die de huidige situatie doorgronden. Die eigen mensen dienen echter een nieuw fris denkkader te ontwikkelen. Hiervoor is het absoluut nodig om losse zeer bekwame externe senioren tijdelijk te betrekken als coach om nieuwe kennis in huis uit te bouwen en te behouden.
Het zelf doen van de digitalisering door de overheid is uiteindelijk veel effectiever dan het laten doen. Het begeleid zelf doen heeft voorts als positief effect dat het perspectief biedt aan de eigen mensen en het beter zal aansluiten op de missie en visie van de eigen organisatie. Als een of meerdere grote adviesbureaus deze klus gaan doen, lijkt dat alsof je het werk niet gunt aan de eigen mensen.
Wellicht moeten deze professionals (externen en high potentials uit de overheid zelf) in een tijdelijke stafafdeling worden ondergebracht om onder directe besturing van de topdirectie en los van de dagelijkse hectiek, voor Nederland de ‘beste digitale overheid van de wereld’ te ontwerpen.
Resumé
- De overheid heeft een dienstbelofte en de burger heeft recht op het geïntegreerde beeld dat de overheid over hem/haar heeft.
- In een samenleving waar de burger centraal staat, zijn zowel de data als de processen om hem/haar heen georganiseerd.
- Digitalisering is geen doel op zich. Het is slechts een ‘enabler’.
- Digitale transformatie is ‘integraal digitaliseren’.
- Digitale transformatie is óók de acceptatie van noodzaak van het digitaliseren door de hele overheid.
- De overheid dient zelf, dus onder eigen regie, de digitaliseringstransformatie uit te voeren.
dr. Daan Rijsenbrij is Strateeg Digitalisering en Architectuurauditor
ir. Hans Timmerman is data-engineer, CDO en bestuurder van een ‘open data’ company
De genoemde prestaties in enkele Scandinavische landen worden toegelicht op
hanstimmerman.me/finland
hanstimmerman.me/wat
hanstimmerman.me/wat
Allereerst mijn complimenten voor dit uitvoerige stuk, waarbij ik veel punten onderschrijf. Er wordt echter een cruciale denkfout gemaakt: archiveren is de eerste stap, niet de laatste. Archiveren is niets meer of minder dan het veilig stellen van informatie voor verantwoording. Dit geldt zowel naar de medegebruikers (collega’s, maar ook bij persoonlijke dossiers bij burgers of bedrijven) als voor audit-doeleinden of juridische procedures. Het ‘klassieke’ archiveren zoals het hier wordt benoemd is zeker belangrijk (de democratische c.q. historische verantwoording) maar kán digitaal helemaal niet als de eerste twee doeleinden niet bij het ontstaan van informatie zijn gerealiseerd (archiving by design). Het denken vanuit architectuur is essentieel, maar die architectuur moet eerst bestaan uit informatie architectuur (welke informatie is waar, wanneer voor wie beschikbaar/benodigd) alvorens de ICT architectuur (welke applicaties draaien waar, zijn verbonden met welke andere applicaties, op basis van welke technologie, etc.) kan worden ingevuld. Belangrijk te beseffen is dat ook databases wettelijk ‘documenten’ zijn. Van algoritmen kan het zelfde worden gezegd. Niet voor niets heeft de archiefwet het ook over ‘gedrag’. Deze Informatie Management (IM) kennis is nauwelijks aanwezig/ wordt veel te weinig geraadpleegd door de hogere echelons. Hoeveel CIO’s hebben een IM achtergrond? Alleen mét deze kennis kan de integrale digitalisering plaatsvinden.Juist bij de menselijke maat is deze volgorde van essentieel belang. Immers, dat is de enige manier om de afwegingen transparant te maken, waarom er in het ene geval voor de ene oplossing wordt gekozen en in het andere voor de andere, zonder dat het risico wordt gelopen dat burgers ongelijk behandeld worden.
Complimenten voor een mooie en zinvolle bijdrage. Ik ben het zeer eens dat we op de drempel staan van (analoge)digitalisering naar digitale transformatie. En dat zal een hele opgaaf worden voor de overheid om reden van “vertrouwen”. Ik heb het dus niet over de uitgangspunten in het artikel en de eis van architecturen die elkaar moeten ondersteunen en het belang van data maar……dat gaat pas op als de burger ( dus de gebruiker ) voldoende vertrouwen heeft in die overheid zelf. En juist de afgelopen 2-3 jaar is dat vertrouwen te paard het pand verlaten. Door de toeslagenaffaire en de Corona aanpak en nu weer stikstof, milieu en boeren en meer en meer het beeld dat onze overheid niet transparant acteert, of informatie achterhoud, is er de kans dat de burger de overheid en data ( ook data die de overheid nodig heeft om een goede dienstverlener te zijn ) niet vertrouwd. En dus geen data wil vrijgeven/gebruiken of data modellen wantrouwt. Denk ook eens aan de problematische voortgang van een electronisch patiënten dossier. Natuurlijk kan er veel meer digitale dienstverlening geboden worden. Waarom hebben we nog een fysiek rijbewijs ( alles staat in systemen ) en waarom krijgen we nog brieven van het CJIB en waarom doen burgers nog veel zaken met de overheid via de telefoon ( omdat chatbots nog niet goed werken misschien ). Kortom een digitale transformatie met gebruik van data als basis door de overheid vraagt allereerst ook vertrouwen in die overheid. Vertrouwen dat er geen misbruik van data wordt gemaakt, vertrouwen dat data en gegevens veilig zijn en vertrouwen dat een overheid de data niet gebruikt voor een doel dat feitelijk alleen het belang van die overheid dient. En naast het realiseren van data gedreven ICT oplossingen , wat al best een opgave is, zal het terugwinnen van vertrouwen misschien nog wel het grootste probleem zijn in deze tijd.
Hoi Daan en Hans.
“De overheid is er voor de burgers en het bedrijfsleven, niet andersom.” is volgens mij precies waar het al decennia mis gaat. De overheid is namelijk op de stoel van de “economie” gaan zitten. In plaats van faciliteren, is zij de economische groei gaan sturen en manipuleren. En daar waar het afweek, zelfs gaan bestraffen. De rol is dus niet meer van “voor burgers en bedrijfsleven”, maar van “voor economische groei en winst”. Waarbij het doel van die overheid, of het nu analoog of digitaal is, niet (meer) overeenkomt met wat jullie beschrijven. Dat is waarom de menselijke maat met een vergrootglas gezocht moet worden. En dat is dus ook waarom het zo gevaarlijk is om “deze” overheid “steward” van onze (digitale) data te maken. Ik ben volledig voor wat jullie schrijven, maar dan onder de voorwaarde dat de overheid weer terug gaat naar wat haar eigenlijke rol en functie is. Namelijk een overheid die er is voor burgers en bedrijfsleven. Een overheid die in teken staat van het welzijn van “alle” mensen. Een overheid die niet alleen naar kosten en baten kijkt. Dus een overheid dit STOPT met ons mooie land de “BV Nederland” te noemen, en het dus ook als een winstgevende onderneming runt. Dus een overheid die er weer voor ONS is.
Er zijn gelukkig ook binnen de overheid al diverse ontwikkelingen in gang gezet om meer balans te brengen in de verhouding en interactie tussen burgers / bedrijven en de overheid. En ook vanuit architectuur is daar al een eerste top-down opzet voor, lees bijvoorbeeld http://www.noraonline.nl/wiki/Sandbox.
Of http://www.noraonline.nl/wiki/Dienstverleningsconcept, met ook al meer concrete uitwerkingen van wat de overheid (anders) kan doen.
Deze nieuwe bijdrage van Daan en Hans gebruiken we graag om deze opzet te verbeteren.
Alles met het doel de dienstverlening van de Nederlandse overheid optimaal aan te laten sluiten bij de wensen van ons, burgers !
En wat die schets betreft voor in 2040, dat zou een prima gemeenschappelijk beeld voor burgers en ambtenaren kunnen zijn om naar toe te gaan werken !
Vanuit het denken over het basisconcept van dienstverlening hadden we al een 1e opzetje gemaakt voor de interactie tussen burgers en overheid in 2030.
Als je eerste het stuk over het Dienstverleningsconcept hebt gelezen, dan herken je meteen hoe de 5 generieke processen voor het managen van de dienstverlening concreet invulling kunnen krijgen:
1. AFSPREKEN
Onze volksvertegenwoordigers (de politiek, ofwel Eerste en Tweede Kamer) bepalen de omvang en scope van de overheidsdienstverlening en sturen daarop bij a.d.h.v. de voornemens of outcome van het (politieke) beleid;
2. AFSPREKEN
Al die overheidsdiensten zijn op hoofdlijnen beschreven vanuit de toegevoegde waarde voor burgers en bedrijven en dat is gepubliceerd op Overheid.nl en eventueel aanvullend ook op Rijksoverheid.nl;
3. AFSPREKEN
Bij de “individuele diensten”, die kunnen worden aangevraagd, zijn vanuit die beschrijvingen verwijzingen opgenomen naar het digitale loket waar die dienst kan worden aangevraagd én het adres waar je fysiek heen kunt gaan om door een overheidsmedewerker te worden geholpen met de aanvraag;
4. AFSPREKEN
Voor alle andere diensten, zogenaamde “collectieve diensten”, zijn verwijzingen opgenomen naar de website van de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering;
5. AFSPREKEN
Op overheid.nl is ook een overzicht opgenomen van levensgebeurtenissen van burgers: per levensgebeurtenis is aangegeven welke overheidsdiensten van belang zijn en ook eventuele van belang zijnde private diensten;
6. UITVOEREN
Op de website van de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een bepaalde dienst, is de mogelijkheid opgenomen om die dienst digitaal aan te vragen en zijn ook de verwijzingen opgenomen naar gerelateerde diensten zoals die zijn aangegeven vanuit de levensgebeurtenissen die op Overheid.nl zijn beschreven;
7. UITVOEREN
Alle voor de aanvraag relevante gegevens kunnen via de website van de betreffende overheidsorganisatie worden aangeleverd via een webformulier dan wel via een document dat digitaal kan worden aangeleverd;
8. UITVOEREN
De betrokken overheidsorganisatie handelt de aanvraag af op een rechtmatige wijze en binnen de wettelijke termijnen en levert de dienst, of wijst die af: alles met inachtname van de menselijke maat;
9. UITVOEREN
De aanvrager kan op MijnOverheid.nl / Lopende Zaken en/of op het MijnDomein.nl van de betreffende overheidsorganisatie de voortgang volgen van de aangevraagde dienst;
10. VERBETEREN
Na afhandeling van de aanvraag wordt de aanvrager expliciet gevraagd feedback te geven over hoe de dienstverlening is ervaren en met een waarderingscijfer op een schaal van 1 tot 10;
11. VERBETEREN
De betreffende overheidsorganisatie publiceert op de website het maandelijkse gemiddelde waarderingscijfer en zorgt daarnaast voor verbetering van haar dienstverlening door de betreffende feedback te verwerken;
12. UITVOEREN
Gedurende de behandeling van de aanvraag kan de aanvrager te allen tijde digitaal contact opnemen met de behandelaar(s) van zijn aanvraag voor vragen of nader overleg;
13. HERSTELLEN
Indien onverhoopt de behandeling niet verloopt zoals verwacht kan de aanvrager dat bespreken met de behandelaar(s): fouten van de aanvrager dan wel van de behandelaar(s) worden z.s.m. door de behandelaar hersteld;
14. HERSTLLEN
Bij verschil van inzicht over de afhandeling van de aanvraag, kan de aanvrager te allen tijde via digitale wijze en via de algemene klachtenprocedure een klacht indienen bij de voor de dienst verantwoordelijke overheidsorganisatie: de aanvrager krijgt een digitaal afschrift van de klacht in zijn / haar berichtenbox van MijnOverheid.nl;
15. HERSTELLEN
De klachtenbehandelaar en de behandelaar van de aanvraag zorgen ervoor dat klachten niet escaleren en zo min mogelijk leiden tot inschakeling van de National Ombudsman: als een klacht niet binnen 4 weken naar tevredenheid van betrokkenen is opgelost, zal de klachtenbehandelaar de hulp inschakelen van de Nationale Ombudsman;
16. AFSPREKEN
Qua fysieke loketten streeft de overheid naar verspreiding over het gehele land, overeenkomstig de behoefte van de burgers;
17. UITVOEREN
De overheid plaatst zo veel mogelijk informatie voor burgers in hun berichtenbox op MijnOverheid.nl en stuurt die informatie aanvullend ook op niet-digitale wijze naar het post-adres als een burger dat heeft aangegeven;
18. UITVOEREN
Burgers kunnen aanvullend ook hun eigen documenten plaatsen op MijnOverheid.nl en daar indelen in mapjes naar onderwerpen, onder de hoofdindeling die de overheid gebruikt voor haar eigen documenten en “brieven”.
Wij zijn benieuwd of jullie dit ook zien als realistische en haalbare (tussen)resultaten op weg naar de gewenste situatie in 2040?
Ik heb een puntje op je hoofdpunt “De overheid is er voor de burgers en het bedrijfsleven, niet andersom” (en ook die ‘dienstbelofte’). De overheid is geen leverancier, en burgers en bedrijven zijn geen klant.
De overheid is een middel waarop wij met zijn allen zaken doen voor ons allen (en in Europa/Nederland doen we dat middels een democratische rechtsstaat — die overigens ook niet gratis is).
Ga maar eens aan de boeren vragen of ze ervaren dat hun ‘bedrijf centraal staat”. Het antwoord is momenteel nee, maar daar is de overheid ook helemaal niet voor. Ga maar eens aan burgers vragen hoe blij ze zijn met — vaak door IT afgedwongen — verlies aan menselijke maat. Simpel stellen dat het allemaal alleen maar fijn moet zijn voor burgers en bedrijfsleven miskent de feitelijke rol die de overheid heeft (soms is het gewoon niet fijn voor individuele burgers en bedrijven).
De overheid is er bijvoorbeeld ook om te zorgen dat korte termijndenken en free riders in de samenleving niet de overhand krijgen. Sommige dingen werken nu eenmaal alleen goed als je het collectief doet. Misschien zou je kunnen stellen dat cliëntelisme (toch een vorm van corruptie) een extreme vorm is van een ‘klantgerichte overheid’.
Dat punt heeft een relatie met jullie punt over ‘zelf doen’. Ik ben het helemaal eens met dat punt: de overheid moet op dit gebied veel meer zelf kunnen en doen. Het overheid is echter de afgelopen 40 jaar gekrompen van bijna 60% van de economie naar ongeveer 40%. Dat betekent dat de overheid niet — zoals het bedrijfsleven — de mogelijkheid heeft gehad ‘uit problemen te groeien’. Als de overheid meer moet doen, dan zullen er ook meer middelen moeten komen, net zoals dat bij het bedrijfsleven is gebeurd. Erger nog: er zal een achterstand moeten worden weggewerkt. Dat betekent iets dat velen niet fijn zullen vinden: meer geld collectief, minder geld individueel. Ofwel: meer belastingen (maar dat zijn niet alleen kosten, het zijn óók opbrengsten — voor ons allemaal samen). Voor niets gaat alleen de zon op, tenslotte.
Op de inhoud van dit artikel zal niemand tegen zijn, zeker als je dit schrijft met jullie achtergrond en voor het publiek waarvoor het geschreven is. Ik zie dit artikel alleen als slechts de zoveelste mooie ordening van principes.
Ik vraag me af wat het doel is van dit artikel? Wat wil je hiermee bereiken? Wil je jezelf en je collega’s verbazen met een nieuwe uitputtende wensenlijst voor de ideale samenleving?
Laten we voorop stellen dat ik het grotendeels eens ben met de principes.
Maar, ik begin wat jeuk te krijgen van de “gij zult” mentaliteit van mijn vakgenoten.
Als ik al deze principes in volle glorie wil gaan realiseren onze gemeente (Nijmegen) dan zullen we de bezetting van de I-afdeling gaan verdubbelen, zal onze organisatie in no-time afscheid moeten gaan nemen van veel niet digitaal gekwalificeerde medewerkers, en net zo veel, of nog meer nieuwe krachten moeten gaan aantrekken die er niet zijn, etc. In deze tijd? Denk het niet.
Laten we beginnen met onze organisatie aan aan de hand mee te nemen in het woud van de digitale transformatie, door mét hen kleine overzichtelijke stappen te zetten, te focussen op het slechts het ten dele realiseren van een beperkt aantal principes die zo veel mogelijk waarde creëren.
En, laten we stoppen als informatie managers, architecten, strategen onze organisatie onrealistische complexe uitdagingen voor te schotelen in lijstjes, plaatjes en principes.
Paul Geurts, Informatie Strateeg
Gerben,
Dank voor jouw grondige analyse en commentaar.
Waar heb ik in deze notitie het woord klant gebruikt?
Klopt, de burgers zijn geen klant, maar eigenaar van de overheid. Belastingbetalers zijn de meest belangrijke stakeholders. Zonder hen is er geen overheid.
Ik heb ook nergens gezegd dat het allemaal fijn moet zijn voor de burger. Ik sta persoonlijk zeker niet te juichen als ik mijn belasting moet betalen, maar als eigenaar hoort dat erbij.
Aan burgervriendelijk bejegening is toch niets mis?
Trouwens, ik wil niet vervelend zijn, maar dit kabinet doet toch niets anders dan kortetermijndenken. De consequenties van op zich redelijke doeleinden zijn toch vaak niet doordacht noch financieel onderbouwd.
Neem het streven dat alles moet draaien op groene elektriciteit terwijl vergeten was dat ons elektriciteitsnet dat niet aankan.
Ook het rekening rijden is zo’n populistische kreet. Als tweevoudig oud-hoogleraar IT, stel ik dat de benodigde IT daarvoor en de administratieve afhandeling, een groter drama wordt dan de Toeslagen+ de Omgeving wet bij elkaar. Of denk jij van niet?
Dat de overheid voor het collectief staat, lijkt mij een trivialiteit. Daarom heet het overheid.
Ik meet de overheid liever in termen van het aantal ambtenaren. Balkenende beloofde ons minder ambtenaren doen meer werk. Ik zie alleen maar meer ambtenaren, te beginnen met het aantal ministers in het huidige kabinet. Meer doen met minder mensen kan alleen maar door forse automatisering/digitalisering. Maar op de rijksbegroting zie ik daar niets van. Jij zult toch moeten toegeven dat de broodnodige modernisering van de IT bij de Rijksoverheid in een doorlooptijd van 5 jaar ongeveer 10.000.000.000 gaat kosten. Of zou het volgens jou voor minder kunnen?
Vriendelijke groet,
Daan.
Reactie op Paul Geurts.
Beste Paul, je reactie begrijp ik: Die mening zou ik ook hebben als ik al zo lang als jij op strategisch niveau bij een van de betere digitale steden zou werken. En eigenlijk is onze ‘roep’ ook niet voor jou en (een groot deel van) jouw organisatie geschreven. Bijvoorbeeld hoe goed jullie met IRMA en smart city bezig zijn.
Waar Daan en ik op doelen, is dat ons opvalt in gesprekken bij veel management teams en bestuurders dat men – mede vanuit de i-strategie – druk doende is de ‘digitale transformatie’ vorm te geven als doel op zich. Terwijl digitaal niet meer dan een ‘enabler’ is om zaken, processen, taken etc. beter, sneller, effectiever etc. te kunnen organiseren en realiseren. Informatie management in optima forma, maar dan op volledig digitale basis.
En ‘we’ willen de IT-afdelingen niet uitbreiden. Informatie management (ook in digitale vorm) moet onderdeel van de organisatie zijn en niet uitbesteed (moeten) worden. De meest succesvolle ‘transformaties’ – ook in het bedrijfsleven – werden door de organisatie geïnitieerd met commitment van een ‘begrijpend’ bestuur en ondersteund door enthousiaste medewerkers. Zonodig met inhuur en/of uitbesteding, zolang de organisatie maar eigenaar en regisseur van hun eigen transformatie bleef. Uitbreiding van dié interne deskundigheid en vaardigheid juichen we toe . . .
Reactie op Paul Geurts,
De grootste blokkade bij veel businessmanagers tot en met de top van de ondernemingen/organisaties is, dat ze het veel te druk hebben met het draaiende houden van de lopende business.
Zij zien daardoor onvoldoende de problemen op IT-gebied, noch de grote potentie van volle digitalisering. En, wie geen problemen ziet, heeft ook geen werkelijke belangstelling voor oplossingen.
Probeer in zo’n bedrijfscultuur maar eens aandacht te krijgen voor een ‘digital mindset’.
Een adequate oplossing is om tijdelijk een coach in de arm te nemen die je leert welke beslissingen je kunt nemen op bovenstaande onderwerpen. Zelfs met een coach blijf je ten alle tijden zelf de baas over je eigen beslissingen.
Reactie op Eric Brouwer.
Hallo Eric, natuurlijk kennen we NORA en al haar afgeleide zusters en dochters. Op EU niveau is de EIRA daar zelfs uit ontstaan. Dat geeft een prachtig vertrekpunt voor de toekomst. Het door jullie opgestelde basisconcept voor de toekomstige dienstverlening ‘interactie tussen burgers en overheid in 2030’ mag er ook zijn. Ik denk dat we een goede toekomstverkenning kunnen doen, maar dan moeten we dat ook daadwerkelijk in gang zetten. En dat vraagt een brede betrokkenheid, niet slechts een kleine groep (reeds) deskundigen. Juist het aanhaken van het ‘niet informatie-geschoolde deel’ van onze overheidsorganisatie is daarbij van het grootste belang.
In de kamerbrief van Staatssecretaris Van Huffelen van afgelopen dagen wordt daar ook positief op ingegaan. Voor het ‘opbouwen van toekomstbestendig I-vakmanschap’ stelt zij: “ . . . Met de toenemende digitalisering en aanhoudende schaarste op de arbeidsmarkt wordt het steeds belangrijker om voldoende en de juiste kennis op I in huis te hebben. . . . ook om de kennisontwikkeling bij niet I-personeel te stimuleren (en zittende collega’s waar nodig te voorzien van een ‘I-injectie’) . . . “.
Het doet Daan en mij als mede-oprichters van i-mentor dan ook goed in deze kamerbrief te lezen dat bij ‘Samenwerken met de markt en bevorderen innovatie’ (thema 10) onder de paraplu van ‘gezamenlijke opleidingstrajecten’, de Commissie Digitale Overheid en RADIO een aantal concrete stappen nemen, waaronder de inrichting van een klankbordfunctie vanuit het bedrijfsleven: het inhoudelijk doorlichten van een aantal opleidingsprogramma’s van RADIO en een pilot van 1-op-1-coaching: bestuurders uit het bedrijfsleven coachen ambtenaren via iMentor.
Juist in die gezamenlijkheid kunnen we dat toekomstbeeld inhoudelijk beter duiden, vormgeven en – last but not least – breed communiceren, toetsen en als vertrekpunt voor inhoudelijk en uitvoerend beleid nemen. Transformeren, integreren en vernieuwen met behoud van het goede dat er allemaal al is. Zoals NORA (en EIRA), de concepten dienstverlening 2030, de i-strategie etc. etc. We hoeven gelukkig niet het wiel uit te vinden, dat is al op veel plaatsen in vele vormen gebeurd.
Wat nodig is, is een haalbare (en betaalbare) weg naar dat geschetste toekomstbeeld uit te stippelen. Waarbij we iedereen in de organisatie kunnen uitleggen ‘what’s in for me’. Wat word ik of mijn werk of mijn organisatie er beter van? Wil ik hier deel van uitmaken? Geen kopgroep formeren die al snel het peloton verliest. Maar een aanpak waarop we samen als gehele overheid over de gewenste finish komen. Met een gezamenlijke ‘Begeisterung’.
In het kader ‘alleen ga je sneller, maar samen kom je verder’ is het belangrijk een heldere marsroute met duidelijke resultaten en meetpunten uit te zetten. Ik ben er van overtuigd, zeker met de mooie ervaringen uit het buitenland, dat we dat (ook) in Nederland samen kunnen. De basis is allang aanwezig, nu de gezamenlijke actie nog . . .
Dit is een gedegen, weloverdacht stuk wat voor mij een feest van herkenning is.
We kunnen het gan hebben over plussen en minnen en details, maar de lijn is duidelijk, is goe en verdient te worden opgenomen in de plannen voor de digitalisering van de overheid.
Ik vind wel dat de missie en de visie van de overheid ontbreken. Niet zozeer in dit stuk, maar gewoon, waar zijn ze. Ik vind meer missie en visie tekst van onze Belgische buren, dan van onze overheid. Wat er al staat is minimaal en uit 2014!
Er is wel heel veel over iStrategie, maar ook die moet geworteld zijn in een overkoepelende strategie.
Als de digitalisering niet geborgd is in een solide strategie, dan moeten we doen wat Daan en Hans hebben gedaan, zelf er een bedenken en maar hopen dat iedereen mee wil doen. De uitgangspunten zijn prima, maar missen om onwrikbaar te zijn de verankering in de strategie die er dus niet is.
Mogelijk is de overkoepelende strategie er wel, heb ik hem niet gevonden. Hoe dan ook, ik zeg vooruit, laten we het doen en laten we voorzichtig en zorgvuldig zijn en voor lief nemen dat we door het ontbreken van een overkoepelende strategie veel discussie gaan krijgen.
Met lede ogen heb ik de (rijks)overheid achteruit zien gaan in kennis, in aandacht voor waar het werkelijk omgaat. Ik hoop (meer kan ik niet doen) dat door de huidige en komende crisis(sen) de samenleving weer de overheid vormgeeft die het nodig heeft. De overheid is er voor ons, burgers, in de eerste plaats.
Mijn commentaar sluit het meeste aan bij dat van Gerben Wierda. Daan doet in zijn reactie op Gerben helaas geen recht aan de punten die Gerben inbrengt, met name die in de eerste vier alinea’s van Gerben ( de laatste alinea over de omvang van de overheid is meer een addendum waar verschillende opvattingen over mogelijk zijn).
De overheid heeft een fundamenteel eigen rol, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Op zijn minst moet dat benoemd worden. De overheid kan – binnen de grenzen van de wet – dingen die weinig andere partijen in de samenleving kunnen: belastingen heffen, boetes opleggen, individuele vrijheden beperken. Daarom hoort naast de dienstverlening door de overheid ook het effectief uitvoeren van de unieke overheidstaken én de bescherming van de rechten van burgers expliciet aandacht te krijgen. Tussen die laatste twee bestaat een intrinsieke spanning (collectief belang tegenover individueel belang) die meespeelt bij alle oplossingen voor de overheid en zeker bij digitalisering.
Daarom denk ik dat in elk geval de volgende aspecten een plaats verdienen:
1. De burger kan zijn eigen gegevens beheren (eigen dossier) en de gegevens inzien die de overheid heeft vastgelegd (dit ben ik eens met Daan en Hans).
2. De burger stelt per situatie (door de wet bepaald) uit zijn eigen dossier zijn gegevens (welke wordt door de wet bepaald) beschikbaar aan de overheid.
3. Er is geen integraal overheidsdossier. De overheid ontvangt per gebied (door de wet bepaald) gegevens van de burger. Voor de inkomstenbelasting zijn dat andere gegevens dan voor de kinderopvangtoeslag of voor de motorrijtuigenbelasting.
4. Er wordt informatie-technisch (vastleggings- en uitwisselingsstandaarden) geanticipeerd op het wijzigen van de informatiebehoefte van de overheid (door de wet bepaald). Zo kunnen gegevens die eerder alleen nodig waren voor gebied a ook eenvoudig door de burger beschikbaar worden gesteld voor gebied b, als de wet dat bepaalt.
Punt 3 is fundamenteel in verband met de spanning die ik aangaf tussen collectief en individueel belang. Daarnaast sluit het ook aan bij digitaliseren per overheidsgebied. Dat is behalve een fundamentele overweging ook een zaak van gezond IT-verstand. De overheid is te groot om als een eenheid gedigitaliseerd te worden.
Paul Buis, business/ICT-architect
Reactie op Paul Buis.
Mooie aanvullingen Paul. Inderdaad hebben we als maatschappij ooit een overheid geschapen om een aantal unieke zaken namens het collectief naar het individu te (kunnen) doen zoals belasting heffen, vrijheid beperken, monopolie op geweld etc.
Ook dat er geen integraal overheidsdossier per inwoner moet zijn maar per gebied niet meer dan noodzakelijk ivm jouw genoemde tegenstelling tussen collectief en individueel belang. Bedankt!
Allereerst moeten we onderscheid maken tussen de politiek, die van de hak op de tak springt, en de uitvoerende ambtelijke organisatie. De politiek is helaas een ongeleid projectiel, waar je veel last van hebt maar helaas niets aan kunt doen.
In de ambtelijke organisatie is, naar mijn mening, wel veel te doen. Wanneer houdt men eens op met die allesomvattende megalomane projecten, die gedoemd zijn voordat ze beginnen. Dat weten we allemaal, maar kennelijk zijn de flitsende presentaties van duurbetaalde consultancies toch te verleidelijk. Houd het klein en zorg eerst dat je kunt fietsen.
Daarnaast is digitalisering niet ingewikkeld. Het vergt alleen een helder visie, een gezonde set principes en een ruggengraat. Maar ja, je moet wel de tijd krijgen om dat bij elkaar te krijgen.
Ik vind het een mooie analyse van Daan, evenals vele mooie reacties. Ik roep graag op om er (nog harder) voor te zorgen dat alle overheidsorganisaties hun resources gericht kunnen inzetten. Vanuit de praktijk zie je gewoon dat elke organisatie dezelfde dingen moet doen (dezelfde componenten aanbesteden, etc). Dat kan maar op één manier opgelost worden en dat is door (heel) veel functionaliteit centraal beschikbaar te stellen en te voorkomen dat iedereen formulieren moet inkopen (om maar iets aan de voorkant te noemen). Het is dus zaak dat er veel meer voorzieningen bij bijvoorbeeld Logius of VNG Realisatie (die het liefst niet zelf dingen hosten) beschikbaar komen, al dan niet binnen bijvoorbeeld Mijn Overheid, wat naar mijn mening de primaire ingang richting alle overheidsdiensten zou moeten zijn. Dus deze opmerking als aanvulling voor de roep om een betere centrale visie en architectuur: realiseer vervolgens zoveel mogelijk van deze architectuur als centrale (of centraal beschikbare) componenten. Want dat is waar het veelal misgaat: een gebrek aan realisatiekracht bij de vele overheidsorganisaties, uitzonderingen daargelaten.
Even wat context vooraf:
• Er is de afgelopen periode onder aanvoering van Victor Knaap, medeoprichter van ’s-lands grootste en meest succesvolle digitale productiebureau MediaMonks en hard op weg een wereldspeler van formaat te worden, een sterke lobby gevoerd voor een aanpak waarbij digitalisering van de overheidsdienstverlening een speerpunt voor de komende tijd wordt. Bij voorkeur vanuit een Ministerie voor Digitalisering. Wat de status exact is, is mij niet bekend, maar het feit dat de portefeuille Digitalisering nu in het takenpakket van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken is beland, stemt weinig hoopgevend.
• De BV Nederland: je komt het vaak tegen, commentaar dat de overheid totaal anders is dan een commerciële organisatie. Dat klopt. Maar dat neemt niet weg dat het hoog tijd wordt dat ambtenaren commerciëler gaan denken en handelen. Het gaat dan niet om omzet en EBITDA, maar om het leveren van een rimpelloze dienstverlening en maximaliseren van maatschappelijke winst: zoveel mogelijk doen met het beschikbare budget binnen de begroting. Dit budget is geen self-fulfilling prophecy dat zichzelf oneindig aanvult. Dit moet worden opgehoest door Nederlands ingezetenen.
• Ook wordt het tijd dat de overheid stopt met het steevast praten over ‘De Burger’. Dit werkt vervreemdend. Alsof je het hebt over Marsmannetjes. En daar heb je als ambtenaar gevoelsmatig niet zoveel mee. Start met het benoemen van de Nederlandse bevolking als inwoners. Als je ambtenaren in een klantgerichte stand wilt zetten – want inwoners zijn klanten van de overheid of je het daar mee eens bent of niet – dan zul je een context moeten creëren waarbij ze zichzelf met hun klanten kunnen vereenzelvigen.
• Kijk naar het Rijks ICT Dashboard en je schudt als betrokken burger en vakspecialist meesmoedig het hoofd wanneer je kijkt naar hoe projecten zich ontwikkelen (initiële inschatting versus huidige status). Project ‘Digitaal Stelsel Omgevingswet’(DSO): in 2016 ingeschat op EUR 104 mln, inschatting eind 2021 EUR 172 mln. 65% overschrijding van oorspronkelijke budget. Einde nog niet in zicht. En wat het gaat opleveren, de baten, geen idee. Project ‘Basis Voorziening Justitiabelen’(BVJ): In 2020 nog ingeschat op EUR 47 mln, inschatting media 2022: EUR 71 mln. Een stijging van het budget met meer dan 50%.
Wat natuurlijk wel een complexiteit is, en daarmee een verzachtende omstandigheid, is dat wet- en regelgeving nogal eens wijzigt. Dit heeft direct invloed op de applicaties die diezelfde wet- en regelgeving moet ondersteunen. En dat vraagt om extra budget.
Dan naar het onderwerp digitale transformatie.
• Digitale transformatie staat eigenlijk altijd in dienst van wat ze in de commerciële wereld customer experience noemen. Om een omgeving te bieden aan gebruikers (dit zijn inwoners, bedrijven, verenigingen, ambtenaren, etc) waarin ze – daar waar mogelijk zonder direct contact met ambtenaren – de informatie of producten en diensten kunnen vinden die op dat moment relevant zijn. Als je ‘m helemaal plat slaat, zou je kunnen zeggen dat het gaat om het leggen van een digitale schil over het huidige systeemlandschap. Een digitale schil die wordt ontwikkeld op basis van een outside-in aanpak. Waarin de eindgebruiker het vertrekpunt is. Dat gezegd hebbende loop je in de huidige praktijk tegen een aantal uitdagingen aan:
1. Een groot gemis in de manier waarop overheidsdiensten nu digitaal worden aangeboden, is dat het grotendeels een productgericht aanbod is. Niets mis mee, maar hier zou je ook een ‘behoeftenschil’ overheen moeten leggen, zodat je als eindgebruiker op basis van je behoefte snel bij het juiste product of de juiste dienst uitkomt.
2. De ICT-partners van de overheid zijn vaak system integrators. Op rijksoverheidsniveau de usual suspects als Capgemini, Atos, PinkRoccade. Zij hebben bewezen dat klant-denken bij de ontwikkeling en implementatie van ICT-applicaties nu niet bepaald in hun DNA zit. M.a.w.: wil je als overheid digitale dienstverlening die voor eindgebruikers intuïtief aanvoelt, dan zul je specialistische partners aan je moeten binden. Doorgaans bureaus die hun sporen op het gebied van user experience design hebben verdiend.
3. Goed opdrachtgeverschap is bij succesvolle digitale transformatie een randvoorwaarde. Mijn eigen ervaring met overheidsaanbestedingen is, dat vaak gekozen wordt voor de goedkoopste oplossing. Dat weet iedereen, dus wat gebeurt er: partijen schrijven zo economisch mogelijk in en berekenen meerwerk als een programma of project eenmaal is gestart. Als je kijkt naar de grote afschrijvingen op (deels) mislukte ICT-projecten bij de overheid dan moet je toch concluderen dat binnenhalen en inhuren van specialisten om projecten vanuit opdrachtgeverszijde in goede banen te leiden zich heel snel terugverdient. Ook een manier om te voorkomen dat system integrators kunnen werken als de slager die zijn eigen vlees goedkeurt. Goed opdrachtgeverschap betekent wat mij betreft ook dat je een Design Thinking aanpak omarmt. Waarmee je veel sneller kunt leveren, maar ook veel sneller kunt corrigeren als de omstandigheden veranderen.
4. Ook rijst de vraag of de back-end systemen blijven voldoen als je de eindgebruiker daadwerkelijk centraal wilt stellen. Die zijn, inclusief de achterliggende datamodellen, ontwikkeld vanuit het product, niet vanuit de eindgebruiker. Als je dat wilt veranderen praat je over een megalomane operatie. Die dan eigenlijk alleen uit te voeren is als een greenfield operatie, die je ontwikkelt naast de huidige digitale/ICT-infrastructuur. Een alternatief is, om via een centraal data platform alle relevante data met elkaar te koppelen om de gebruiksvriendelijkheid van de digitale dienstverlening te kunnen waarborgen.
5. Daarmee kom je ook op de vraag: hoe organiseer ik mijn datalandschap? Dat is op zich al een megaproject. Met antwoord op vragen als: wil ik een centraal profiel voor alle eindgebruikers? En, creëer ik dan niet de ideale basis voor een politiestaat? Of kan ik het niet beter scheiden met antwoord op de vraag welke data je centraal op landelijke, provinciaal en gemeentelijk niveau neerlegt. Dat vraagt om een zeer omvangrijke en grondige informatie-analyse, die zich vertaalt naar een data-analyse en zijn beslag krijgt in een data-strategie. Die is dan weer input voor architectuurkeuzes in je ICT-strategie.
6. En dan komen automatisch vragen in beeld als: wie is eigenaar van de data? En in hoeverre geef je eindgebruikers toegang tot die data? De overheid heeft in 2018 de AVG ingevoerd maar heeft zelf natuurlijk een aparte positie. Het recht om vergeten te worden, onderdeel van de AVG, kan natuurlijk nooit van toepassing zijn. In principe is de eindgebruiker eigenaar van zijn eigen data, maar heeft geen zeggenschap over een basisdataset die de overheid nodig heeft om het land goed te kunnen besturen. Voor ambtenaren die met die data werken geldt wat mij betreft: niet de mogelijkheid geven om die data te kunnen spelen zoals jullie het zelf zeggen. Dat opent namelijk mogelijkheden om uitkomsten te manipuleren als dat beter uitkomt.
Als braindump misschien niet helemaal coherent, maar wel food for thought en basis voor verdere discussie.
Wat een mooie, goed doordachte aanzet van Daan en Hans om de digitalisering bij de overheid een zwiep de goede kant op te geven. De herkenning is groot, om het een feest te noemen gaat me wat te ver, als je er middenin zit. Er zijn ook herkenbare bijdragen en aanvullingen en aanbevelingen, zoals van Paul Geurts. Klein beginnen en laten zien dat het werkt is belangrijker dan de NORA helemaal actueel krijgen als framework om zaken in op te kunnen hangen. Ik zou het hier willen laten bij:
– “de overheid is er voor de burgers/inwoners en bedrijven (en niet andersom)”: helemaal waar en veel goede suggesties daar omtrent, ook wat betreft data en er “actional data” en zo informatie van zien te maken. Maar nog even en de meerderheid van de data-uitwisseling op internet vindt plaats tussen apparaten of softwaresystemen onderling. Niet meer tussen mensen onderling of tussen mensen en de systemen (van bedrijven en overheden). Dat besef mis ik nog een beetje met al die nadruk op “de menselijke maat” en “richtlijnen voor websites”. Alleen met een verplichting tot “ook een API” ben je er niet.
– Concreet voorbeeld: hoe faciliteert een gemeente als overheid haar klanten in geval van de fysieke mensen het beste als ze zich met hun smartwatch (waar ze nu al mee kunnen betalen in een winkel) ook willen aanmelden bij de balie van burgerzaken om een rijbewijs aan te vragen? En voeden we dan het datalake van Google of Apple en hun klanten vooral?
– wel aangestipt maar waar ik “bijscholing” niet als oplossing voor zie: de beleidsvoorbereidende ambtenaren op vrijwel alle niveaus, met name op de “digitale dossiers”, bepalen uiteindelijk wel waar geld voor komt, en nog fundamenteler: ook de regelgeving, maar zijn (nog?) teveel digibeet. Je kunt wel meer vrijheid aan de uitvoerende ambtenaren willen geven geven, maar als de middelen blijven ontbreken, schiet het niet op of blijft het zelfs van kwaad tot erger worden. Om over de politici, op de enkele uitzondering na, maar niet te spreken.
– Idem in veel gevallen het management bij de overheden, meestal al vanaf midden niveau. Hoe hoger je daar komt, des te vaker ook risicomijdend gedrag omdat ze na uiterlijk 4-5 jaar naar een andere functie en liefst ook ander ministerie moeten switchen, wil de carrièregroei er een beetje in blijven zitten. Probeer daar maar eens enthousiasme en medewerking voor innovatie of digitale transformatie te krijgen, waar de vruchten over 10 jaar pas te plukken zullen zijn.
Een zéér interessante aanzet van Daan en Hans, gevolgd door een aantal even interessante reacties.
Belangrijke aspecten in zowel de aanzet als de reacties zijn enerzijds de rol van de overheid en de verhoudingen tussen overheid, burgers en bedrijven/ondernemers en anderzijds de noodzakelijke digitale transformatie en de daarvoor benodigde I-gerelateerde architectuur principes. Beide fundamenteel voor een toekomstbestendige inrichting.
Maar een even belangrijk onderdeel van het fundament ligt besloten in ‘samenwerking’, in de aanzet van Daan en Hans genoemd als laatste uitgangspunt voor een moderne overheid (Samenwerking. Er dient meer aandacht te worden geschonken aan de horizontale en verticale samenwerking…). In de daarop volgende tekst wordt (vooral) gewezen op het van elkaar leren en oplossingen van elkaar overnemen. Maar samenwerken gaat verder dan dat. Samenwerken betekent soms iets voor een ander doen waar je zelf geen direct belang bij hebt (of meestal dénkt te hebben). Het zit niet in het overheids-DNA, zeker niet als je het op organisatieniveau bekijkt. Samenwerken is een vak en dat moet je leren!
We zijn als overheid van oudsher verticaal ingericht en zo sturen we ook. Daarbij vergeten we dat onze verticale opdrachtverstrekking en daaraan gerelateerde verantwoording (en afrekening) op gespannen voet (kunnen) staan met de horizontale, organisatie-overstijgende doelstellingen die ontstaan bij samenwerken. De geschetste toekomstbestendige, gedigitaliseerde dienstverlening van overheid aan burgers (of inwoners zoals opgemerkt door Gerben Busch) en bedrijven/ondernemers komt er niet zonder organisatie-overstijgend samenwerken.
Onze overheid is, zoals eerder opgemerkt door Gerben Busch, ingericht naar producten. Daarbij hanteren we een strikte scheiding van verantwoordelijkheden, en lijken we vergeten te zijn dat we als overheidsorganisaties ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben, namelijk de dienstverlening bieden die aansluit bij de behoeften van burgers en bedrijven/ondernemers (zie reactie Ben van Ackooy: Een overheid die in teken staat van het welzijn van “alle” mensen. Een overheid die niet alleen naar kosten en baten kijkt). Deze, op de belanghebbenden (ik wil het woord klant vermijden) gerichte, dienstverlening maakt geen (of in ieder geval nog te weinig) integraal onderdeel uit van de doelstelling per organisatie.
Daarmee ontstaat er als vanzelf spanning tussen verticale aansturing en de noodzakelijke horizontale organisatie-overstijgende samenwerking. Samenwerking wordt daardoor (te) vaak ervaren als lastig en als aantasting van de eigen autonomie en om die reden zeker niet omarmd.
Samenwerken begint met een mindset en moet gebaseerd zijn op ‘willen’ en niet op ‘moeten’, het vergt vertrouwen binnen en tussen organisaties en moet onderdeel worden van de cultuur binnen de overheid. En succesvolle samenwerking vergt voorbeeldgedrag, begint aan de top, tussen de minister(ie)s en zou idealiter impliciet besloten moeten liggen in de visie van ‘onze’ overheid. Maar we weten allemaal hoe er op het allerhoogste niveau over visie wordt gedacht…zie ook reactie van Ronald Baan. Samenwerken begint in de praktijk vaak op operationeel niveau, maar als er vanuit de top nog uitsluitend verticaal en op de eigen doelstellingen wordt gestuurd, wordt het nooit meer dan sub-optimaal en is het waarschijnlijker dat het ‘in the end’ een zachte dood sterft.
Zoals eerder opgemerkt vergt samenwerken vertrouwen, maar vergeet niet dat succesvol samenwerken ook vertrouwen biedt! Niet alleen tussen de samenwerkende partijen maar ook naar de omgeving, iets waar we als overheid een grote herstelslag te maken hebben, zoals helder beschreven in de reactie van Ron de Milde.
Dus ja tegen deze aanzet voor digitale transformatie van Daan en Hans, met inachtneming van alle constructieve aandachtspunten en kanttekeningen die in de reacties al zijn genoemd. In dat licht moet ook deze hartekreet voor meer aandacht voor organisatie-overstijgend samenwerken als één van de fundamenten onder de noodzakelijke digitale transformatie gelezen moet worden.
Interessant artikel van wel redelijk onderlegde burgers. Ik mis nog een klein beetje het aspect vd betrouwbare overheid hetwelk zou moeten terugkomen in het veilig omgaan met informatie van de betrokken doelgroepen. Dit komt enigzins terug in het onderwerp Digitale Duurzaamheid hetwelk overigens veel breder is dan Archivering alleen. Integraal is ook over ALLE overheidslagen heen iets tot stand brengen. Het zijn niet alleen de eilanden per overheidstaak (horizontaal) maar ook de Digitale samenwerking vd diverse echelons mag best iets beter (verticaal). Tot slot: bij elke nieuwe Wet of regelgeving mag Integraal nagedacht worden over de Digitale Uitvoering. Vroeger werd dat de informatieparagraaf genoemd welke gerust vervangen mag worden door een Digitale Informatie Paragraaf. Mooi voorbeeld hiervoor is de (Digitale) Omgevingswet.
Wat kan ik hier aan toevoegen?
Verdere digitalisering is voor een niet onaanzienlijk deel van de burgers problematisch en kan verdere rechtsongelijkheid en maatschappelijke tweedeling tot gevolg hebben.
In Nederland hebben 2,5 miljoen mensen van 16 jaar en ouder moeite met lezen, schrijven en/of rekenen. Dat is 18% van alle mensen in Nederland. Op 1 juni 2022 woonden 4 564 248 personen met een migratieachtergrond in Nederland. Dat komt neer op 25,8 procent van de Nederlandse bevolking. Van de laaggeletterden in Nederland kan ruim 30% niet goed omgaan met een computer. Maar, stel dat je wél goed kan omgaan met een computer, hoeveel zin heeft dat, als je de informatie van de overheid niet kan lezen en begrijpen?
Welke informatie uitwisseling – en met wie – kan en mag digitaal? En welke alternatieve mogelijkheden tot informatie uitwisseling zijn onder bepaalde omstandigheden gewenst? Deze vragen zouden hoog (of hoger) op de overheidsagenda moeten komen, ook met het oog op de hoge immigratiecijfers en een toenemende vergrijzing.
Het lange verhaal doorlopen:
– “Enkele uitgangpunten voor een moder overheid” – niets mis mee iedereen zal eens zijn
– “het data-gebeuren” Grondstof voor informatie is een prima metafoor on aansluiting te vinden met lean processing TPM value stream
– “Data zijn van de Burger” Dat zou ik zeker niet op deze manier formuleren. Het eigenaarschap kan ook betekenen dat het over een burger / ander gaat. Eigenaarschap datakwaliteit en de vrijheid om data te gebruiken en veranderen zijn allemaal andere voorwaarden – verantwoordelijkheden bij informatie. Zodra er meerdere betrokkenen zijn komen er meteen extra beperkingen eisen en meer.
Met de archiefverplichting komt dat nog eens terug.
– “Discretionaire bevoegdheid” eens met de vrijheid om data te analyseren. Dat gaat wel teen de publieke verontwaardiging over “computer says no” in.
Het hele proces met de informatieverwerking moet niet allen bij de bouw met feed-back loopt voorzien worden mar tevens tijden de operatie. Dat betekent monitoring van effecten op de totale populatie met extra steekproeven.
– “top down werkwijze” eens dat dit de beleidsmatige weg is. Om een of andere reden is er verval naar bottom up geloof door techniek. Dat werkt meteen het NIMBY/NIH (not in my backyard – not invented here) syndroom in de hand.
– “de dagelijkse I-organisatie” Die valt uit de lucht Demo van Dietz zullen weingen herkennen. Het is een goede opsplitsing maar R Maass hebben we ook een andere
Kijk ik naar Data-Mesh dan is de splitsing Operational / Analytic / Technical een zeer goede.
Voor een volwassenheid van BI&A kwam ik deze tegen. http://www.researchgate.net/publication/220710949_BIDM_ het CMM level 5 met top-down bottom-up closed loop terugkoppelingen lijkt me een fraaie stip op de horizon. Het huidige dashboard voor overheidsprojecten is huiveringwekkend
Daan en Hans, mooi artikel. Samen en omzien naar elkaar. Als ik even binnen me eigen organisatie Defensie kijk, dan zie ik de druk van de politiek, het realiseren van zoveel mogelijk IT projecten, en vaak in totale isolement, los van de gebruiker en beperkt overleg met de onderhouder. Grote organisaties, hebben zoveel mogelijk de diensten geoutsourced, om maar niet zelf aangesproken te worden. Kortom goede mensen staan aan de kant en verbazen zich. Zoals jullie ook zelf constateren willen de IT medewerkers ook de beste oplossing, zolang de politiek alleen de korte termijn oplossingen vraagt, wordt het moeilijk voor het management van een organisatie. Waar ligt dan de focus. ? Juist risico management, en controle, controle. Er zijn dan zoveel ERP programma’s die werken onmogelijk maken. Moraal van het verhaal, we hebben in de IT geen probleem, het management heeft een groot probleem. En de politiek gaat van crisis naar crisis
Dank voor deze visie op de digitalisering van de overheid. Enkele herkenbare bevindingen onderschrijf ik zeker, zoals het gebrek aan horizontale en verticale samenwerking binnen, maar vooral ook tussen de verschillende overheden.
Voorts onderschrijf ik ook de aanbeveling dat de verandering náást de bestaande organisatie moet worden vormgegeven. Een aantal zaken zijn m.i. ook relevant om in het achterhoofd te houden zijn:
1 positionering van architectuur;
2 focus van architectuur binnen de overheidsorganisaties;
3 beeldvorming ICT binnen de overheid.
Ad 1. In een eerdere reactie op andere artikelen heb ik reeds aangegeven, dat ik merk dat er rondom het vakgebied veel onduidelijkheid is over taken, verantwoordelijkheden en de positie van architectuur binnen de bedrijfsvoering van organisaties. Uit ervaring weet ik dat architectuur vaak wordt ‘beperkt’ tot ICT, terwijl de digitalisering ook een business issue is. Ron Tolido (Capgemini) hoorde ik laatst vertellen, dat transformatie anno nu per definitie Digitaal is. Helemaal mee eens, maar de organisatie, mensen en processen moeten mee niet alleen de technologie. Dat moet al op strategisch niveau door dringen. Dat architectuur daar bij een sturingsinstrument is, is evident, maar moet dan ook écht aansluiten op de businessvisie. Brengt me op punt 2.
Ad 2. Omdat architecten meestal in ICT-hoek worden ‘gedreven’, worden er op enterprise architectuur niveau te weinig enterprise brede visies ontwikkeld, ook op ‘netwerkniveau’ in de zin van ketenpartner, ecosystemen etc. Managers hebben acute applicatie lifecycle problemen, nieuwe wettelijke taken te implementeren etc. In de Common ground beweging waren het ook meestal de grotere gemeenten die wilden en konden meewerken aan organisatieoverstijgende vraagstukken. Deze CG-beweging is een poging om die sector te verbeteren, alleen ligt ook daar de nadruk op de ‘informatiekundige gedachten’ en te weinig op de business value (‘waarom willen we de gelaagde architectuur? wat heeft de burger eraan?’) Het lastige is dat er vaak geen strategieën zijn binnen de eigen organisatie, zodat organisatieoverstijgende klantreizen helemaal moeilijk zijn in te passen in de eigen organisaties. Ik ben het dus eens met de oplossingsrichting om buiten de bestaande organisaties de verandering vorm te geven, bijvoorbeeld door de belangrijkste levensgebeurtenissen van burgers te analyseren en goed te gaan ondersteunen, op basis van een fluïde datalandschap en integratievoorzieningen. En álle overheidsorganisaties moeten meewerken!
Klein beginnen, maar groot ambiëren. Brengt me weer op punt 3;
Ad 3. Successen moeten expliciet worden gemaakt. Er zijn de afgelopen 20 jaar zeker ook successen geboekt. Het feit dat we allemaal kúnnen inloggen in overheidsomgevingen met dezelfde ‘sleutel’ is al een verworvenheid. Uit eigen omgeving zie ik wel, dat de minder digitaal vaardige medemens dit nog te complex vindt. Dus er zal betere begeleiding moeten komen, van mensen die niet over hun eigen ‘dossier’ kunnen beschikken. Er zijn ook krachten die in één dossier meteen weer een controle-instrument van de overheid zien. Er moet dus vertrouwen worden gecreëerd in het datagebruik.
We zijn als architecten de afgelopen jaren te goed geweest in het digitaliseren van de processen. Prio bij de Straight-through-processes, weinig aandacht voor uitvalbehandeling, bijzondere gevallen (discretionaire bevoegdheden) etc. De Digitale Kooi van de Kafka-brigade heeft dat goed verwoord, het ontbreken van correctieprocessen. Daar moet zeker meer aandacht voor komen. De politiek heeft het ook soms erg lastig gemaakt. Op dit moment worden er nog erg complexe wetten gemaakt, waarbij departementen de uitvoeringsorganisaties soms zeer weinig mogelijkheden geven (veelal vanwege privacy, data minimalisatie) om contra informatie te gebruiken bij besluitvorming en uitvoering. Het Wetgevingsproces zal derhalve óók dichter bij de digitalisering moeten worden gebracht.
Was het credo niet lang: werken aan één overheid? De complicerende factor blijft toch de ministeriele verantwoordelijkheid per ‘domein’. Mijn indruk is, dat er vaker ketenverantwoordelijkheid, helder processownership én data ownership (hierover is veel discussie of dat überhaupt bestaat) moet worden ingericht.
Ergo, ik onderschrijf het artikel.
Daan, Hans,
Een goed verhaal aangevuld met waardevolle commentaren. Het beschrijft in mijn ogen een ideale situatie. Alleen is de realiteit volgens mij verre van ideaal. Er is momenteel meer wantrouwen dan vertrouwen jegens de overheid. En “De Overheid” wat is dat nu precies? De kamer? Het ambtelijk apparaat? De provincies? Gemeenten? Waterschappen? Of het alles bij elkaar en zo ja, functioneert het dan ook als één geheel? Als ik kijk hoe er doorlopend met verantwoordelijkheden geschoven wordt (zie bijvoorbeeld de recente voorstellen over de corona wetgeving) heb ik mijn sterke twijfels of je “De Overheid” wel als één organisatie kunt beschouwen. En als dat niet kan wordt integraal digitaliseren best een uitdaging. Zoals Erik Ruiterman al opmerkt is het sleutelwoord volgens mij: Samenwerking. Daar valt of staat het succes van de digitalisering mee, denk ik. Of dat in een one-size-fits-all oplossing kan betwijfel ik, maar zolang de deeloplossingen (architecturen) maar met elkaar kunnen samenwerken hoeft dat misschien ook niet.
Dag Daan en Hans,
Het artikel start met een stelling: Digitaliseren is het logische resultaat van processen digitaal inrichten, besturen en integreren.
Vervolgens wordt beweerd dat de komende transformatie een integrale transformatie is naar een data- en informatiegedreven overheid in al zijn verschijningsvormen, zowel naar de burger, de ondernemer en de (uitvoerende) ambtenaar toe. Hier ontbreekt de onontbeerlijke processendomein.
De tweede stelling is namelijk het gevolg van de eerste stap om integraal te kunnen transformeren. De transformatie zit in het service gericht denken dat bij veel organisaties en ook bij de overheid een cultuuromslag voor nodig is. Het is voor velen nog een brug te ver om niet vanuit de eigen organisatie te ontwerpen. Het is de klant en in dit geval de burger die samen met de overheid de dienstverlening gaat vormgeven ofwel ontwerpen. Ik ben bezig met een PhD proposal om deze vereiste digitale transformatie te onderzoeken om gezamenlijk dienstverlening te ontwerpen via een specifieke methode.
Zodra mijn voorstel is goedgekeurd, zal ik je informeren.
Beste Daan en Hans,
Een zeer goed verhaal aangevuld met waardevolle commenaren.
Ik kan mij dan ook hierin goed vinden.
Gezien de jarenlange ervaringen die ik met de Overheid heb gehad, ben ik bang dat integrale digitalisering nooit van de grond gaat komen.
De Overheid is per definitie in silo’s ingedeeld inclusief verantwoordelijkheid en geld uitgifte en inning.
Ik zie het ambetenaren corps inclusief de leiding niet veranderen, want hun belangrijkheid en ‘macht’ zijn hierop gebaseerd.
We hebben een of meerdere ‘verlichte despoten’ in het kabinet nodig voor er echt iets gaat veranderen.
Gezien de totale onkunde op het ICT domein binnen het kabinet ben ik droevig gestemd.
Succes !!
Beste Daan en Hans,
Een heel mooi betoog over digitalisering bij de Overheid. En, ik onderschrijf integrale aanpak van harte, maar of ik digitaliseren als kern thema moet pakken ga ik nu verder onderzoeken in dit betoog. Ik zie in het digitaliseren inderdaad ook een het moeilijk onderdeel. Maar de redenering gaat niet goed door de impliciete aanname dat dit een maakbaar domein is.
De tweede aanname in jullie betoog is dat de overheid beweegt naar een data- en informatie gedreven overheid. Hopelijk hebben we een doel gedreven overheid – ‘purposeful’ – dat streeft naar een maatschappij waarin niemand achterblijft, en iedereen mogelijkheden krijgt. Heb je daar data en informatie voor nodig? Ja. Maar is dat kenmerkend van een ‘purposeful’ ingerichte maatschappij? De kenmerken of principes voor een digitale overheid zouden daar een afgeleide van moeten zijn. Niet van het principe dat het data en informatie-gedreven moet zijn.
De grootste uitdaging zit eigenlijk in de veranderlijkheid. De kenmerken van de overheid bewegen mee met de tijdgeest en met het politieke landschap. Helaas is het operationele model van de overheid het resultaat van al die verschillende periodes, en is er altijd veel legacy. De veranderbaarheid loopt niet in de pas met de snelheid van aanpassingen in het operationele model. Informatie is daar maar een aspect van.
Voor de discussie zou ik de volgende stelling daarom willen opwerpen: de weg van data en informatie-gedreven maatschappij is tunnelvisie die voortkwam uit de eerste visies over digitalisering in de jaren 80 en 90. (zie ook mijn bijdrage in het boek van Daan over architectuur waarin heb geschreven over de ‘homo informaticus’. Deze bestaat net zo min als de ‘homo economicus’). Het gaat niet om data. Het gaat om doelen en waarmee die bereikt kunnen worden. Een integrale digitalisering zou zich moeten richten om die doelen – ik bedoel hier ‘purpose’ – te bereiken. Behalve data is menselijk gedrag een te belangrijk onderdeel bij het tot stand komen van de een uitkomst. Ik ben het dan ook helemaal eens met de idee om actief de menselijke maat in een operationeel systeem in te bouwen.
Voor digitalisering van de overheid – het verder invoeren van technologische hulpmiddelen voor het overheidsapparaat – is het daarom nuttig de architectuur aanpak te integreren met een socio-technische systeem benadering. De systeem benadering geeft handvatten voor het formuleren van principes voor de onderdelen van het systeem. Twee belangrijke aspecten in een zich voortdurend ontwikkelende overheid die de samenleving probeert te volgen zijn bijvoorbeeld het innovatie mechanisme om vernieuwing mogelijk te maken en escalatie mechanismen als het systeem ongewenste uitkomsten geeft. Lichtende voorbeelden waar onze overheid de mist in is gegaan is de gezondheidszorg inrichting (een falend innovatie mechanisme) en de toeslagen affaire (een falend escalatie mechanisme).
Wat mij als architect altijd geholpen heeft is de marketing discipline. Deze vat ik op als de vraag in de maatschappij matchen met het operationele model dat die vraag kan vervullen. Als de overheid zo kijkt dan komt zij niet op het principe van integrale digitalisering, maar wel op een afstemming van doelen, mensen en middelen. Dit past ook beter bij de aanpak van een architectuur, die toch vooral holistisch dit proces van afstemming en ontwerp in gaat.
De burger
Veel spreekt mij aan in het betoog over de burger. Ik zou daar aan willen toevoegen dat de burger niets wil. Alleen zaken die van hem verwacht worden door de overheid eenvoudig te kunnen doen. Verder als de overheid van hem iets verwacht dat hij die trigger op zijn pad tegenkomt en eenvoudige instructie krijgt wat hij dan moet doen. Just enough, just in time. Daarvoor zijn technieken uit de (online) marketing en is de digitale wereld heel behulpzaam. Maar, de burger wil zeker niet zelf een systeembeheerder zijn van zijn eigen domein waarin de overheid alles heeft opgeslagen en dat hij zelf volledig kan inrichten. Hij wil wel transparantie. Net als een goed escalatiemechanisme of innovatie mechanisme.
Kortom: de kern van ontwikkeling van het overheidsapparaat ligt rondom: de burger als eindgebruiker, de levensloop van de burger en het dynamische systeem dat continu meebeweegt met de maatschappelijke inzichten. Essentiele mechanismes en kenmerken van het systeem zijn transparantie, gebruiksgemak/schoonheid, escalatiemechanisme en innovatiemechanisme. Helaas zijn er ook beperkingen omdat de technologie structuren verouderen en dat je dan met legacy blijft zitten die niet past tenzij er energie of kapitaal ingestoken wordt. Dat geeft meteen de beperking van de maakbaarheid van een digitale overheid aan.
Groet, Harry Hendrickx
Plan B
Ik ben een groot voorstander van vergaande digitalisering van onze overheid. Ik ben tevens vorig jaar augustus gehackt (geweest hoop ik) en merk dat er:
1. een behoorlijk tekort is aan capaciteit van mensen bij instanties die cybercrime dienen aan te pakken (politie, banken, gemeenten, verzekeraars).
2. dat heeft als gevolg dat er geen adequate hulp is indien je vermoed slachtoffer te zijn van identiteitsroof domweg vanwege het feit dat zaken met meer bewijs (en dus schade) terecht voor gaan.
3. dat heeft ook als gevolg dat – indien je eerst een tijdje wilt toetsen of alles echt veilig is – er soms GEEN ANALOGE PADEN MEER BESTAAN om digitaal te kunnen omzeilen. Ik heb dit zelf als belemnering ervaren en denk dat de (nog) minder IT geschoolde medeburger hier echt last van kan hebben.
4. Net zoals de overheid haar burgers beschermt in het fysieke leven, zal zij ook haar – sterk toenemende – verantwoordelijkheid dienen te pakken in de digitale wereld. Niet om mij een plezier te doen, maar om te voorkomen dat onze niet IT geschoolde burgers slachtoffer worden van hoogopgeleide en begaafde criminelen.
Ik pleit derhalve nog steeds voor een sterk ambitieuze digitaliseringsagenda. Ik pleit tevens voor voldoende grip op de digitale wereld en haar minder gewenste effecten plus een heldere wijze voor en opvang van burgers die zich beter even aan het digitale leven onttrekken.
Fantastisch stuk overigens en heel blij met de brede discussie die het losmaakt.
Fijn restje weekend,
Michel
Beste Daan, en eerdere reageerders
Prima om de knuppel in het hoenderhok te gooien. En veel gras is door eerdere reacties al voor mijn voeten weggemaaid. Toch even mijn bijval en accentuering:
1. De overheid is er voor de burgers en bedrijven en niet voor de politieke partijen
2. De burgers en bedrijven zijn eigenaar van de overheid (aandeelhouders) en niet klant
3. Een ambtenaar met discretionaire bevoegdheid moet toegankelijk zijn voor de burgers en bedrijven en niet verborgen achter een digitale muur.
4. Algorithmes zijn hulpmiddelen om complexe vragen (van burgers en ambtenaren) te beantwoorden en niet digitale ambtenaren die op oncontroleerbare wijze complexe besluiten nemen
5. Veel meer aandacht voor de 80-20 regel. Bij alle (digitale) diensten die een burger of bedrijf kan afnemen, is in het grootste deel van de gevallen het resultaat terstond leverbaar op grond van eenvoudig valideerbare gegevens die al aanwezig zijn en die alleen maar gecombineerd hoeven te worden. In de overige gevallen dient terstond een ambtenaar te worden aangewezen die (persoonlijk – met backup voor ziekte of vakantie) verantwoordelijk is om die casus binnen 4 weken tot een goed einde te brengen.
6. Om reden van digitale veiligheid dienen de meeste gegevens zo decentraal mogelijk te worden beheerd en opgeslagen. Liefst op het niveau van de uitvoeringsorganisatie.
7. Met minder ambtenaren meer doen betekent minder beleidsambtenaren en meer menskracht in de uitvoerende diensten en betere digitale gereedschappen
8. Beleidskaders moeten op architectuurniveau worden geschapen en niet op uitvoeringsniveau. Op uitvoeringsniveau dient een ambtenaar de discretionaire bevoegdheid te hebben om van beleidskaders en de letter van de wet af te wijken indien daarmee het doel van de toepasselijke wetgeving wordt gediend.
9. De wetgeving is veel te complex. Te beginnen met de belastingwetgeving. Hoe complexer de regels, hoe meer ruimte voor misbruik.
10. In grensgevallen moet het resultaat van een overheidsbesluit aan weerszijden van de grens in bijna gelijke gevallen bijna gelijke resultaten opleveren.
Tot zover mijn reactie in 10 stellingen.
Ter aanvulling. Bij de geconsolideerde juridische megatrend — digitalisering leidt tot juridisering — blijft tenminste één gemeenschappelijk aspect opvallen. Vaak vormen uiteenlopende dreigingen de aanleiding voor nieuwe maatregelen. Digitaal recht als schild, in ieder geval deels. Of anders gezegd: de brede en geavanceerde inzet van geautomatiseerde gegevensverwerking uit oogpunt van innovatie, economische ontwikkeling en welvaart vraagt tegelijkertijd om de bescherming van mens, organisatie en samenleving. Er komen telkens meer by wettelijke design voorschriften, waarbij vooral de eis van transparantie zich nu op de voorgrond dringt. Naar aanleiding van berichtgeving over het grootschalig gebruik van voorspellende algoritmes door onder andere Belastingdienst, politie, Centrum Indicatiestelling Zorg en verschillende gemeenten, wees de Autoriteit Persoonsgegevens helder op kern van de zaak. ‘Als er een besluit over je wordt genomen en je weet niet hoe dat tot stand is gekomen, dan kun je je daar niet tegen verdedigen’. De conclusie geldt mede voor de private sector. Maar laten we de andere by design voorschriften niet vergeten, te beginnen met de digitale veiligheid, ongeacht of het om de verwerking van persoonsgegevens gaat. Ook wie geavan-ceerde voorwaarden aan overheidsautomatisering — dank hiervoor Daan en Hans — ont-komt niet aan de oprukkende by design voorschriften die mede de juridische piketpalen slaan.
Digitalisering van de overheid is belangrijk. En vanwege dat belang, is een kritische reflectie vereist op de kanttekeningen die Rijsenbrij en Timmerman plaatsen bij deze digitalisering. Maar niet nadat ook ik mijn waardering heb uitgesproken voor hun bijdrage. Rijsenbrij en Timmerman hebben met hun kanttekeningen een integraal, diepgravend en tot denken stemmend artikel opgeleverd over een integraal, diepgaand en tot hard werken aanzettend onderwerp.
In bijna al de door Rijsenbrij en Timmerman geformuleerde uitgangspunten kan ik mij vinden, met uitzondering van de eerste: “De overheid is er voor de burgers en het bedrijfsleven, niet andersom.” Voor de goede orde, in mijn werk als (rijks)ambtenaar ga ik zeker niet uit van het omgekeerde (dat burger en bedrijfsleven er voor mij zijn). Sterker nog, ik ben nog nooit een ambtenaar tegengekomen die serieus de overtuiging had dat de wereld er voor hem of haar was. Echter, door het te formuleren als “de overheid is er voor burgers en bedrijven” maken Rijsenbrij en Timmerman het concept van “de overheid als dienstverlener” dominant in hun aanpak voor de digitale transformatie. Al in 2016 geven Paul Waller en Vishanth Weerakkody (Brunel University) in hun working paper “Digital Government overcoming the systemic failure of transformation” overtuigend aan dat “dienstverlening aan burgers en bedrijven” als uitgangspunt voor de digitale transformatie van de overheid een falend uitgangspunt is. Ook hier voor alle duidelijkheid, dit betekent niet dat het acceptabel is wanneer de kwaliteit van dienstverlening onder de maat is. Dit betekent – volgens Waller en Weerakkody – dat dienstverlening niet het ankerpunt kan zijn voor een succesvolle digitale transformatie van de overheid.
De overheid is niet primair ten dienste van individuele burgers en bedrijven, maar voor en namens de samenleving als geheel. En een van de essentiële zaken die “de overheid” voor en namens “de samenleving als geheel” doet, is het beheren van de rechtstoestand. De rechtstoestand is het geheel van rechten en plichten dat burgers en bedrijven jegens de samenleving hebben. En de overheid kan, door middel van beschikkingen (Algemeen Burgerlijk Wetboek) die rechtstoestand wijzigen. Het maatschappelijk belang dat hiermee wordt gediend, is dat de overheid hierdoor rechtszekerheid schept. Voorbeeld: in de kadastrale registratie is te vinden wie eigenaar is van welk onroerend goed. Da’s handig voor als je een huis wilt kopen. Dat je zekerheid hebt dat je het van de echte eigenaar koopt. En middels dit voorbeeld wordt direct ook duidelijk hoe belangrijk het is dat de overheden hun informatiehuishouding en archivering (voorzover daar in een digitale context nog onderscheidt tussen bestaat) op orde hebben. Die administratie = de (vastlegging van) de rechtstoestand. Het is mijn overtuiging dat niet de dienstverlening naar burger en bedrijven het ankerpunt moeten vormen voor de digitale transformatie van de overheid, maar het beheren van de rechtstoestand. Die rechtstoestand is dan ook meteen het startpunt voor datamodellen en ontwerpen van de informatie-architectuur. Toch denk ik dat het verschil tussen het uitgangspunt van Rijsenbrij en Timmerman en mijn overtuiging nog overbrugbaar is.
Dat denk ik niet bij de moeite, zelfs weerstand, die ik ervaar bij het lezen van de “top down werkwijze” die Rijsenbrij en Timmerman nastreven. Ik lees “nodig is
1. Een architectuurschets over hoe mensen en bedrijven over 15 tot 20 jaar met elkaar omgaan in een volledig gedigitaliseerde samenleving (digital society 2040).
2. De toekomstige rol en het functioneren van de overheid in die gedigitaliseerde samenleving en de borging van onze democratie.”
Ik krijg meelij met die arme staatssecretaris Van Huffelen (en de ambtelijke collega’s die haar vanuit BZK ondersteunen). Nu is er bij BZK een “directie digitale samenleving” dus van hun moet het komen. Ga d’r maar aanstaan. Volledig, integraal, de gehele overheid (rijk, provincies, gemeentes, waterschappen, ZBO’s etc.) top down opgelegd (en het mag natuurlijk geen enkele fout bevatten). Als ze dat kunnen, wil ik ook graag meteen een oplossing voor de klimaatcrisis, voedselzekerheid, armoedebestrijding en wereldvrede. Het eerste punt is mijns inziens een menselijkerwijs onmogelijke opgave. Geen architect zal het kunnen opleveren.
Hun tweede punt betreft de rol en het functioneren van de overheid. Deze onderwerpen zijn – naar mijn bescheiden mening – het primaat van de politiek. Met alle kritiek die men kan hebben op de tekortkomingen van de dames en heren politici, en de traagheid en stroperigheid van een democratisch proces van besluitvorming, toch moet ik er niet aan denken dat een stel ambtenaren en/of aantal enterprise architecten top down gaan bepalen wat de rol is van de overheid in een digitale samenleving en hoe de overheid dan functioneert. Het vertrouwen in de overheid mag dan gedaald zijn (en er zijn genoeg fouten gemaakt, om als ambtenaar deemoedig het hoofd te buigen) om onze democratie dan maar in te ruilen voor “een dictatuur van de architectuur” gaat mij te ver.
Wat had ik dan verwacht?
Beste Daan Rijsenbrij en Hans Timmerman. De verwachting die ik had werd al gewekt in de eerste zin van jullie artikel “Wij, twee IT-onderlegde burgers, zien op dit moment veel losse, waardevolle, digitale functionaliteiten ontstaan bij alle overheidsorganisaties.” Welke zijn deze waardevolle digitale functionaliteiten, waar en hoe kunnen deze functionaliteiten worden hergebruikt, welke concrete ontwikkeling zien jullie voor deze functionaliteiten. Kortom, heren, geef ons zicht op een praktisch transformatiepad, waarmee we vanaf morgen beheerst en voorspelbaar de best denkbare stappen kunnen zetten in de digitale transformatie van de overheid.
Beste Daan, Hans, (en alle anderen voor de waardevolle bijdragen)
Het goede nieuws is dat vrijwel iedereen jullie bijdrage goed vind. Ik sluit me daar dan ook van harte bij aan. Mijn reactie is niet van technische aard, meer observerend.
Het is altijd interessant om te zien dat er zoveel reacties zijn vanuit verschillende gezichtspunten. Dat zegt iets. Dan sijpelt er iets weg van het ‘goede’. Wat het mij (opnieuw) leert is dat er niet een duidelijk richtpunt is. Waar willen we nu eigenlijk naar toe met zijn allen, als land? Wanneer dat duidelijk zou zijn zijn er minder uiteenlopende meningen, en meningen die zich meer rond dat doel bewegen. Ik spreek graag van een purpose. Wat willen we zijn als natie. Waarom lukt het Denemarken, Finland, Estonia, en meerdere, wel? Laten we eens kijken welke richtpunten zij hebben en hoe digitalisering hen helpt om daar te komen (wetende dat dat punt voortdurend verschuift, maar wel binnen kaders dat de weg ernaar toe in het vizier houdt). Dat dynamisch proces, in een richting die men visie noemt (ik noem dat purpose omdat het iets is waar je je graag aan verbindt). Wanneer dat er niet is zal integratie een lastig verhaal worden. Dan wordt digitaliseren erg lastig. Als ik geen goed idee heb hoe een dynamisch gebouw eruit moet zien, dan kunnen we er op los digitaliseren, volksstammen opleiden to excellente ITers, maar dat zal ons niet veel verder helpen. De wereld wordt meer en meer aan ons getoond in data en er komt steeds meer bij, de groei daarvan is exponentieel. AI zal ons daarbij moeten helpen, we kunnen simpelweg de data niet verwerken met onze hersenen… niemand kan dat. Maar algoritmen hebben alleen zin wanneer we weten wat we willen weten. Wij willen weten hoe we het beste de route naar die purpose kunnen nemen. Opnieuw, wanneer die er niet is zijn we een beetje stuurloos en om op de sterren te navigeren hebben de meesten van ons verleerd…. Ik vind de artikelen van jullie altijd zeer waardevol en bewonder jullie uithoudingsvermogen om steeds weer naar de noodzaak van een goede digitale architectuur te wijzen. Het goede wordt alleen beter wanneer we weten wat goed is. Ik heb niet het idee dat we daar zicht op hebben.
Hi Daan en Hans,
Ik kan me net als vele anderen prima vinden in de tendens van het stuk en de richting die aangegeven wordt. De grote vraag is voor mij veel meer hoe we daar gaan komen. De hoe vraag van deze digitale transformatie is waar in mijn beleving de uitdaging zit en waar we zeker het (publieke) debat over moeten voeren.
In grote lijnen eens met deze zichtlijnen.
Hier dienen wij het doel voor ogen te houden t.w. “een transparante overheid in haar bijdragen aan de samenleving” als geheel.
Ik kan mij goed vinden in de kopjes: 1. De participerende, meedenkende burger.
2. De geïnteresseerde burger. Burger participatie.
3.De zelf soevereine burger. De digitalisering van de maatschappij, en dus ook de burger.
4. Integrale samenwerking horizontale /verticale samenwerking). Ministeries, ZBO’s, provincies, gemeentes en waterschappen moeten van elkaar leren, samenwerken en goede oplossingen van elkaar overnemen, op basis van overheidsbrede – en Europese – normen en standaarden. Samenwerken is cruciaal om als samenleving succesvol te zijn.
– Zo ook breder zoals in het kader van de landelijke, provinciale & gemeentelijke “Opgaven” welke nu nog moeizaam zijn vanwege informatie, brongegevens en het verschil van inzichten. Optimale Digitalisering niet alleen afhankelijk van een strategisch informatie-architectuur-model, maar vergt ook een “parachute mind”(open) m.b.t. de diverse beleidsterreinen.
Note: Mooi(duidelijk) voorbeeld aangehaald m.b.t. De Nieuwe Omgevingswet :-)
Beste Daan,
Je vraag deed me denken aan ‘De eigen aard van de overheid’ van Hans Berg (1998!). Hij somt daarin een aantal ‘systeemkenmerken’ die de overheidsorganisatie doen verschillen van de private:
1. Overheidstaken hebben een subjectieve grondslag, want missen een objectieve of wetenschappelijke basis.
2. Concrete beleidstaken zijn fundamenteel omstreden.
3. De overheid heeft de plicht tot ‘levering’. Hierdoor is een zeer breed assortiment overheidstaken ontstaan met daaruit voortvloeiende hoge coördinatielasten.
4. Veel overheidstaken zijn ‘onmogelijk’ of controversieel; hierdoor zijn het ondankbare taken.
5. Het geweldsmonopolie confronteert overheidsdienaren met een scherpe tegenstelling tussen de normen van de rechtsstaat en die van het privé-domein.
6. Om machtsconcentratie en –misbruik te voorkomen moet de nodige zelfbeheersing worden opgebracht. Zelfbinding dwingt tot zorgvuldigheid en voorzichtigheid maar leidt daardoor vaak ook tot langdurige procedures.
7. Lekenbestuur is noodzakelijk voor de legitimiteit maar staat onder druk van de steeds verder oprukkende professionalisering.
8. Openbaarheid vormt een essentiële voorwaarde voor een democratie maar heeft ook ongewenste bijwerkingen.
9. Bij de overheid neemt machtsuitoefening extra grote proporties aan en dit blijft niet zonder gevolgen.
10. De wetenschappelijk-rationele beheersbaarheid van beleidsprocessen is zeer beperkt.
11. De relatie tussen de overheid en haar burgers is gecompliceerd en stemt niet overeen met de idealen van de markt.
12. Ook de relatie tussen politici en ambtenaren is speciaal; zij komt niet overeen met eenvoudige hiërarchische werkrelaties.
Hoewel het concept ‘digitalisering’ hier nog geheel ontbreekt, verwijst de opsomming wel naar enkele structurele kenmerken die het streven naar efficiënt en effectief overheidshandelen een illusie maken.
De opdrachtgever, de politiek, is wispelturig (soms denk je wel eens: steeds incompetenter). De uitvoerders (de ambtenarij) heeft geen enkele reden om zo effectief mogelijk haar werk doen. Een ambtenaar maakt alleen carrière als hij meer ondergeschikten krijgt. De voorbeelden van wat dit betekent zijn legio, ik gaf er al enkele in reactie op een soortgelijk verzoek van jou uit 2019:
– de politiek stelde ook in dat jaar een paar miljoen beschikbaar om de gevolgen van een volgende droge zomer te beperken. De ambtenaar wordt geconfronteerd met de keuze: dat geld wordt voor het grootste deel uitgegeven aan een concreet project, bijvoorbeeld verhoging van de grondwaterstand in Drente; of voor 90% aan de eigen werkgelegenheid, bijvoorbeeld door ‘beleidstafels droogte’ op te richten, onderzoeken aan te besteden (!) en ‘verdringingsreeksen’ te (doen) verzinnen. Alles onder de bezielende leiding van een Managementteam Watertekorten (MTW) dat 37 uitvoeringsinstanties inpoldert.
– Of neem de afhandeling van de aardbevingsschadeclaims in Groningen. Eerst werd daartoe opgericht het Centrum Veilig Wonen (CVW). Zijn taken werden alras overgenomen door een nieuw orgaan, de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade. Deze TCMG had in het eerste jaar (2018) 65 miljoen euro te besteden – voor het opzetten van de nieuwe organisatie, niet voor de schade-uitkeringen. Tot 2020 werd door die TCMG 18 miljoen uitgekeerd aan 4000 van de 22.000 schademeldingen… waarvan de helft nog helemaal niets gehoord heeft. In 2022 stelt de Algemene Rekenkamer vast dat nog steeds ‘van elke euro die wordt uitgegeven aan ‘schadevergoeding’,74 eurocent naar uitvoeringskosten gaat’.
Over meer recente deconfitures zullen we maar zwijgen. De ambtenarij heeft als niet-wetenschappelijke uitvoerder van subjectief beleid geen enkele baat bij optimalisering en stroomlijning van de eigen werkzaamheden. Dus niet bij auto- of informatisering, laat staan hij ‘integrale digitalisering’. Alleen incidentele eilandjes zullen met succes gerealiseerd worden – maar dan ook vaak nog geen lang leven beschoren blijken.
Arne Lasance
T.a.v. “De overheid dient meer ruimte tot initiatief te geven aan haar ambtenaren. De overheid heeft moderne besturings- en samenwerkingsmodellen nodig die passen in het digitale tijdperk, voor medewerkers en managers op alle niveaus.” zou je eens moeten kijken naar de laatste ontwikkelingen bij de NORA. Daar wordt namelijk precies invulling gegeven aan die opdracht, met het nieuwe Dienstverleningsconcept. Lees http://www.noraonline.nl/wiki/Dienstverleningsconcept voor details.
Dat Dienstverleningsconcept geeft ook krachtig invulling aan jullie uitgangspunt “Samenwerking. Er dient meer aandacht te worden geschonken aan de horizontale en verticale samenwerking. Ministeries, ZBO’s, provincies, gemeentes en waterschappen moeten van elkaar leren, samenwerken en goede oplossingen van elkaar overnemen, op basis van overheidsbrede – en Europese – normen en standaarden. Samenwerken is cruciaal om als samenleving succesvol te zijn en geldverspilling te vermijden.”
Het concept fungeert als een oplossing van de schakelbaarheid van alle actoren in het overheidsgebeuren, door een eenvoudige maar duurzame architectuur voor de daarbij vereiste interoperabiliteit te bieden.
De overige uitgangspunten uit jullie lijstje zijn grotendeels gedekt door de eisen die in het nieuwe Dienstverleningsconcept ook al zijn benoemd. Volgens mij worden jullie daar wel blij van. De essentie is er niet gestuurd wordt vanuit de praktijk, maar vanuit het doel en het ontwerp. Sturen vanuit die praktijk is decennia lang de aanleiding geweest voor redundante point solutions die tot een hoop ellende hebben geleid. Hoogte tijd dat te herstellen met een betere architectuur vor die dienstverlening.
Ik wil nog wél een waarschuwing kwijt: jullie kritische stuk ademt nogal een benadering die (ondanks de bepleite top-down architectuurbenadering) focust op de resultaten, de technologie, de praktijk – zéker als je het begrip ‘referentiearchitectuur’ in de mond neemt. En dat is precies waar het tot nu toe steeds mis is gegaan. Einstein zei het al: if you do what you did, you get what you got. En dat kán niet de bedoeling zijn. Digitale geletterdheid heeft in die zin slechts beperkte waarde als er geen volwassen, waardegedreven managementstructuur onder ligt.
En als laatste: de beoogde omwenteling gaat heel lastig worden. Niet alleen hebben al die betrokken actoren domweg niet geleerd hoe die interoperabiliteit op managementniveau moet worden ingericht, ze hebben er inmiddels ook gevestigde belangen in verworven: veel deelnemers aan die overheidsdienstverlening acteren als eilanden en dat geeft hen bestaansrecht. Niet alleen de organisaties maar ook de betrokken ambtenaren moeten dus leren om anders te denken. En dát betekent een fors organisatieverandertraject – met de bekende weerstand die we daar in tegen gaan komen.
Beste Daan en Hans,
Mooie notitie waar ik me in grote lijnen achter kan stellen. Ik geef mijn reactie puntsgewijs en hou daarbij de volgorde van de notitie aan.
Ik start met een vraag, want deze notitie begint met een voor mij te abstracte uitleg van wat Integraal Digitaliseren is. Er staat: “Er zijn drie niveaus van digitale integratie die op elkaar voortbouwen: digitalisering van de oorspronkelijk analoge functies, digitalisering van de hieraan gekoppelde informatie-sturing en tenslotte de digitale transformatie als een ‘herstructurering op systeemniveau’ van al die nieuwe digitale mogelijkheden in infrastructuur en besturing. Digitale transformatie impliceert ‘integraal digitaliseren’ en is van de drie niveaus het moeilijkste. De voortgang van de omgevingswet is daar een voorbeeld van”.
Het is voor mij dan toch een beetje gissen wat hier nu concreet bedoeld wordt. Voorbeelden zouden mij helpen.
Wat opmerkingen bij de uitgangspunten.
Maar liefst drie uitgangspunten gaan over: “De participerende, meedenkende burger”, “De geïnteresseerde burger”, “De zelf soevereine burger”. Ik kan het hier alleen maar van harte mee eens zijn, maar helaas is de laatste jaren ook gebleken dat veel burgers veel minder zelfredzaam zijn dan de overheid graag zou willen. En daarbij gaat het veelal over de zwakkeren in onze samenleving die de ondersteuning en bescherming van de overheid het hardst nodig hebben. Het is heel belangrijk hiermee ook rekening te houden en voorzieningen resp. diensten in te richten zodanig dat we voorkomen dat een belangrijk deel van de Nederlandse bevolking niet mee kan doen en moet afhaken.
Bij de uitgangspunten wordt ook genoemd: “Het functioneren van de overheid hoort begrijpelijk te zijn”. Ik zou hier liever van maken: “Het functioneren van de overheid hoort inzichtelijk en begrijpelijk te zijn”. Inzichtelijk bedoel ik hier in de betekenis van ‘open’ en ‘transparant’. Te veel blijft momenteel ‘onder de pet’ en dat doet ernstig afbreuk aan het vertrouwen in onze overheid.
Daarnaast zou de overheid moeten afdwingen dat ook anderen open zijn over de informatie die zij over burgers verzamelen. Waarom mag ik niet weten wat Google over mij weet? Maar ook: waarom mogen wij niet weten hoe bepaalde algoritmes werken? Maak die verplicht openbaar zodat iedereen ze kan controleren!
Data zijn van de burger? Ook bij een van de uitgangspunten staat dat: “Ook voor privacy bescherming is het erkennen van eigenaarschap van de burger over zijn/haar eigen data, een logische ontwikkeling”. Dit is een populaire uitspraak maar volgens mij is die gewoon niet waar. Een jurist zei eens op een congres dat het veel beter zou zijn te erkennen dat zowel de overheid als de burger wettelijk vastgelegde rechten en plichten heeft. Zo heeft een arts de plicht een dossier over haar patiënt bij te houden. De patiënt heeft het recht om dat dossier (digitaal) in te zien. Over eigenaarschap van gegevens is niets vastgelegd. De patiënt kan de arts niet vragen het volledige dossier te ‘vernietigen’. Dit is in strijd met de wettelijke bewaarplicht voor medische dossiers. En wat moet ik me voorstellen als burgers eigenaar zouden worden van hun eigen belasting- en strafdossier?
En zoals jullie zelf ook schrijven: ”De overheid heeft een archiefverplichting”. Kortom: vermijdt de term ‘eigenaarschap’ en spreek liever over ‘rechten en plichten’ van overheid en burgers.
Onder ‘Discretionaire bevoegdheid’ lees ik: “Ambtenaren met discretionaire bevoegdheid horen te kunnen ‘spelen’ met data (data-analyse) al of niet ondersteund door AI”. Dat lijkt me een prima idee, wat in de zorg ook ruim wordt toegepast, o.a. in de vorm van Wetenschappelijk Onderzoek en in toenemende mate AI in zorgtoepassingen. Maar ik zou daar de voorwaarde van de eerder genoemde transparantie bij willen vastleggen. Liefst volledig openbaar en inzichtelijk voor iedereen, maar als dat uit het oogpunt van bijvoorbeeld veiligheid niet mogelijk is, controleerbaar door een onafhankelijk orgaan zoals een Autoriteit Persoonsgegevens. Ik zou een tweede toeslagenaffaire koste wat kost willen voorkomen. Mijn vertrouwen in de overheid heeft o.a. daardoor een enorme deuk opgelopen.
P.S.: ik lees iets verder dat jullie dit gelukkig ook zelf vinden.
Top down werkwijze: Ik denk dat we nu bij de crux komen.
Een top down werkwijze vereist o.a. een ‘opdrachtgever’ of een ‘regievoerder’. Niet vrijblijvend maar gezaghebbend. Die missen we helaas erg in de zorg. Daar moest ‘de markt zijn werk doen’. Op ICT gebied heeft dat geleid tot een enorme versnippering van ICT-systemen die niet met elkaar kunnen communiceren. Het kan dus zomaar zijn dat je als patiënt je verhaal opnieuw moet doen als je bij een andere zorginstelling komt. Tegelijkertijd heeft die markt er ook voor gezorgd dat de ziekenhuizen vast zitten bij twee grote leveranciers en dat overstappen zo goed als onmogelijk is geworden, met alle gevolgen van dien. Pas recent begint er beweging te komen en heel aarzelend lijkt VWS in te zien dat er meer regie vanuit de overheid noodzakelijk is. Een architectuurschets voor de gewenste zorg-ICT situatie over 20 jaar, lijkt me een mooie exercitie. Ideeën daarvoor zijn er wel maar maken in de huidige chaotische zorg ICT markt, met veel verschillende deelbelangen, geen kans. Er is nu gewoon niemand ‘eigenaar’/opdrachtgever voor een dergelijke exercitie en niemand die met gezag kan zeggen: ‘zo gaan we het doen!’. De zorgvuldig en goeddoordachte architectuurschets, opgesteld door ‘bekwame en digitaal geletterde ambtenaren die de huidige situatie doorgronden’, zal in een stapel andere voorstellen verdwalen en een stille dood sterven. Ik denk dat daar het echte probleem zit, in ieder geval voor wat betreft de zorg ICT in Nederland.
Beste Daan en Hans,
Compliment met jullie mooie artikel en dat zeker actueel is. Ik schrijf deze reactie vanuit de observatie dat er veel wantrouwen is tegen de overheid, tegen het kabinet, tegen de politiek waarover ik mij zorgen maak. Ik dat jullie pleidooi voor digitalisering van de overheid het wantrouwen kan helpen oplossen.
Jullie hebben het over eilanddigitalisering als opvolger van het (ongewenste) eilandautomatisering. Ik denk dat eilanddigitalisering niet ongewenst is. Ik heb de volgende redenering die niet alleen voor de overheid geldt. In de organisaties waarin wij werken, produceren wij de diensten / producten door samen te werken. Het samenwerken, waarbij de een het resultaat van de ander nodig heeft, gaat in transacties. Een organisatie is zo beschouwd een netwerk van transactiesoorte. Alle transacties van een bepaalde soort, kunnen als een eilandje beschouwd worden. Op elk eilandje wordt informatie gebruikt en ontstaat nieuwe informatie. De nieuwe informatie wordt vastgelegd op zo’n manier dat de informatie voor iedereen, binnen grenzen van privacy en beveiliging, beschikbaar is en een bepaalde afgesproken kwaliteit heeft. Op deze manier beschouwd, is eilanddigitalisering zeer gewenst. Dat is de technische kant die de digitale transformatie mogelijk maakt. Dat is ook de kern van het initiatief als common ground, waarbij we vaststellen dat we nog lang niet zo ver zijn. Maar stel nu dat alle gegevens zo ontsloten zijn en dat alle problemen rond beveiliging, privacy en kwaliteit zijn opgelost, wat gaan we er dan mee doen? In het begin schreef ik over wantrouwen tussen burgers en bedrijven enerzijds en overheid, regering en politiek anderzijds. Het beschikbaar zijn van data is de voorwaarde om burgers en bedrijven weer te laten participeren en om het wantrouwen weg te kunnen nemen. Dit is waaraan gewerkt moet worden. Grote gedachten hierover kunnen uitgewerkt worden in een architectuurschets voor hoe de wereld over 15 tot 20 jaar er uit ziet. Maar bedenk wel dat een ding zeker is, namelijk dat het over 20 jaar anders zal zijn dan we nu bedenken. Indachtig het boekje van Tjeenk Willink, Groter denken, kleiner doen, moeten we in kleine concrete stappen werken aan het ontsluiten van data en deze data gebruiken op de in het artikel geschetste wijze. Tenslotte nog een paar opmerkingen. Uit de beschreven uitgangspunten blijkt dat jullie dezelfde kant op denken dus dit commentaar is geen kritiek maar gaat er op in hoe het te gebruiken. Ik zou oppassen met de term ‘dataproducerende en -vastleggende fabrieken’. Het is natuurlijk zo dat als de diensten / producten van een organisatie niet-materieel van aard zijn, de organisatie alleen data verwerkt. De term ‘fabriek’ wekt bij mij te veel de associatie met een commercieel bedrijf en daarmee doe je de overheid te kort. De overheid zorgt er in de eerste plaats voor dat Nederland zich ontwikkelt zoals we dat met elkaar willen en dat is uniek.
Reactie op Niek Pluijmert (INQA)
Hallo Niek, ik ben het wel met je eens. Eiland-digitalisering is niet verkeerd, mits deze eilanden in een open zee van data liggen, je van elk eiland, voor eigen activiteiten, processen of workflows, die open data kunt bereiken, gebruiken en er zelf data aan kunt toevoegen. In het verleden tekende ik een architectuur vaak met een brede open data-laag beneden en een brede gebruikerslaag aan de bovenkant en daartussen allerhande processen, activiteiten, workflows etc. die door alle gebruikers kunnen worden benaderd (mits dat mag) en die toegang hebben tot alle data (mits dat mag). In dat kader kun je prima over eilanddigitalisering praten onder de voorwaarde van open gebruik en toegang tot alle data.
De uitdrukking ‘data fabrieken’ gebruik ik juist om aan te geven dat – zeker de overheid – een grote leverancier is van grotendeels gelijke diensten (uitkeringen, belastingen, vergunningen etc.) die weliswaar per gebruiker en inwoner specifiek zijn, maar miljoenen transacties per dag moeten verwerken en dus ‘een beetje’ aan datafabriek en procesautomatisering doen denken. Een reële transactionele wereld waar zelfs de mainframes nog een functie hebben :-)
Door in zo’n model vanuit de data (onder) en de burger/inwoner (boven) te denken maak je de architectuur robuust en geschikt voor zowel allerhande nieuwe peer2peer toepassingen, waar we langzaam naar toe zullen migreren, maar kunnen ook de grote, gestandaardiseerde transactionele processen eenduidig worden ondersteund. Met daartussen ook de flexibele ‘eilanden’ die snel kunnen worden geconfigureerd / aangepast aan alle veranderingen die de maatschappij en de politiek nu eenmaal met zich mee brengen.
Reactie Sjaak Gondelach, UMC Utrecht
Hallo Sjaak, bedankt voor je reactie. Wat bedoelen we met Integraal Digitaliseren? In de overgang van een volledig analoge wereld (vorige eeuw) naar een volledig digitale wereld (nu) zijn drie overgangen te zien. Eerst werd de analoge versie gedigitaliseerd. Denk aan de papieren brief die een digitale email werd (het web1). De tweede overgang is als gedigitaliseerde functies bij elkaar worden gebracht. Denk aan de email die werd gekoppeld aan websites, kantoorapplicaties etc. Een functioneel eiland met gekoppelde digitale functies als individuele centralisatie (web2). Tenslotte, wil je al die functionele omgevingen ook met elkaar laten samenwerken, maar dan stuiten we vaak op verschillende datastandaarden, user-interfaces, programmeertalen, taxonomieën mede omdat ze nooit onder één architectuur, één standaard en/of vanuit één gebruikersdoel zijn ontwikkeld. We zien nu een opkomst van peer2peer toepassingen (decentralisatie: web3) waar we de eindslag moeten maken om al die gebruikers en die data toegankelijk voor elkaar te maken. We noemen web3 ook wel het internet van waarde omdat we voor het eerst integraal, inclusief vastlegging van waarde, bijeen kunnen brengen. Dat bedoelen we hier met integrale digitalisering. Zie mijn blog hierover: hanstimmerman.me/web3
De participerende, soevereine inwoner is uitgangspunt en heeft (weer) zeggenschap en eigenaarschap over zijn eigen data en informatie nodig. Natuurlijk zijn er uitzonderingen als men te jong is, digitaal (nog) niet geschoold is of anderszins hulp of begeleiding nodig heeft. Jouw opmerking over data eigenaarschap is een terechte: welke data is van wie? Degene die de data maakte, opschreef, opborg, bewaarde of degene waarover die data gaat? De MRI scan van jouw hoofd is van jou, weliswaar gemaakt door een ziekenhuis, beoordeeld door een specialist maar bewaard in een persoonlijk medisch dossier dat van de patient is. En waar de patient data uit mag verwijderen als hij of zij dat wil. Een strafdossier is anders, omdat we als maatschappij veiligheid, geweld en strafrecht hebben gemandateerd aan de overheid, dus ook het beheer van de data daarover. Volgens de wet heeft de belastingdienst recht op inzage van ‘de boeken’ om een juiste belastingheffing vast te stellen, maar formeel geen recht op de inhoud van die boeken (tenzij door een rechter opgeëist). En de archiefwet verplicht de overheid relevante data eenduidig vast te leggen en te bewaren. Tenslotte dient de overheid open en transparant te zijn in al zijn handelen. Lees mijn blog over Finland maar eens: hanstimmerman.me/finland
Tenslotte eigenaarschap van de overheid over zijn eigen ICT. Als je eigenaar wilt zijn en zeggenschap wilt houden, dien je zelf daarvoor kennis, kunde en macht in huis te hebben. En voor onze overheid en maatschappij is ICT zo belangrijk geworden om te kunnen functioneren, dát die overheid die kennis en kunde in huis moet hebben en (onder)houden. Helaas hebben we door liberalisering te (!) veel overheidstaken naar de markt gebracht en dat wreekt zich nu. Veel belangrijke controlerende en regie houdende taken zijn helaas verdwenen, waardoor onze overheid veel (eigen) regels en ontwikkelingen niet eens zelf meer kan controleren of begeleiden. Door weer eigenaar te worden van je eigen ontwerp (architectuur) en de kennis om te toetsen of iets goed en volgens de regels gebeurt, kan dit proces worden gekeerd. Mits we met zijn allen dit een goed idee vinden en daar dan ook geld en inspanningen voor overhebben.
Tot zover even mijn antwoorden. Je kunt me altijd benaderen via LinkedIn.
Hans.
Reactie Jan van Bon, Stichting SURVUZ #
Jan, bedankt voor je inhoudelijke reactie. Je noemt de NORA, wie kent haar en haar dochters niet, zou ik willen zeggen. En haar ‘pleegmoeder’ EIRA die afgelopen mei inmiddels al in versie 5.0 beschikbaar is gekomen en gericht is op de Europese interoperability architectuur. Zeker in combinatie met het EU Next Generation Internet initiative http://www.ngi.eu, dat stelt ‘het toekomstige internet vorm te geven als een interoperabel platform-ecosysteem dat de waarden belichaamt die Europa dierbaar is: openheid, inclusiviteit, transparantie, privacy, samenwerking en gegevensbescherming’.
Daarom spreken we ook niet over opnieuw ontwikkelen, maar zaken ‘afstoffen’ die eerder al heel succesvol werden toegepast in combinatie met de nieuwe web3 ontwikkelingen. We zijn intussen al beland in de overgang van het centralistische web2 naar de peer2peer gebaseerde web3-wereld. Dus herhalen wat 20 jaar geleden innovatie was, moeten we niet doen. Zoals je ook over Einstein al zei: if you do what you did, you get what you got.
Gelukkig kunnen we die sprong naar die decentrale web3 wereld best nemen als we daar de juiste concepten, ontwerpen en dus architectuur bij gebruiken. Natuurlijk gaat dat lastig worden, zeker als bestuurders de vorige overgang naar web2 nog niet eens (digitaal) hebben verwerkt :-)
Maar het mooie van het peer to peer concept van web3 is, dat je het klein en lokaal kunt oppakken en uitvoeren, mits we zorgen dat er een gezamenlijk model is onder welke condities, standaarden en normen dat ‘mag’ gebeuren. En datacentrisch te werk gaat. Intussen weten we ook (mede uit alle positieve reacties!) dat er voldoende moderne en geschoolde ICT ‘denkers en zieners’ binnen de overheid aanwezig zijn die hier graag aan willen meewerken.
Die energie bundelen, gericht in actie brengen en dan over het tippingpoint van ‘de angst voor het onbekende’ springen, moet in mijn ogen mogelijk zijn. Te veel horen we intern dat iedereen van hoog tot laag er wel van overtuigd is, dat er iets moet gebeuren. Corona heeft ons voor een deel tot stilstand maar ook tot besluiteloosheid gebracht. De techniek, de (Europese) visie en architectuur daarvoor zijn beschikbaar. Als wilt (leren) zwemmen, zul je eens in het water moeten springen. De kans dat je dan een keer kopje onder gaat, is reëel, maar zolang er medezwemmers en ervaren badmeesters in de buurt zijn, is dat gevaar te behappen . . .
Groeten, Hans.
Beste Daan en Hans,
Allereerst complimenten voor deze integrale beschouwing waarin veel aspecten van digitalisering bij de overheid zijn benoemd en hun belang wordt geduid. Ik zou graag nog een aantal andere aspecten willen aandragen die in mijn ogen belangrijke factoren zijn voor een succesvolle digitalisering van de overheid, én de acceptatie daarvan.
Het eerste aspect is verifieerbaarheid. Jullie schrijven heel terecht dat alles draait om het toegankelijk en begrijpelijk maken van informatie en dat dit om de burger heen moet worden georganiseerd. Voor diezelfde burger is het ook essentieel dat de betrouwbaarheid en juistheid van die informatie, en het gebruik ervan door de overheid verifieerbaar is. Hij moet dus kunnen zien waar de informatie is ontstaan, voor wie de informatie toegankelijk is (of is geweest), en door wie en hoe die is bewerkt of wordt gebruikt. Verifieerbaarheid van informatie en het gebruik daarvan is een belangrijke voorwaarde voor burgers om vertrouwen te krijgen en te houden in een steeds verder digitaliserende overheid.
Een tweede aspect is onafhankelijk toezicht op de gedigitaliseerde overheid. Onafhankelijk toezicht is niet alleen nodig op het gebruik van informatie van burgers door de overheid, maar ook op de manier waarop digitale hulpmiddelen worden ingezet. Denk bijvoorbeeld aan kunstmatige intelligentie of algoritmes die vooroordelen bevatten omdat ze getraind worden met behulp van datasets waarvan de samenstelling niet representatief genoeg is. Datagedreven besluitvorming op basis van selectieve algoritmen kan een enorme impact hebben op de rechtsgelijkheid van de burger zoals we in de Toeslagenaffaire hebben kunnen zien. Een vorm van onafhankelijk toezicht op de gedigitaliseerde overheid is in mijn ogen eveneens een bepalende succesfactor.
Tenslotte zou er ook voldoende aandacht moeten zijn voor de bepalende rol die publieke clouddiensten hebben in de digitalisering van de overheid. Ik ben het eens met het standpunt dat de overheid zelf regie moet nemen en houden over haar digitalisering, maar ik ben er van overtuigd dat dit niet kan zonder gebruik te maken van publieke clouddiensten. Simpelweg omdat veel technologie die voor digitalisering noodzakelijk is niet meer op een andere manier wordt geleverd. Een succesvolle digitalisering van de overheid moet daarom mede gebaseerd zijn op de inzet van publieke clouddiensten.
Goed en richtinggevend artikel waar ik me in grote lijnen in kan vinden. Mij triggerde het item uit het resumé «In een samenleving waar de burger centraal staat, zijn zowel de data als de processen om hem/haar heen georganiseerd» tot dit commentaar.
Ik wil me in mijn commentaar richten op de uitgangspunten “burger centraal”, “menselijke maat” en “De zelf soevereine burger”. In de afgelopen tien jaar heeft de ombudsman vele rapporten en onderzoeken gepubliceerd waarin de relatie burger-verheid werd belicht. Hierbij speelde de digitale interactie tussen beide partijen een belangrijke rol. Telkens komt naar voren dat er sprake is van een digitale kloof. Deze digitale kloof ontstaat doordat de overheid de zelfredzaamheid en digitale vaardigheden van de burger overschat. (Zie onder andere: http://www.nationaleombudsman.nl/maatwerk)
Kort gezegd, de systemen van de overheid zijn te complex om door de “gemiddelde” burger te worden begrepen, laat staan zelfredzaam te worden bediend. Niet vr niets zijn er tegenwoordig spotjes op tv te zien waarin burgers wordt aangeraden bij digitale problemen met de overheid hulp te zoeken. De menselijke maat betekent niet alleen open en transparant communiceren met de burger, maar vooral het eenvoudig te houden. Natuurlijk is het zo dat ingewikkelde wet- en regelgeving leidt tot ingewikkelde digitale systemen. Als b burgers de weg al kwijtraken in de regels, waarom zou dat dan niet gebeuren in de digitale varianten daarvan?
“De overheid heeft bedacht dat de burger zelf verantwoordelijk was voor zijn eigen inkomen en dat ook zelf moest gaan regelen. Maar ervan uitgaan dat mensen dat ook allemaal wel kunnen, dat is echt een misvatting gebleken. Je mag van mensen wel verwachten dat ze het wéten, maar dat wil nog niet zeggen dat ze het ook kúnnen of dat ze het ook doen.” schrijft de ombudsman.
Iedere maand verschijnen er wel artikelen in de krant waarin burgers niet begrijpen hoe ze met de overheid digitaal moeten communiceren. En daarom allerlei fouten maken, die hun dan weer aangerekend worden. Gelukkig komt de overheid naar aanleiding van de recente fraude-affaires tot dezelfde conclusie: niet iedere invoerfout wordt door burger moedwillig gedaan.
Daarbij komt dat juiste burgers aan de onderkant van de samenleving erg afhankelijk zijn van de overheid, vooral voor hun financiële besognes. Wanneer deze burgers worden geconfronteerd met een argwanende overheid die hun onbegrijpelijke computersystemen opdringt, is de kiem voor problemen geplant.
De oplossing ligt in de eerste plaats bij het eenvoudiger maken van de wet- en regelgeving. Maar dat is een politieke keuze waar wij als IT-ers vooralsnog weinig invloed op hebben. Dus blijven we zitten met complexe regelgeving die worden omgezet in complexe systemen. Om dergelijke complexe systemen toegankelijk te maken, ook voor mensen met minder capaciteiten en mogelijkheden, is veel meer aandacht nodig. Digitaliseren waarbij de afhankelijke burger niet betrokken is omdat hij/zij geen partij is, gaat niet werken. (Partij zijn in de zin van directe of indirecte stakeholder zijn. Stakeholders in de zin van personen die druk op de organisatie kunnen uitoefenen om het beleid van de organisatie te sturen.)
De menselijke maat is voor IT-ers niet jezelf en je verstandelijke vermogens als uitgangspunt te nemen, maar die van de zwakkeren in de samenleving. Dat is ware inclusiviteit. Omdat inclusiviteit niet alleen gaat over ras, afkomst, gender enz. maar bij digitalisering vooral om verschillen in cognitieve capaciteiten.
Wij als IT-ers zouden veel meer de burger bij de bouw van systemen moeten betrekken. Maar niet de gemiddelde burger, wie dat dan ook is, maar vooral de burgers die deze systemen moeten gaan gebruiken. En binnen die groep dan de zwaksten onder hen. We moeten de bruikbaarheid van systemen vooropstellen. En wanneer we tot de conclusie komen dat een systeem niet gaat werken voor de betroffen burgers, het systeem dan ook niet realiseren. Hoe technisch uitdagend of innovatief het systeem ook mag zijn.
Reactie op Arne Lasance
Hallo Arne, bedankt voor je inhoudelijke reactie. In het begin verwijs je naar een opsomming van enkele structurele kenmerken die het streven naar efficient en effectief overheidshandelen een illusie maken. Je stelt: de opdrachtgever – en vooral de politiek – is wispelturig; klopt, dus moet de ICT Tweede Kamer proof zijn. Er is geen reden voor effectiviteit en efficiency; ik ken voldoende ambtenaren die met optimale ICT gereedschappen heel effectief en efficient hun werk zouden kunnen (en willen) doen. Carriere maak je door meer ondergeschikten te krijgen; dat was wellicht vroeger zo, in de P2P ecosystemen werkt dat echt niet meer. Als je niet kunt laten zien dat je goed bent, tel je steeds minder mee.
Ik kijk liever naar de succesvolle voorbeelden van onder andere Finland, Denemarken en Estland waar we de overheid heel succesvolle digitale transformaties zien uitvoeren. Dus het kan best. En ook in Nederland zijn er talloze heel succesvolle voorbeelden van digitale en innovatieve projecten, maar daar wordt helaas te weinig over gesproken. Dus laten we de positieve krachten bundelen. En de begeisterung terughalen die in het verleden veel duidelijker aanwezig was. Het enthousiasme om beter te worden in plaats van klagen dat het zo slecht gaat.
Dus ik begrijp je negatieve gevoelens wel, maar deel ze niet. Als je in een glazen huisje leeft, wordt elke fout breed uitgemeten (en natuurlijk zijn er ook echte ontsporingen geweest), maar die gebeuren in het bedrijfsleven ook en worden stilletjes met de mantel der liefde toegedekt. Dus Daan en ik proberen als betrokken burgers ‘het beste’ in de overheid naar boven te krijgen en gelukkig krijgen we heel veel positieve en enthousiaste reacties. Dat geeft ons als ‘ongeruste burger’ toch best moed :-)
Groeten, Hans.
hanstimmerman.me/wat
hanstimmerman.me/finland
hanstimmerman.me/wat
Reactie op Reinoud Kaasschieter (Capgemini) #
Hallo Reinoud, bedankt voor je noodkreet die ook mij uit het hart gegrepen is. Complexe wetten en regels kun je met ICT niet makkelijk of makkelijker maken. Een waarheid als een koe. Ook de digitale en data geletterdheid van onze burgers is beperkt, dat geldt ook voor onze bestuurders en politici trouwens. Als beleidsmakers de digitale wereld niet (goed) begrijpen en onze burgers ook (nog) niet, dan gaat het natuurlijk verkeerd. Maar ook gaan best veel zaken goed. Ik – en velen met mij – vind het heerlijk dat de belastingdienst zoveel werk voor mij uit handen neemt door allerlei administratieve gegevens alvast in te vullen. En ik vind het prachtig dat ik via mijn berichtenbox snel met de overheid kan communiceren, terwijl de ‘oude’ papieren berichten-versies ook nog steeds worden verstuurd als ik iets mis.
Maar in een vorige reactie van mij haal ik voorbeelden uit het buitenland aan waar op de een of andere manier ook hele mooie (andere) voorbeelden zijn van geslaagde digitalisering. Dus jouw noodkreet is belangrijk om ons hele land, alle burgers, alle bestuurders, alle ambtenaren mee te krijgen in die voortrazende digitale wereld. En dat wij ons als ICT-ers niet als norm moeten nemen. Bedankt dit als belangrijk item in deze discussie op de kaart te zetten.
Groeten, Hans.
Diagonaal gelezen – hierbij mijn reactie. Er is meer te zeggen, maar de tijd ontbreekt me.
Uitgangspunt is de wetgeving – dat is totaal onderbelicht. Informatiebeveiliging moet integraal zijn (slechts in een hoekje wordt “cybersecurity” genoemd) – vooral in verband met de beschreven openheid van data.
Er wordt geopperd naast bestaande organisatie en IT greenfield(?) te beginnen. Maar er is een omvangrijke(!) bestaande wereld die ooit geïntegreerd of getransformeerd moet worden in c.q. naar de nieuwe wereld. En ondertussen gaat het leven van alle burgers met hun gebeurtenissen gewoon door terwijl dit Utopia gerealiseerd moet worden, wat aanzienlijke tijd zal vergen. Hoe?
Daarbij wordt een aantal eisen gesteld (“digitaal geletterde kabinet en kamerleden”) die m.i. volstrekt onrealistisch zijn.
“Hiervoor is het absoluut nodig om losse zeer bekwame externe senioren tijdelijk te betrekken als coach om nieuwe kennis in huis uit te bouwen en te behouden.” Subtiele sollicitatie
Reactie op An Hoek – burger,
Ik ben mij ten volle bewust dat er veel achterstallig werk ligt bij de overheid op het gebied van IT en digitalisering.
Meerdere malen heb ik gesteld dat het opruimen van lastig legacy ongeveer 10.000.000.000 gaat kosten.
Ben benieuwd of daarop wordt gehint in de troonrede.
Regeren is vooruitzien. En in dit kader, 10-20 jaar. Dat kan de overheid nu helemaal niet, maar dit artikel is een goede aanzet en oproep.
En, ik ben nu eenmaal een pragmatist, techneut en toegepast filosoof tegelijk. Dus, een wat concretere “architecturele” kantekening om dit concept van “integrale digitale ontsluiting” te ondersteunen van mijn kant.
Ik denk dat samenwerkende digitale systemen alleen efficient kan in moderne cloud omgevingen.
Met moderne architecturen.
Ik verwacht, gegeven de markttrent, dat alleen de grote public cloud leveranciers (de Googles, Micorofts en Amazons)
voldoende focus en slagkracht hiervoor hebben.
Echter, je wil open zijn als overheid.
Die twee concepten moet je op de een of andere manier met elkaar gaan verbinden.
Pragmatisch gezien zou je dat als volgt kunnen doen, maar dat is maar een richting;
-Elke organisatie (overheid, bedrijfsleven) heeft waarschijnlijk een private cloud en 1 of meerdere public clouds;
-Dwing als overheid (EU?) wettelijk een fysieke plek in de grote public clouds af die dedicated voor de overheden is;
-Bedenk en implementeer show-cases met open protocollen en concepten waarmee we alle oplossingen met elkaar kunnen integreren.
Met deze open, integrale cloud architectuur aanpak zorg je voor slagkracht, modernisering, samenwerking tussen overheid en de big techies en het bedrijfsleven.
Maar hou je het wel open en veilig voor iedereen.
En uiteindelijk heb je dan “integrale digitalisering” die efficient en werkbaar is.
Reactie op Roland Roos,
Dank voor jouw waardevolle bijdrage.
Naast het schrijven van blogs, ben ik ook bezig met het schrijven van verhalen over ondernemingen waar de architectuur veel verder is ontwikkeld dan bij de overheid.
Je zou zeggen leerzaam.
Het eerste verhaal ABN AMRO: itexecutive.nl/architectuur/de.
Het tweede verhaal uit de financiële sector wordt eerstdaags gepubliceerd.
Nu hoor ik vaak het tegenargument de overheid is speciaal en zeker niet te vergelijken met de financiële sector.
Een soort excuus alsof je appels en peren niet kunt vergelijken. Onzin het zijn beiden fruit.
M.m. geldt hetzelfde tussen de financiële sector en de overheid. Het zijn beiden datafabrieken met IT als kern van hun primaire processen.
Mooi artikel voor de uitgangspunten en principes waar de toekomstige digitalisering van de overheid aan zou moeten voldoen. Het “waarom?” voor “wie?” en de gewenste “basisprincipes?” zijn helder weergegeven. Alleen als “praktiserend” speler in het vormgeven van deze toekomst ben ik nog wel op zoek naar “hoe?”. NB: Momenteel doe ik nogal wat met interoperabiliteit en gegevensuitwisseling op basis van open vertrouwde netwerken en zie nog weinig beweging in basisinfra en regelgeving vanuit de overheid.
Ik vond het een goed en alles omvattend stuk omtrent de digitalisering op hoofdlijnen dat verder uitgewerkt moet worden in concrete stappen.
Vanuit mijn invalshoek zoek ik naar concrete stappen, maatregelen en aanpak. Een Overheid die meer ruimte tot initiatief geeft aan haar ambtenaren, dient ook meer ruimte te bieden aan de bedrijven om bij te kunnen dragen aan de modernisering van de Overheid. Innovatie nest zich vaak bij de kleinere IT-bedrijven die niet altijd de kans krijgen om mee te doen. De wettelijke rituelen (EU aanbesteding) zorgen ervoor dat we de periodieke stoelendans van de 10-12 grotere IT bedrijven in Nederland hebben waarbij ze uitsluitend van organisatie wisselen met relatief veel mislukte overheidsprojecten als gevolg. Of daarmee de Overheid zich beter innoveert, is nog de vraag. Maar deze bedrijven doen het meeste beroep op de innovatiesubsidies van de Overheid en als ze een opdracht binnenhalen, kunnen ze dat vaak niet uitvoeren zonder de kleine innovatieve IT-bedrijven erbij te halen. Ik weet even niet of ik de juiste conclusie trek als ik zeg dat ze hun onderaannemers met het innovatiesubsidie van de Overheid betalen.
Overheid dient m.i. een platform te bieden waar elk willekeurig IT-bedrijf ongeacht de grootte en het financiële vermogen zich op kan aansluiten met haar (innovatieve) producten. De centrale aansluitvoorwaarden zorgen ervoor dat deze oplossingen aan de gestelde kwaliteitsnormen voldoet, toepasbaar en uitwisselbaar zijn binnen de Overheid. Zo hoeven wij niet meer de zogenaamde PinkRoccade en Centric gemeentes te hebben die zich noodgedwongen moeten conformeren aan de tempo en het vernieuwingsvermogen van deze leveranciers.
Integraal digitaliseren lijkt mij randvoorwaardelijk voor een goedwerkende, integrale 24×7 dienstverlening van de Overheid. Naast het “top-down werkwijze” lijken mij “Groot denken en klein beginnen” en “van grof naar fijn organiseren” de sleutelwoorden. We kunnen ons eindeloos lang zitten uiten over wat het probleem is, tekenen en analyseren, maar de kracht van uitvoerend leren, mag niet worden vergeten. De Common Ground initiatieven van de gemeenten en VNG zijn de goede voorbeelden die in dat integrale aanpak opgenomen kunnen worden.
Beste Daan en Hans,
In de eerste plaats complimenten, ‘de punten raken de pijn’, maar toch is er (veel) meer te zeggen over “de menselijke maat”. Ik draai sinds 1984 mee in IT bij de overheid en ben uiteraard een groot voorstander wat met IT hebben bereikt voor de burger. Echter het vertrouwen van de burger is tot een absoluut dieptepunt gezakt (van 70 naar 30%). De pijn van de (geautomatiseerde) toeslagen affaire = en vooral de NIET bereikbare overheid = heeft diepe wonden geslagen. De oorzaak daarvan is dat de overheid ‘achter de website’ is verdwenen. Anders gezegd ‘het gezicht van de ambtenaar’ bestaat niet meer’in plaats daarvan krijg je een chatbot. Als we het hebben over de menselijke maat, dan moet de ambtenaar weer zichtbaar worden in geval van een probleem. We zijn (wellicht?) te ver doorgeslagen in efficiënte overheidsprocessen en hebben de ambtenaar, als overheids dienaar voor de burger, compleet weg ‘gedigitaliseerd’. Als we het hebben over de menselijke maat dan betekent dat het menselijke gezicht terug zal moeten komen in plaats van de chatbot/website/keuzes menu’s en andere ellende.
Kansen genoeg we hebben een hoop geleerd van digitaal (via beeldbellen) samenwerken gedurende corona pandemie.
HvS
Allereerst mijn complimenten voor het verhelderende stuk.
De grootste worsteling ook in deze benadering blijft het op orde hebben en houden van de processen en daarbij noodzakelijke infomatiehuishouding die je nodig hebt om dit alles waar te maken. Anders maken we de fout dat we aan de ‘voorkant’ (burger-overheid-interactie) digitaliseren wat de ‘achterkant’ helemaal nog niet aan kan.
Ik heb verder wat nadenkers genoteerd die mogelijk in een vervolg meegenomen kunnen worden:
‘Data zijn van de burger’
Dit vraagt om nuance:
• Data gaan over de burger.
• De burger heeft recht op inzage in de data die over hem gaat.
• De burger gaat daarbij gedeeltelijk over wie deze data mag zien. Gedeeltelijk want bepaalde data over de burger is noodzakelijk voor het kunnen functioneren van de overheid en kan niet door de burger worden ‘tegen gehouden’. Anders werken we de criminelen in de kaart.
• De burger heeft te allen tijde inzage in wie zijn data ‘leest’ en ‘aanvult’.
‘In een datacentrische architectuur kunnen ambtenaren met no-code software ook hun eigen tijdelijke workflows bouwen en onderhouden om hun eigen werkzaamheden beter te kunnen uitvoeren.’
Dit is een zeer gevaarlijke stelling. We kennen allemaal de effecten van Excel, Teams, SharePoint, en interne emailvoorzieningen. Het leidt tot chaos en oncontroleerbare dataverwerking. Daar moet je juist van af. De inzet van no-code software heeft twee aantrekkelijke kanten:
1. Men komt sneller tot prototypes van ‘verbeteringen’ in de informatievoorziening en digitalisering
2. Het geeft organisaties de mogelijkheid om veel sneller te reageren op veranderingen (adaptief vermogen).
Ook de inzet van no-code software vereist een enorme professionele discipline en kaders/architectuurrichtlijnen om succesvol te zijn.
‘ ‘Recht doen’ betekent: regels op maat toepassen.’
Op het moment dat regels op maat worden toegepast gaan bij mij alarmbellen af. Mijn stelling is dat dit vaak een symptoom is van onduidelijke en of tegenstrijdige regelgeving. Ja, het kan helpen, maar waar dit gebeurt dient zorgvuldig bekeken worden of de te bereiken doelmatigheid aanleiding is tot verdere optimalisatie van de regelgeving.
‘Ook de verplichting tot gebruik van open data en open source software voor openbare informatie bronnen zou usance moeten zijn, tenzij er zwaarwegende gronden zijn om dat niet te doen.’
Met name deze verplichting vraagt wel om extra aandacht. Ik zou dit aanvullen met ‘gecertificeerde open data en open sources software’. Immers, het moet wel veilig en betrouwbaar blijven.
Dit stuk is een goede poging de discussie te beginne. Mar het is het net niet. Er is te weinig begrip en empathie met de context. Bijvoorbeeld wat bedoelen we met overheid en digitalisering.
Wat is de overheid? De overheid heeft drie soorten taken: beleids¬vorming en regelgeving, controle en handhaving en uitvoering van wettelijke taken. Daarnaast heeft de overheid verschillende niveaus: landelijk, provinciaal, gemeentelijk, zelfstandige bestuursorganen, gemeenschappelijke regelingen en waarschijnlijk nog andere.
Bij beleidsvormende en handhavende delen van de overheid is er ook digitalisatie. Dit is echter is echter een specifieke context en verdient aparte aandacht. Volgens mij gaat dit stuk uitsluitend over digitale ondersteuning van uitvoerende overheidstaken.
Ik ben van mening ben dat de overheid grotere uitvoeringsproblemen heeft dan ICT problemen, en dat deze problemen hun belangrijkste oorzaak hebben in de ambtelijke en politieke cultuur. Digitaliseren zonder hiermee rekening te houden is zinloos.
Uitvoeringsproblemen zijn de afgelopen jaren zichtbaarder en zichtbaarder geworden: de compensatie van Groningers met schade als gevolg van de gaswinning, personeelsproblemen in zorg en onderwijs, de vreemdelingenopvang en het toeslagenschandaal bij de belastingdienst (wat krijg je als je een uitvoeringsorganisatie een controle- en handhavingstaak geeft?).
Het tweede vage begrip is ‘digitalisering’. Mijn definitie: een gedigitaliseerde overheid is een overheid waar een uitvoerend ambtenaar direct via een informatiesysteem kan beschikken over de noodzakelijke en voldoende informatie om zijn of haar taken uit te voeren.
Met bovenstaande begrippen is er nu een duidelijk doel voor een digitaliseringsoperatie te definiëren: zorg er voor dat iedere uitvoeringsambtenaar altijd direct kan beschikken over de informatie die hij of zij nodig heeft, met inachtneming van de wettelijke beperkingen die van toepassing zijn.
Het stuk begint met een tiental statements waar op het eerste gezicht niks mis mee is, maar die op het tweede gezicht blijk geven van onvoldoende zicht op relatie tussen overheid en burger, positie van ambtenaren en het beeld van de ‘burger’.
Overheid en burger
Een oude baas van mij zij ooit ‘de taak van de overheid is het onderhouden van de infrastructuur van de samenleving’. En daar ben ik het mee eens. De infrastructuur van het maatschappelijk verkeer: niet alleen wegen, maar ook bijvoorbeeld educatie, rechtspleging en zorg.
De overheid is er niet voor de individuele burger of ondernemer, maar zorgt voor de omstandigheden waarin burger en ondernemers hun ding kunnen toen. Dienstverlening wordt niet bepaald door de behoeften van burger of ondernemer, maar door het gemeenschappelijk belang. Dit is een van de fundamentele verschillen tussen overheid en bedrijfsleven, waardoor digitaliseringmethoden vanuit het bedrijfsleven niet zonder meer bruikbaar zijn bij de overheid.
Positie van (uitvoerend) ambtenaren
Een ambtenaar is niet verantwoordelijk voor het beleid dat hij of zij moet uitvoeren en de beslissingen die hij of zij hiervoor neemt. Alleen de politiek ambtsdrager kan hiervoor ter verantwoording worden geroepen.
Wel is de ambtenaar verantwoordelijk voor zaken als rechtsgelijkheid: voortrekken mag niet, want dit is schadelijk voor de samenleving als geheel. Juist dit geeft spanning met begrippen als ‘menselijke maat’, ‘discretionaire bevoegdheden’ en ‘initiatief’. Als de overheid er niet is voor de individuele burger, kan de uitvoerend ambtenaar dat ook niet zijn.
Je mag van een ambtenaar empathie en duidelijkheid verwachten, maar geen voorkeursbehandeling. Ik daag iedereen uit om ‘menselijke maat’ te definiëren zonder een voorkeursbehandeling mogelijk te maken.
Er kan veel verbeterd worden aan de werkomstandigheden van ambtenaren in uitvoerende organisaties. Hier kan digitalisering een positieve bijdrage leveren. Dit is dan ook het doel zoals ik eerder heb geponeerd.
Het beeld van de burger
De overheid is er niet voor de burger. Maar voor de interactie tussen overheid en burger is het wel van belang wat het beeld is van de burger als stakeholder in het overheidsfunctioneren. De auteurs schetsen hier impliciet een beeld van. Maar…
Wat is het belang van de burger bij ‘digitale platformen die in gezamenlijkheid gebruikt kunnen worden’, ‘participeren in het overheidsgebeuren’ en het ‘in eigen beheer nemen van credentials’?
Vertaalt dit belang zich bij de burger in een duidelijk gevoelde en gearticuleerde behoefte? Rechtvaardigen dit belang en behoefte het prioriteren van investeringen in digitalisering boven investeringen in bijvoorbeeld zorg, onderwijs, milieu en defensie?
Dit is een politieke vraag die beantwoord moet worden, omdat het een kader geeft voor inspanningen in digitalisering van de overheid.
De rest van het stuk van Rijsenbrij en Timmerman geeft een reeks aanbevelingen en voorstellen. Met mijn commentaar op de uitgangspunten zal iedereen de zwakke plekken hierin kunnen vinden. Op een tweetal punten wil ik nog wel ingaan: de rol van architectuur en de opmerkingen over de ‘doorstart’.
De rol van architectuur
Er staat terecht ‘digitalisering is geen doel’. Dit geldt ook voor architectuur, ook dit is slechts een hulpmiddel. Maar het is niet de panacee waarmee mee je alles oplost, het is zelfs niet het belangrijkste hulpmiddel in mijn ogen.
De belangrijkste oorzaak voor problemen in de uitvoering, en daarmee de grootste belemmeringen voor effectieve digitalisering, is de politieke en ambtelijke cultuur. Elke aanpak die hier niet aan werkt, gaat niet werken.
De doorstart
Afgezien van strooien met termen als ‘paradigma’, ‘transformatie’, ‘integrale digitalisering’ (hoe herken ik dat als het er is?) en ‘digitale geletterdheid’ staat hier iets over wie die digitalisering zou moeten doen. Het stuk doet voorkomen dat hiervoor de meest getalenteerde ambtenaren (die eerst een ‘fris nieuw denkkader’ dienen te ontwikkelen) buiten de organisatie hiermee aan de slag moeten gaan. Dit is een denigrerend voorstel dat ontkent hoe goed het werk is dat bij de overheids-ICT wordt gedaan, gezien de bestuurlijke beperkingen, de technische schulden en de tegenwind uit de politieke en ambtelijke cultuur.
Per email ontvangen van Arnold Berkhout:
Jullie en ook anderen schrijven over de verhouding tussen overheid, de burgers en bedrijven. Bedrijven in brede zin, denk ik dan. Is er sprake van onderschikking (de burgers en bedrijven als klant van de overheid). Misschien is het beter om te denken in nevenschikking met wisselende rollen. Wij vormen samen de welvarende maatschappij, soms als dienstverlener maar de overheid soms ook als dwingende regelgever, ook weer om het algemeen belang te dienen. Die verschillende rollen met daarbij de vele domeinen maakt het heel lastig om een eenduidige architectuur met spelregels op te stellen. Een architectuur die alle doelen dient, lijkt mij met andere reacties een utopie en het gaat jullie vast ook om de haalbaarheid.
Dat geschreven hebbende meteen de vraag hoe het wel beter kan, want dat er verbeterruimte is, dat is iedereen duidelijk. Pogingen zoals Nora en Gemma laten zien dat de praktijk van architectuurdenken en -doen weerbarstig is. Alles omvattende oplossingen zijn utopisch maar als je actiever gaat werken aan en met de inrichting van het architectuurproces dan liggen er zeker kansen. Je moet dan actief kiezen van wat je wel al doet en nog niet en heel flexibel kunnen opereren naar onverwachte gebeurtenissen om de architectuur en uitvoering on the fly aan te passen. Dan is inzicht in wat er al is aan architectuur-artefacten onontbeerlijk (er is best al veel). En natuurlijk topmedewerkers die in deze omgeving snel, goed en adequaat kunnen werken. Het vereist een zeer hoge mate van ‘adaptiviteit potentie’. Dat moet terugkomen in ‘jullie’ visie.
Het samenspel van actoren en belangen in onze maatschappij is een zeer veelkoppig monster. Dat hoeft verder geen betoog. Welke data mag en moet je opslaan en hoelang, welke privacy-eisen zijn er, hoe kunnen we de beveiliging goed regelen, hoe faciliteren we de digitaal ongeletterden, welke relaties tussen domeinen mogen en moeten we onderkennen? Zo zijn er nog vele vragen te stellen en vooral te beantwoorden. Van de politiek die de rol van stoorzender met verve invult, mogen we in deze discussie weinig verwachten. Die heeft dusdanige afwijkende belangen dat ze voorlopig helemaal geen prijsstellen op iets van objectieve informatie. Dat maakt het best wel lastig om top-down te beginnen uit een verdere uitlijning van de nationale digitale informatiehuishouding. Wie wordt de sponsor of worden de sponsoren van het gewenste proces van digitale transformatie?
Gelukkig zijn er heel veel bottom-up producten die in een overlappend raamwerk geplaatst kunnen worden. Klein, zoals de Digid en groter, ons onvolprezen gba/brp-systeem. En er is inderdaad heel veel legacy die ons voor de digitale voeten loopt. Toch ligt daar ook een van de belangrijke constructen voor de digitale transformatie. Daar moet je wat mee en ik denk dat de betrokken medewerkers van de Belastingdienst daar best menig nachtje wakker van liggen.
Nederland is een klein land met grote daden en veel mogelijkheden maar is een onderdeel van Europa en ook van de hele wereld. En samenwerking in die twee dimensies is bij de verdere uitwerking een belangrijk uitgangspunt. In jullie stuk worden Europese voorbeelden genoemd: Denemarken, Estland en Finland. Een analyse waarom ‘bepaalde’ zaken daar wel van de digitale grond komen en hier nog niet is een activiteit die misschien al is opgepakt maar dan nog niet voldoende gedocumenteerd is. Dat zou wel nuttig zijn. En beperk je niet tot die landen. Een gek voorbeeld is China, daar weten ze van wanten met de centrale uitvoering van digitale systemen. Niet onze stijl maar er zijn vast uitvoeringsaspecten die voor ons van belang kunnen zijn.
Resumerend
Er is nog veel meer inhoudelijk te melden als reactie maar voor nu pas ik na het volgende:
1. Een visie opstellen is prima maar wat wie krijgt het gezag daarover. De uitwerking van het proces architectuurdenken en -doen moet in die visie aandacht krijgen.
2. Zoek alle bruikbare producten in welke architectuurvorm dan ook op en registreer die in een ‘metasysteem. Dat metasysteem moet voldoende functionaliteiten bieden om het architectuurproces tot in de lengte van jaren te ondersteunen. Dat moet dus ook harmonisch flexibel zijn.
3. Zoek samenwerking op internationaal gebied en dan in eerste instantie met Europa. Dat zou een mooie medesponsor kunnen zijn. Alleen vanuit Nederland denken, lijkt me te bekrompen. Op reis naar …
4. In de visie moet meer aandacht komen voor actoren en rollen en belangen in onze maatschappij. En dan ook vooral rekening houden met de grilligheid van de politiek. De stoorzender voor homo digitalus. ‘
5. Crowd-funding is meer dan bekend, jullie doen het al maar maak nog meer ruimte voor Brain-funding. Er moet dan wel een architectuur procesboard komen met gezag. Zoek ook vooral samenwerking met de universitaire wereld.
6. De burger of de onderneming in welke vorm dan ook en de overheid, die bestaan niet. Er is ongelooflijk veel diversiteit. Hoe rubriceer je dat behapbaar, dat is een opgaaf van jewelste.
7. Naast de visie en het architectuurproces moet er ook meer flexibiliteit en snelheid in de Nederlandse wetgeving komen. Wetten zijn met een bepaald doel opgezet, maar je hebt in onze dynamische maatschappij altijd te maken met andere uitgangspunten en verschuivende doelen.
Per email ontvangen van Jan-Willem de Vries:
Ik heb zowel jullie stuk, als de vele commentaren op LinkedIn en iBestuur gelezen. Ik kan met veel commentaren instemmen en het risico bestaat dat ik hieronder daardoor in herhalingen verval.
Ik weet dat Daan erg begaan is met de (slechte) wijze waarop de Nederlandse Overheid omgaat met haar informatisering – overigens niet veel slechter als ik ook in veel private organisaties heb gezien -. Je publiceert niet voor niets steeds weer stukken waarin je aangeeft hoe het beter moet en kan. Dit stuk geeft een helder en goed beeld over wat jullie visie is hoe de informatievoorziening van de overheid en van de burger over 15-20 jaar moet zijn geregeld. Jullie beeld is daarbij dat er een digitale transformatie heeft plaatsgevonden naar een integrale omgeving. In een ideale wereld met een betrouwbare en een zich dienstbaar opstellende overheid is dit een ideaal doel om te realiseren. Maar juist daarom gaan er bij mij een paar haren overeind staan.
Laat ik vooropstellen dat het in mijn werk altijd van belang is geweest wantrouwend te zijn. Dat moet je als Security Officer en als Security Architect gewoon zijn. Bij elke maatregel en elk plan moet je bekijken of deze niet kunnen worden omzeild of, nog erger, misbruikt.
Mag ik jullie trouwens eerst een voorstel doen? Splits jullie stuk in twee delen: (1) een stuk waarin het toekomstbeeld van de overheid wordt genoemd (TOGAF terminologie: ‘aspirational vision’) en (2) hoe er te komen. Dan gaan er geen discussies door elkaar lopen. Mijn opmerkingen gaan over dat eerste deel, het toekomstbeeld.
Mijn eerste vraag is: wat levert de digitale transformatie op? Wat is de waarde ervan voor burgers, bedrijven en de eigen organisatie? Dat digitalisering niet is tegen te houden is wat mij betreft nog geen argument.
Jullie beginnen het stuk met het noemen van enkele uitgangspunten (principes?) over een moderne overheid. Zonder ironie of cynisme kan ik stellen dat het goede uitgangspunten zijn. Maar zijn het reële uitgangspunten? Jullie uitgangspunten kunnen m.i. alleen werken als de overheid betrouwbaar is en er een goede scheiding der machten is tussen regering, volksvertegenwoordiging en rechtspraak.
De overheid heeft de afgelopen jaren juist getoond geen betrouwbare partner te zijn. Ik noem daarbij de Toeslagenaffaire, het frauderegistratiesysteem, de houding van wantrouwen tegenover burgers (UWV), het omgaan met de Groningers die veel geleden hebben onder de gaswinning, maar ook de behoefte om heel veel informatie over burgers te verzamelen (ik denk onder andere aan het Syri, maar ook andere wetten) ; dat laatste niet om de burgers ten dienste te zijn, maar om de burgers te controleren op misbruik. De privacy van burgers wordt juist bedreigd omdat ‘kinderporno’ of ‘drugscriminaliteit’ bevochten moeten worden. Daarvoor mag heel veel wijken; tot en met het digitale brievengeheim toe. De overheid is hierbij niet meer dienstbaar richting burgers, maar eerder een tegenstander gebleken.
De scheiding der machten is nu ook alleen nog maar in woorden aanwezig. De TK is meer bezig om de coalitie in stand te houden, de EK is meer bezig met politiek dan met zijn op kwaliteit en rechtmatigheid controlerende taak en zelfs in de rechtspraak hebben we gezien dat eerder de kant van de overheid werd gekozen dan dat de burger werd beschermd.
Ik denk dat dit bovenstaande mijn grootste zorg bij dit stuk is. Zolang er een betrouwbare overheid is, is er weinig aan de hand. Wat als anderen het voor het zeggen krijgen en de overheid voor zichzelf laten werken?
Een tweede aspect is dat deze integrale benadering alleen kan werken als de burgers de overheid vertrouwen. We zien, zeker na Corona, bij een grote groep Nederlanders (en politieke partijen als FvD, PVV en BBB krijgen niet voor niets – wat mij betreft helaas – veel aanhang) een groot wantrouwen richting overheid. De overheid wordt niet (meer) gezien als dienend, maar als eisend en als controlerend. (Historisch gezien is dat natuurlijk ook zo. Overheden stonden tegenover de burgers, aan de kant van de kleine groep van adel die de macht en het geld had. Overheden zijn ontstaan doordat een vorst macht had en via een leger (en vele huurlingen) zijn gebied intern en extern bewaakte.). De angst voor de ‘great reset’ is volledige idioterie, maar wel reëel aanwezig.
Op het moment dat de overheid een integraal beeld van de burger gaat krijgen, zal dat wantrouwen alleen maar groter worden en de kritische burger het gevoel geven dat de overheid hem/haar wil controleren. In één van de commentaren las ik al dat het gevoel van een politiestaat ontstond.
Je geeft terecht de burger het gezag over zijn data. Maar dat zou dan zo ver moeten gaan dat de overheid alleen die data mag en kan (!) inzien die de burger ter beschikking wil stellen. Ga er dan maar van uit dat de overheid heel weinig – te weinig – krijgt. Stellen dat de burger eigenaar van zijn data is, maar deze zelfde burger geen invloed heeft welke informatie wel of niet voor de overheid toegankelijk is, maakt dit eigenaarschap een wassen neus wordt . (Klein vraagje: wie wordt eigenaar van data van burgers die overleden zijn?)
Een volgend aspect is dat een grote groep Nederlanders totaal niet mee kan komen met de huidige digitalisering. Dat betreft niet alleen mensen die opgegroeid zijn zonder computers (en, Daan, dat is een grote groep mensen die veel jonger zijn dan jij en ik), maar ook jongeren die functioneel analfabeet zijn. In één van de commentaren werd een aantal van een paar miljoen genoemd. Voor hen is deze digitale transformatie onbegrijpelijk. Ze kunnen dan helemaal geen weerwoord meer geven op beslissingen van de overheid.
De overheid moet zorgen dat iedereen op zijn manier met de overheid kan communiceren en, ook bij digibeetheid, over alle informatie kan beschikken. En wellicht moeten de systemen van de overheid juist op deze doelgroep worden gericht. Ik kreeg recent een brief van de overheid die ik, en ik geloof dat ik toch een redelijke intelligentie heb en een redelijke beheersing van de Nederlandse taal, niet begreep. Laat staat de mensen die functioneel analfabeet zijn en digibeet.
Een laatste opmerking, voordat ik afsluit. Jullie noemen de problemen bij de digitalisering van de nieuwe omgevingswet. Het fiasco bij de omgevingswet toont aan dat een echte integrale benadering gewoon te complex wordt. Moeten we er dus wel aan gaan beginnen?
Een digitale transformatie kan veel opleveren. Het heeft ons als maatschappij op diverse plekken waanzinnig geholpen, maar daar waar er een ongelijke machtsverhouding bestaat en er een verschil in informatiepositie ontstaat, moeten we extreem voorzichtig worden. Ja, we moeten informatie en informatiestromen integraal behandelen als het aankomt op het voorkomen van bedreigingen, maar om het machtsverschil te verkleinen, moeten we wellicht terug naar een juist veel mindere integraliteit. Laat elke overheidspartij maar zelf informatie verzamelen; net zoals onafhankelijke bedrijven elk zelf informatie verzamelen. En dan in de wet vastleggen wat mag worden gecombineerd. Met bovendien de verplichting om open te zijn richting de burger over wat zij verzameld hebben. Er moet de mogelijkheid voor de burger zijn om zich (een beetje) te ontworstelen aan de overheid. De overheid hoeft geen integraal beeld van elke burger (en elk bedrijf) te hebben.
Een bekend econoom (naam ben ik kwijt, maar het was een Nobelprijswinnaar) heeft ooit gesteld dat het belangrijk is dat bepaalde mate van tekort aan informatie bij de overheid – en het betrof met name informatie over zwart geld en zwarte verdiensten – juist leidt tot een betere economie en een betere positie, ook financieel, van de overheid. Ik denk dat dat ook geld voor andere informatie. Nieuwe normen en nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk geweest omdat de overheid geen volledig beeld had van wat er zich afspeelde in de maatschappij en burgers zich konden ontworstelen aan de normen en waarden van de overheid.
Per email ontvangen / anoniem uit de overheid
Op het eerste gezicht merk ik twee dingen op:
– Een wens om de burger heel dicht op en direct bij de data van de overheid te trekken; de ‘individuele burger die rechtstreeks met de individuele ambtenaar communiceert’. Platte organisatie. Ik snap waar je vandaan komt, maar ik moet de eerste bewindspersoon die dat, buiten zijn/haar politieke controle om laat gebeuren, nog tegenkomen.
– Je gaat heel erg uit van de goedwillende burger en een wereld zonder militaire belangen. Er is een reden dat jij de huidige posities van onze onderzeeboten niet kent. Idem voor lopende politieonderzoeken. We houden ook mensen buiten de deur om goede redenen.
In de comments is al veel gezegd over “vertrouwen” in het doen en laten van de overheid, ik hoef daar niets aan toe te voegen anders dan dat de overheid nog veel werk zal hebben om dat vertrouwen terug te krijgen. Zoals een oud gezegde ons leert: “Vertrouwen komt te voet en gaat te paard”.
Een tweede opmerking wil ik maken over het in mijn ogen ontbreken van beschrijvingen die te maken hebben met cybersecurity waarbij ook weer de burger er op moet kunnen vertrouwen dat de overheid op alle fronten zorgt voor een waterdichte beveiliging van zijn data en de toegang daartoe.
Een derde opmerking heeft betrekking op de data zelf, wat is belangrijk voor de burger en wordt beschouwd als zijn “eigen” data en anderzijds, welke “gevoelige data”* is niet bedoeld om vrij te geven aan de burger.
* Bijvoorbeeld data van een Politieonderzoek.
Voor het overige, goed geschreven stuk.
Dank voor het uitgebreide artikel, een dappere aanzet tot dynamiek.
Door mijn wat late reactie heb ik al diverse boeiende perspectieven op “Digitalisering Overheid” kunnen lezen. “De digitale transformatie is óók de acceptatie dat voor deze integratie over de hele overheid heen, bestaande deelprocessen deels wezenlijk moeten veranderen, inclusief verantwoordelijkheden, discretionaire bevoegdheden en governance”, zoals Daan terecht stelt.
Ooit leerde ik in de jaren 80, eerst organiseren dan automatiseren. Nu zou ik zeggen: “eerst besturen dan digitaliseren. Een goede governance inrichting van digitalisering is essentieel. Hierop richt ik mij in onderstaande, met een aanzet tot begin van invoering. Uit diverse reacties komt de vraag naar voren “hoe deze verandering aan te pakken”.
Een beknopte “foto” van het kabinet:
Taak van het kabinet: Besturen door beleid te ontwikkelen (regels en wetten) en controle en handhaving erop.
Doel : dienen van het algemeen belang wat wordt ingericht door politiek gekleurde keuzes volgens ons democratisch proces.
Laatste decennia o.a. gestuurd op: Privatisering van taken ( o.a. Zorg en NS) en decentralisatie van taken naar gemeente en Provincie( oa.a. jeugdzorg, werk & inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen) Dit heeft tot verbrokkeling van systemen geleid.
Regering/Overheids “affaires”: op dit moment drie parlementaire enquetes (is het uiterste middel van de tweede kamer tot controle): gaswinning Groningen, toeslagen en Corona beleid.
Beleidsmatig staat de stikstof uitdaging centraal, bij gebreke van draagvlak onder tal van burgers vergt dit een onevenredige inspanning van het kabinet. Thans is de inflatie en gasprijs onderwerp om een groot aantal burgers te kunnen ondersteunen. Het antwoord van het kabinet: “het kan pas in 2023 uitgevoerd worden wegens de systemen”. Technische toepassingen dicteren uitvoerbaarheid van beleid en in feite de besturing van het kabinet.
Eerst tien jaar na het initiatiefwetsvoorstel is Op 1 mei 2022 is de Wet Openbaarheid Overheid (WOO) als opvolger van de Wet openbaarheid Bestuur (WOB)ingegaan. De WOO regelt het recht van burgers op informatie van de overheid. De wet is bedoeld om overheden transparanter te maken en moet ervoor zorgen dat overheidsinformatie beter vindbaar, uitwisselbaar, eenvoudig te ontsluiten en goed te archiveren is. Het gaat om publieke informatie. Zo krijgt iedereen meer inzicht in het handelen van de overheid.
Op ministerieel niveau is digitalisering ondergebracht bij de staatssecretaris Alexandra van Huffelen naast het vakgebied Koninkrijksrelaties onder de premier (die tot voor kort nog een oude Nokia gebruikte) op het ministerie van Binnenlandse zaken. Een “halve” staatssecretaris voor digitalisering, waarin zij de rol heeft om de digitale ambities van het kabinet te coördineren. Haar taak is om de strategische hoofdlijnen bij digitalisering te bewaken. Bewaken van iets is, erop toezien, het is geen besturen. Wat de digitale ambities van het kabinet zijn is onbekend.
Drie prioriteiten zijn door de staatssecretaris benoemd.in de voorjaarsnota van 2022: Informatievoorziening in het hart van het beleid, wat inhoudt dat er bij het maken van nieuwe wetten en regels al in een vroeg stadium oog is voor de kansen en risico s van digitalisering en informatievoorziening, de uitvoerbaarheid van beleid, zodat het aan de achterkant goed terecht komt in de systemen.
Om de digitale weerbaarheid van het Rijk te versterken, en daarmee het risico op bijvoorbeeld uitval van systemen of datalekken te verkleinen, krijgen daarnaast cybersecurity en informatiebeveiliging de prioriteit.
Ministeries starten zogenaamde “red teams” -oefeningen op. Deze oefeningen focussen op cyberweerbaarheid, om kwetsbaarheden in techniek en processen op te sporen en aan te pakken.
De burger komt in het beleid niet voor .
Vreemd genoeg is er naast de taak van de staatssecretaris, het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Doel : de digitale infrastructuur met de nadruk op het voorkomen van cybersecurity.
De prioriteiten van de staatssecretaris en het NCSC overlappen en dus op het hoogste niveau bestaat er al een diffusie van verantwoordelijkheden, beiden richten zich op cyberaanvallen en datalekken etc. Zonder afbreuk te willen doen aan dit belang, Waarom richt de staatssecretaris zich niet op het besturen van de informatiehuishouding, als onderdeel van het algemeen belang.?
Uit een van de commentaren kwam al naar voren dat er een soort tweedeling in de maatschappij ontstaat tussen digibeten en digitaal geletterden. Ook blijkt dat digibeten de laag van de bevolking is die doorgaans eerder met de overheid te maken heeft voor o.a. het verkrijgen van toeslagen. Dit betreft het onderdeel inrichten (governance) van de uitvoering van digitalisering, daar waar er rechtstreeks burger (als “klant”) -overheid contact is. De overheid gebruikt nog veelal productgerichte systemen, hier is een slag te maken door middel van een (deel) architectuur waarbij de burger , als vragende partij als uitgangspunt wordt genomen. Een dergelijke architectuur met “monkey proof” testen van burgers kan ingericht worden voor alle ministeries. Er is dan geen sprake van top down inrichting, de architectuur is een hulpmiddel op uitvoerend niveau, waar iedereen zijn, haar voordeel mee kan doen. Voorwaarde is dat het bij de staatssecretaris, daar waar haar de rol formeel is toebedeeld , wordt ingericht en bestuurd. Zo kan de overheid van zich laten horen, al was het alleen al om het beschadigde vertrouwen in het kabinet een positieve impuls te geven.
Natuurlijk komen bij het burger vriendelijke digitaliseren alras de vraagstukken naar data opslag, verantwoordelijkheid, beschikbaarheid en infrastructurele inrichting naar voren. Het kan stapje voor stapje leiden tot een integrale digitale architectuur.
In een van de commentaren (Daan de Koning) kwam naar voren hoe waardevolle digitale functionaliteiten te hergebruiken. Analoog naast het op te richten burger vriendelijke digitaliseren, kan een “loket” worden opgericht voor hergebruik van waardevolle functionaliteiten. Een catalogus kan als hulpmiddel ingericht worden voor de te hergebruiken functionaliteiten, met de belangrijkste kenmerken per functionaliteit. Een samengesteld klein team, met de noodzakelijke expertises op data, business functionaliteit, infrastructureel en wellicht een nieuw platform te ontwikkelen etc. En het belangrijkste is om er een goede governance over in te richten. En dat betekent in de praktijk veel samenwerken, en ondersteuning van de top met “belonende” prikkels tot hergebruik.
Kortom : wil het kabinet de maatschappij weer kunnen besturen, dan is inrichten van digitalisering bij de overheid een must, met de huidige wijze waarop de staatssecretaris haar rol invult is dit een illusie, Een drastische wijziging in de houding van het kabinet ten aanzien van digitalisering en gebruik van techniek is noodzaak. Het ware beter om een minister hiervoor te benoemen. Kleine stapjes zijn te maken, zoals hierboven aangegeven.
Interessant stuk.
Wat met opvalt (maar misschien lees ik niet goed) is dat de focus erg ligt op automatisering / digitalisering van bestaande processen en minder op wat jullie digitale transformatie noemen.
Op zich is het erg belangrijk dat we nu dingen goed doen.
Maar nadenken over wat de impact van digitalisering op de samenleving op langere termijn is, mist een beetje in het debat.
Jullie stellen dat digitalisering geen doel op zich is, maar een ‘enabler’. Ik denk dat het iets complexer is. De impact van digitalisering is zo groot, dat het onvermijdelijk ook een doel op zich is. We zijn immers voorbij een point of no return. We kunnen heel lastig terug naar een samenleving zonder digitalisering.
Allereerst mijn complimenten voor dit gedegen stuk. Goed dat jullie hierin duidelijk aangeven dat de menselijke maat centraal moet staan. Ik mis een paar aspecten van die menselijke maat in het verhaal, die denk ik wel van wezenlijk belang zijn voor besluitvorming over digitalisering van de overheid:
1. In de systemen van de overheid dient ruimte te zijn om ambtenaren de menselijke maat ook toe te laten passen. Dat betekent dat de systemen vooral de standaardsituaties moeten afhandelen en de meer complexe situaties (deels) door deskundige ambtenaren moet laten verwerken. Dit maakt de systemen eenvoudiger en het geeft de uitvoerende diensten de ruimte om complexe gevallen met een menselijke maat af te handelen. Iets wat veel mensen in de uitvoering best zouden willen, maar nu onmogelijk gemaakt wordt omdat “computer says no”.
2. In het stuk wordt expliciet aandacht gegeven aan de digitale geletterdheid van de overheid. Voor de digitalisering is dit heel goed. Ik merk dat daar in mijn omgeving ook steeds meer aandacht voor is. Waar mijns inziens te weinig rekening mee gehouden wordt is de groep burgers met een lage digitale geletterdheid, door leeftijd, intelligentie, opleidingsniveau of taalachterstand. Tegen 2040 zal leeftijd wellicht niet meer zo’n rol spelen, maar de andere categorieën zijn blijvend. De overheid houdt ook met een verdergaande digitalisering een dienstbelofte aan alle burgers om toegankelijk te zijn, ook aan de burgers met een lage digitale geletterdheid.
Per email ontvangen (anoniem):
Complimenten: een helder lezenswaardig stuk.
In de eerste Alinea slaan jullie al de spijker op z’n kop: eilandigitalisering zonder integrale beleving is een uitdaging. Daarnaast ook nog de matige overheidscommunicatie aangaande de digitalisering en de voordelen voor de burger. Voor wat betreft Covid worden wij overdonderd met informatie, maar waarom niet over de digitaliseringsstappen van de overheid?
Wat hoor en zie je van staatssecretaris van Huffelen? Zeer weinig terwijl zij het digitaliseringsgedachtengoed van de overheid moet uitdragen, uitleggen en de burger enthousiast moet maken. Toen zij zich nog met de gasproblemen in Groningen bemoeide was zij dagelijks in het nieuws, alhoewel haar rol ook hier geen groot succes was. De digitale verwachting van de burger is hoog omdat het besef er is dat de overheid zo veel meer mogelijk kan maken. De overheid is er inderdaad voor de burger, echter dit wordt steeds minder door de burger ervaren aangezien de overheid steeds dwingender wordt richting de burger en niet luistert naar de burger om te inventariseren waar nu daadwekelijk behoefte aan is. Inderdaad de participerende, meedenkende burger. De overheidscommunicatie omtrent de digitaliseringsrichting is dus miserabel zodat de burger hierdoor ook niet enthousiast wordt meegenomen in het verhaal hierbij. Telkens blijkt ook weer dat de overheid niet transparant is. Zie alle huidige lopende “affaires”. Het tegenhouden van WOB (WOO) verzoeken maken dit ook duidelijk. Geloofwaardigheid begint met transparantie. Horizontale – en verticale samenwerking is cruciaal om van de eilanddigitalisering af te komen. Finland, Denemarken en Estland zouden als gidsland voor Nederland kunnen dienen. Wij hoeven het wiel niet uit te vinden. De I-strategie Rijksoverheid 2021-2025 is een aardig document maar moet concreter worden met heldere prioriteiten van de aanbevelingen. In jullie samenvatting zou ik communicatie nog neerzetten als punt. Uitleg van de voordelen op een transparante wijze is cruciaal voor acceptatie van de participerende burger die steeds wantrouwender wordt naar een overheid die steeds meer wil controleren van die burger.
Per email ontvangen van Erica Rietveld:
Beste Daan, mooi dat je steeds blijft bijdragen aan de discussie over overheids-IT. Ook nu veel nuttige ideeën in. Maar – je kent me – ik heb wel een aantal kanttekeningen bij de kanttekeningen:
· Als burgers hebben we het over “de overheid”, maar binnen de overheid gaat het over tal van instituties en lagen. Overheidsarchitectuur moet alleen gaan over gedeelde zaken. Waarbij uitwisselbaarheid centraal staat, niet de centrale database of applicatie.
· Wat is de menselijke maat? Mensen bestaan in allerlei maten. Ze zijn lang niet allemaal digitaal of functioneel geletterd, ze zijn niet allemaal geïnteresseerd / participerend / meedenkend, en niet iedereen kan (of mag) soeverein functioneren. Niet alleen persoonlijke omstandigheden zijn verschillend, maar ook persoonlijke competenties.
· Net zomin als meten weten is, is informeren functioneren. Je weet alleen wat je meet, en als je alleen functioneert op basis van digitale informatie mis je mogelijk iets essentieels.
· Burgerdata: we moeten onderscheiden tussen registers (niet veranderbaar, zoals geboorteregisters) en overige data. De laatste hebben alle een vergeettermijn, passend bij de zaak die het betreft.
· In een samenleving waar burgers centraal staan, gaan niet alle data en processen over die burgers, en is het ook niet altijd praktisch dit rond de burger te willen organiseren.
· Digitalisering vergt herdenken van centraal vs. decentraal. “Dicht bij de burger” hoeft niet fysiek. Processen die in het hele land worden uitgevoerd door bv. gemeentes hoeven niet op tig manieren gedigitaliseerd. De overheid zou meer moeten denken in termen van competenties en samenwerking, i.p.v. silo’s. Bij het NFI is Hansken inmiddels een succes; NFI is daarmee een SaaS-leverancier geworden voor digital forensics door overheden en niet alleen een uitvoerder van forensische onderzoeken. Het idee dat overheden IT-oplossingen aan andere overheden leveren is echter nog steeds ongebruikelijk.
· Architectuur is naar mijn gevoel vooral in onbruik geraakt omdat we steeds weer vooral schetsen en systeemplaatjes maken. Architectuur moet vooral een vak zijn; architecten kunnen heel goed luisteren naar alle stakeholders, en zijn creatief in het vinden van acceptabele en realiseerbare oplossingen. Net als bij gebouwen zou de architect zijn handtekening onder het resultaat moeten kunnen zetten, en daar ook verantwoordelijk en aansprakelijk voor moeten zijn. Wie durft?
Beste Daan en Hans,
Ik bewonder jullie passie voor het onderwerp, en jullie vasthoudendheid om te situatie verbeteren. Ik herken in de principes de uitgangspunten van de NL digibeter agenda. Enige kanttekeningen wel bij “de burger centraal’, dat moet je idd , zoals sommigen terecht stellen, uitleggen als “zo goed mogelijk passend bij de belevingswereld van degene die de overheid nodig heeft, c.q. degene die door de overheid wordt aangeschreven e.d. Ook bedrijven dus.
Maar ik denk dat weinigen het met jullie principes oneens zullen zijn. Maar data gaat het naar mijn mening niet om.
Ik kan me daarom vinden in de bijdragen van Paul Geurts, Daan de Koning. Het steeds opnieuw formuleren van uitgangspunten en proberen te overtuigen dat dat tot een juiste koers leidt komt belerend over. Het gaat denk ik om het #hoe , want daar zitten de knelpunten.
Bestuurskundigen zeggen vaak: beleid is niet wat er met de best intenties wordt opgeschreven, beleid zie je uit wat de realiteit laat zien. Daaruit blijkt wat er aansluit bij de principes, en wat niet.
Ik zie het dossier “digitale overheid” dus veel meer als een bestuurskundige puzzel, en ik zie niet zoveel met de top-down aanpak die impliciet hoort bij formuleren van principes. De sterke man of vrouw die met zon stuk onder arm meteen weet wat er moet gebeuren. Ik zie veel meer heil in een bottom-up aanpak met tippingpoints. Die kan het hele systeem laten kantelen. Van silos naar laagjes en standaarden, van centraal Vs decentraal naar hybride, van waterval naar lean, van de cyclus van bedenken, bouwen en niet meer aankomen naar life-time verandering.
De kunst en uitdaging is niet om op steeds hoger abstractiniveau proberen te overtuigen en zieltjes te winnen, maar het vinden van die juiste kleine, disproportionele influencers, conform de theorie van “tipping points” hbr.org/2003/04/tipping , de acties die laten zien wat de koers in werkelijkheid is.
Ik zie er wel een paar die haalbaar zijn, of al succesvol zijn.
De API-first strategie, zoals developer.overheid.nl. VNG’s Common ground. Het corona-melder project, een compleet andere aanpak dan voorheen. Forum standaardisatie: meer verplichtingen en minder PTOLU. Lean projecten die oor de politiek niet als falende ontwerpen worden beoordeeld, maar als een natuurlijk proces van voortschrijdend inzicht. Cycli die niet gefinancierd worden conform waterval, maar die constante budgettering krijgen over de hele lifecycle zodat er minder legacy ontstaat.
de tipping point theorie laat zien dat zulke successen die naar meer smaken de norm kunnen worden.
Die bottom-up aanpak, in plaats van de impliciete roep om de sterke man of vrouw, dat zou mijn voorstel zijn voor strategie. En die uiteindelijk de principes in kan vullen. Mij oproep zou zijn om met elkaar te gaan nadenken over die tippingpoints, en de kleine successen te gaan vieren, prijzen en promoten.
My 2 cts
Email van Peter Paul Verroen,
Ik ben het fundamenteel met jullie oneens.
“Integraal” is juist het probleem van overheids-digitalisering.
En architectuur van besturen is door de geschiedenis al een paar keer afgestraft.
Bedenk dat “digitaliseren” de moderne term voor “mechaniseren” is, en principieel antoniem aan “de menselijke maat”.
Besef dat het woord “ethiek” niet in jullie stuk voorkomt. En daar zouden jullie je eigenlijk voor moeten schamen.
Vertrouwelijke email, schrijver anoniem,
Goed stuk en veel zeer rake argumenten.
Ik mis echter het vertrouwen van de burger als fundament voor de digitale transformatie. Zonder vertrouwen is de wisselwerking tussen ambtenaar en burger minimaal en mijns inziens niet voldoende om de verschuiving naar de digitale samenleving te maken.
Het afstoffen en vernieuwen van architecturen ben ik zeker medestander van en zeer in geïnteresseerd
Je kunt geen visie opstellen over de digitale overheid als je voorbijgaat aan hoe dat digitale deel er komt.
De leveranciers hebben een dubieuze historie van het leveren van verkeerde en onvolledige systemen veelal vanwege eigenbelang niet vanuit de wens de overheid te enablen. De meeste gebruikers, inclusief de kaders en de adviseurs, hebben een uitvoerende mindset, de lopende problemen moeten opgelost, die zijn niet gericht op verandering en innovatie. Van deze mensen kun je geen wensen voor toekomstvastheid, laat staan voor toekomstige problematiek (data veiligheid, privacy, AI, etc.) verwachten. De regels die moeten worden uitgevoerd veranderen jaarlijks voor zo’n 10-30 procent. De huidige (beperkte) systemen kunnen al die verandering niet volgen en kunnen daarom niet correct gebruikt worden.
Dan is meer handwerk nodig, dus meer mensen en die zijn er niet (meer). Zie daar de huidige situatie.
Geen enkele leverancier heeft de overheid correct geadviseerd op deze punten. Gaan ze dat nu plotseling wél doen?
Dus toekomstplaatje schetsen, perfect, moet je doen! Maar de weg daar naartoe gaat wel heel lang en kostbaar zijn en, in de huidige setting, met heel veel obstakels.
Ik kan hier beweren dat alle mensen die zeggen dit probleem aangepakt te hebben er een procent of 80 naast zitten. Hier moet iedereen de handen ineenslaan om er nog wat van te maken, maar dat is helaas niet de instelling waarmee “de experts” hun problemen benaderen,
Email van Rob Peters
Allereerst complimenten. De principes zijn de relevante. Ik voel echter wel een beetje met Paul Geurts mee. Mijn strategie voor de bestuurders is om te vertaalslag te maken van AI ( pittige beslisbomen en modellen) en van ethiek naar concrete casuistiek zoals de woonopgave modellen en – hoe kan het ook anders – stikstof. Hier komt ‘integraliteit’ bij kijken. Een tweede tactiek is om te werken met Digtal Twinning. Niet omdat het zo cool is, maar omdat die aanpak het gebrek aan integraliteit zeer goed visualiseert. Ik was in 2003 projectleider van http://www.overheid.nl.. Toen maakte ik kennis met de kloof tussen tekst- denkers ( vaak ook juristen) en objectgerichte denkers of ruimtelijke denkers. Een van de consequenties is slechte formulieren ( geen menselijke maat) en gedoe met de DSO. Gerry Fenten ( VROM, DURP, ruimtelijke plannen) heeft me geleerd om de kaart te gebruiken. Inmiddels hebben we Digital Twins. De derde tactiek is om dit te doen met een relatief open platform ( Unity) zodat we ook ‘burgers’ plannen kunnen laten maken. Ik zet ‘burgers’ tussen aanhalingstekens omdat bij onderzoek bleek dat die burger zich toch vaak laat vertegenwoordigen. Dat neemt de verantwoordelijkheid voor het kunnen inlezen van burger plannen en de archivering van die zienswijzen niet weg. Woensdag hebben we Arre Zuurmond hier op bezoek om echt even de diepte in te duiken over die burger Hij was verantwoordelijk voor de Kafkabrigade en Arjan Widlak schrijft daar nog steeds goede dingen over. Daarover zijn we ook in gesprek met de archiefinspecteurs. Als laatste investeren we nu actief in de referentieachitectuur Digital Twinning van Geonovum. We zullen een open architectuur moeten hebben om de uitlegbaarheid zoals in het artikel vermeld ook daadwerkelijk voor elkaar te krijgen. Ik heb Hogeschool Utrecht studenten een koppeling tussen Tygron en Unity laten maken met een woonopgave model op een locatie voor een plan en dan blijkt wat er allemaal ‘onduidelijk’ – en dus niet meer goed uitlegbaar – wordt. Wetenschappelijk werken we aan een maturity model voor digital twins, waarbij validatie en transparantie , ook in juridische consequenties, kunnen worden gemeten. dus Daan , dank voor jullie bijdrage. Mensen zoals Paul en ik trachten hun organisatie mee te nemen. De management laag heeft het inderdaad altijd te druk voor dit werk en wil alleen geen gezeur met de AVG of de WOO of de invoering van SAP of een zaaksysteem. Bij de brandweer/veiligheidsregio’s hebben we afgesproken om evenementen als fieldlab voor die innovatie te gebruiken en dat is precies wat Paul doet met de Vierdaagse. Zoiets proberen we nu voor provincies ook te doen met digital twinning en de beleidscyclus. Dit alles in een poging om een vertaalslag te maken van principes naar de uitvoering. wordt vervolgd!
Geplaatst namens Simon Reuter,
Misschien een kleine reactie: natuurlijk is de dienstverlening voor een groot gedeelte data driven, maar uiteindelijk gaat het erom die data goed af te schermen, en alleen die data te gebruiken die je nodig hebt.
Soms word je met een AVG geconfronteerd die beperkend werkt; dat is soms echt waardeloos omdat bepaalde analyses daardoor onmogelijk zijn. Maar ik denk dat er qua bescherming van gegevens wel regels moeten zijn en dat deze gevolgd moeten worden. Dus data driven ‘ja’, maar je dienst inrichten op de juiste manier is veel belangrijker en heeft die data nodig als enabler.
Email met verzoek ‘anoniem’.
Dat zou het heel mooi zijn om de verandering door te voeren. Wat ik verder ook heb gezien en meegemaakt is, dat de organisatiecultuur, de attitudes en de werkwijze van de decision-making stakeholders in de change management proces aandacht vereist. Men is meer individueel/persoongericht, met of zonder de juiste skills, ervaring, competenties, van een project dan echter het uitvoeren van het project. Er ontbreekt drivers/soft skills van managers om de mensen te stimuleren en te motiveren. De begeleiding is ver te zoeken. Men is te snel met het (be)oordelen.
Daan/Hans,
Uitgebreide analyse en beschrijving. Ook interessante commentaren. Mooi om de herkenning terug te lezen in de reacties van anderen. Ik zie veel vakbekwame mensen die hard werken, (en ook willen werken) aan de punten die jullie beschrijven. De besluitvormingscontext zit ze vaak nog in de weg en valt veelal niet onder hun invloedssfeer en vraagt van de top om ruimte om te interveniëren. Ook krijg ik de indruk dat er onduidelijkheid is welke beslissingen er kunnen/moeten worden genomen. Soms een bewuste keuze gericht op efficiëntie, belangrijk maar niet het enige doel. Vaak is er vanuit opdrachtgevers eenzijdige focus op een beslissing (met beeld van oplossing ipv probleem/publieke waarde) gericht op legitimiteit, realiseerbaarheid, terwijl er binnen teams op decentraal niveau, vaak impliciet, ook besluiten (met beeld van functionaliteiten) worden genomen (uitvoerbaarheid, haalbaarheid, faseerbaarheid, mate van complexiteit, beheersbaarheid). Veel verschillende perspectieven die welliswaar met elkaar in gesprek zijn (praten om te praten), maar onvoldoende oog hebben voor het gemeenschappelijke op dat moment, het besluit wat er op dat moment toe doet en de reden om met elkaar in gesprek te komen. Verbind verschillende decentrale teams met een beslissing waar ze beide wederzijds afhankelijk van zijn en input voor leveren. Stimuleer dialoog maar bereid dit voor/laat faciliteren door mensen die een kader voor een beslissing schetsen/voorbereiden. (welk besluit en waarom is het nodig, wat wordt er onder verstaan, welke inhoud gebruiken we, wie draagt verantwoording). Kan in 3 ppt’s, niet te groot maken. Evalueer/simuleer op een later moment verschillende besluiten vanuit een ketengedachte, zie wat je gemist hebt, leer met elkaar, en pas weer aan.
Per email, anoniem:
Je geeft terechte punten van zorg rondom de digitalisering.
Digitalisering als enabler lijkt mij de goede insteek.
Kansen voor digitalisering moeten vooral worden gezien en gepakt in samenhang met oplossen van de verschillende crisissituaties in ons land.
Daarnaast moet de sturing op digitalisering / digitale architectuur worden versterkt. Vanuit eigen medewerkerperspectief bij een overheidsorganisatie zie ik bijvoorbeeld dat vertrouwen in digitale producten van andere organisaties soms als bedreiging in plaats van een kans worden gezien. VNG (NLX) en logius(digitale identiteit; postbus) ontwikkelingen zouden eerder ondersteund en gebruikt kunnen worden.
Herzien van governance, kostenmodellen, etc. zou al kunnen helpen. Daarnaast een lange termijnvisie die niet na iedere democratische stemronde moet worden herzien.
Nogmaals goed dat je het onder de aandacht brengt, mijn steun in deze ontwikkeling is er.
Als we een Overheid willen die grosso modo doet wat de burgers ervan willen, zal er natuurlijk een feedback-loop moeten zijn die de besturing corrigeert of bevestigt.
En dat zal in praktijk een veelheid van ‘loops’, want per domein effectief, blijken te zijn om niet te verzanden in een ‘integrale aanpak’, zoals P.P. Verroen al memoreerde.
Voor ambtenaren en uitvoerders van overheidstaken lijkt een zeer beknopte gids (of een app) die ze een spoorboekje op maat biedt in hun digitale landschap welhaast onmisbaar.
Email ontvangen van Peter Burgers
Waardering
Goed dat het belangrijke onderwerp ‘Digitalisering Overheid’ aandacht krijgt en van kanttekeningen wordt voorzien. Hulde voor de “Begeisterung”. Goed dat teruggegrepen wordt op een aantal goede concepten en gezichtspunten op het gebied van architectuur van 20 jaar geleden. Maar welke? Goed dat het risico van “eilanddigitalisering” wordt onderkend. Maar zijn er ook andere risico’s? Hoe zit het met privacy? Hoe zit het met systemen die gekoppeld worden? Burgers zijn daar terecht bezorgd over. Is de burger écht soeverein? Is het mogelijk het vertrouwen van de burger in de overheid terug te krijgen?
Nog te weinig doordacht
Allereerst: wat wordt bedoeld met “integraal digitaliseren”? Regels op maat toepassen is één ding. Het vraagt maximale transparantie van de overheid. Ondoorzichtige algoritmen zijn uit den boze. Maar hoe gaat de overheid dat waarmaken? Hoe krijgt de communicatie, liever nog interactie met de burger plaatsvinden? Menselijke maat staat voor het begrijpen van de context van een individu en ethisch verantwoord bezig zijn richting de burger. Dat wil zeggen dat je niet etnisch profileert, niet discrimineert, dat je transparant bent en dat je op een begrijpelijke manier kunt uitleggen waarom je wel of niet een besluit hebt genomen. Maar hoe dan? Menselijke maat gaat ook over het daadwerkelijk betrokken zijn (van de burger!) bij de vormgeving van de digitale dienstverlening. Nogmaals: hoe dan?
Nog te weinig ambitieus
De burger staat centraal. Maar is dat echt zo? Dienstverlening op uitvoerend niveau wordt vanuit de behoefte van burger en bedrijfsleven – nu en zeker de toekomst – ontworpen en in samenhang ontwikkeld. Maar moeten we niet nóg een stap verder gaan en mét de burger de dienstverlening ontwerpen en ontwikkelen? Niet alleen een participerende burger in de uitvoering, maar ook een participerende burger in de ontwikkeling. Niet alleen de context van de burger begrijpen en ethisch bezig zijn richting de burger, maar ook in dialoog met de burger en samen met de burger komen tot die menselijke maat waarop de burger zijn vertrouwen kan en wil stellen. Burger centraal, communicatie, voorlichting, transparantie, het is allemaal te weinig. De burger heeft behoefte aan echte interactie, een overheid die te snappen is en te vertrouwen is. Dat vraagt (ook) om vereenvoudiging, optimaal gemak en interactie.
Nog te weinig concreet
De overheid had twintig jaar geleden een aantal goede concepten en gezichtspunten op het gebied van architectuur? Welke concepten en gezichtspunten precies? Het is verstandig om de I-strategie Rijksoverheid 2021-2025 nader te concretiseren, mede met enkele waardevolle ideeën uit Denemarken, Finland en Estland. Helaas wordt niet gezegd welke ideeën dat zijn.
Beste Daan en Hans,
Het is goed om te zien dat dit vraagstuk reacties uit allerlei hoeken ontvangt. Zoals Lourens Dinger aanhaalt, is archivering niet iets wat slechts achteraf in een proces gebeurt, maar wat aan de voorkant van een proces ingericht moet worden. Deze Archiving by Design is essentieel om archivering op de juiste manier te borgen. Het gaat daarbij niet alleen om documenten maar ook om metadata, de informatie over de stukken. Correcte archivering is het resultaat van correct informatiebeheer. Het staat ook in andere reacties: informatie over burgers staat niet in een dossier, maar is verspreid over verschillende instanties (en vaak binnen deze instanties ook in verschillende applicaties) opgeslagen. Een volledig overzicht van welke informatie de overheid over een burger beschikt, is dan ook niet op te vragen. Door los te komen van de op applicaties gebaseerde opslag van informatie en via het Common Ground-principe te gaan werken komen we dichterbij de realisatie van een dergelijke optie (een antwoord op de vraag: Wat heeft de burger aan Common Ground, zoals beschreven in de reactie van Edward Nuiten). Het consequent toepassen van Archiving by Design, al dan niet binnen Common Ground, helpt om de steeds groter wordende massa aan digitale informatie terug te vinden, toegankelijk te maken en beschikbaar te stellen. Daarbij moeten we overigens niet vergeten dat een groot deel van de historische informatie nog steeds op papier staat, wat via vervangingstrajecten onderdeel wordt van de digitale informatiehuishouding en digitale archivering. Een duidelijke informatiearchitectuur zorgt ervoor dat duidelijk is waar informatie zich (op welk moment) bevindt (denk aan een losse database, bij de bron of in een e-depot).
AI wordt als een van de oplossingen genoemd voor de omgang met data. Hoewel ik geen tegenstander ben van AI, is het belangrijk om ons te blijven realiseren dat AI en bijbehorende algoritmes door mensen gemaakt worden. Wanneer een algoritme dat analyses uitvoert op datasets gevoed wordt met gegevens die afwijken van bepaalde normen, raakt het algoritme bevooroordeeld. Kort door de bocht: je wilt voorkomen dat er een Toeslagenschandaal 2.0 ontstaat, gebaseerd op afwijkende datasets. Enige voorzichtigheid met betrekking tot de inzet van AI is daarom op zijn plaats.
Hoi Daan en Hans. Net geschreven stuk, mooi correct en oprecht verhaal en grotendeels mee eens.
Een vraag die ik belangrijk vind, is of de overheid moet digitaliseren of moderniseren. Maw, moet de overheid zichzelf als organisatie heruitvinden conform de maatstaven die wij als burgers en ondernemers anno 21e eeuw verwachten. Dat is vooral zorgen dat je als organisatie meer aansluit op de behoefte van je klanten. En daar, indien nodig en alleen daar waar nodig, digitale middelen voor inzet. Dat is dus wat anders dan digitaliseren, wat voor mij alleen een technische invulling van die behoeft is. De overheid is geen commercieel bedrijf, dus ook in tijden van nood moet het in staat zijn om haar taken te vervullen. Zelfs als er geen electriciteit is moet de overheid over de juiste informatie beschikken om burger en ondernemers te ondersteunen. Digitalisering is dus inderdaad een hulpmiddel. En mag dus gezien de rol van de overheid nooit het doel worden. Dus voor mij is digitalisering overheid dus ook slechts een “figure of speech”. Modernisering is het sleutelwoord. Niet alleen de informatie huishouding en eventuele digitale omgevingen. Maar vooral de organisatie en organisatie structuur.
Net als @Lourens Dinger, ben ik van mening dat archiveren de eerste essentiële stap is tav informatie vergaren. Natuurlijk is het veilig stellen van de informatie voor verantwoording belangrijk, zeker voor een organisatie als de overheid. Maar bovenal voor de vindbaarheid ervan. Ik zie oa @Hans Timmerman regelmatig spreken over datachaos, maar datachaos bestaat mijn inziens niet. Het is informatiechaos. Het is het niet catalogiseren, indexeren, opschonen en correct opslaan van informatie. Ongeacht of dat op kleitabletten is of in fancy cloud oplossingen. Daardoor ontstaat een berg brij zonder duidelijke kop of staart. Waar alleen middels ingewikkelde logaritmes nog enige structuur in te vinden is. Dat is waarom oa Google zo succesvol is. Niet omdat ze zo’n goed product hebben. Maar omdat ze goed zijn om in “onze” informatiechaos enige vorm van structuur aan te brengen waardoor die, wijdverspreide, berg data doorzoekbaar wordt. En we tot op zekere hoogte de informatie kunnen vinden die we nodig hebben. Dat geldt ook voor de overheid. Deels uit angst om iets te missen. Deels omdat het ze door Big Tech aangepraat is vanwege veelal commerciële belangen van de laatste. Maar een echte structuur en index mist overwegend, waardoor het vaak lastig is om de juiste informatie op het juiste moment bij de juiste ambtenaar, burger of ondernemer te bezorgen.
Goed stuk! Ik ga het onder de aandacht brengen bij Waterschap Amstel Gooi en Vecht, waar we met de nodige ‘uitdagingen’ kampen.
Daan, Hans, complimenten voor dit mooie artikel. Ik ben het op hoofdlijnen sterk eens met de inhoud. Vooral “Digitaal transformeren is ‘integraal digitaliseren’” resoneert bij me. Een sterk principe die ervoor kan zorgen dat in de overheidsprocessen overal “dezelfde waarheid” wordt toegepast. Het zorgt ervoor dat “alle partijen” in de vaak complexe zaken (denk aan omgevingswet) over dezelfde informatie kunnen beschikken. In mijn eigen context is dit principe ook buitengewoon nuttig. M.i. gaat dat over integrale transparantie. De uitvoering en kwaliteit van de dienstverlening van de overheid moet zelf ook transparant zijn. Ergens wordt gesproken over “gewone taal”. Dat is een subjectief begrip. Hier zou ik een kwalitatieve insteek kiezen. Bijvoorbeeld begrijpelijkheid.
Dan nog het zelf doen versus laten doen. Daar zit misschien wel de grootste uitdaging. In mijn eigen context zie ik nog veel van de tegenovergestelde beweging, en zelf doen wordt met argusogen bekeken.
Beste Daan en Hans,
Complimenten voor jullie vasthoudendheid om vanuit jullie gewaardeerde professionele achtergrond pro actief mee te denken. Een prima voorbeeld van “de geïnteresseerde burger”. In 2020 heb ik op mijn LinkedIn pagina een reactie gegeven op “de aanzet tot een IT Deltaplan voor de overheid” gepubliceerd door Daan. Alle punten in deze reactie blijven wat mij betreft overeind staan.
Allereerst een algemeen punt. De gebruikte woorden in deze “kanttekeningen bij Digitalisering Overheid” hebben mijns inziens voor meer dan tachtig procent van de lezers totaal geen betekenis. Wil een stuk als dit daadwerkelijk verschil maken dan moet het ook bij een groter publiek tussen de oren komen. Politieke bestuurders zijn, zeker in deze tijd, gevoelig voor de publieke opinie. Dan moeten deze kanttekeningen ook zo geschreven worden dat het algemene publiek ook daadwerkelijk begrijpt wat je met de kanttekeningen wil bereiken. Alleen al de stelling “Digitaal transformeren is ‘integraal digitaliseren’’’ maakt dat een groot deel van het publiek al afhaakt.
Met de gemaakte kanttekeningen kan ik het mee eens zijn maar de vraag is wie of wat doet er wat mee? Wat betekenen deze kanttekeningen nu in de praktijk? De kanttekeningen lijken veel op architectuurprincipes waar architecten al jaren gebruik van maken. In de loop der jaren zijn het aantal architectuurprincipes zo groot geworden (zowel bij overheid als bedrijfsleven) dat de waarde van architectuurprincipes is uitgehold. Ik mis af en toe de scherpte in de kanttekeningen. En juist die scherpte is cruciaal ook kijkend naar de huidige samenleving waar de tegenstellingen steeds groter worden. In reactie op de eerste kanttekening:
• De overheid is er voor de burgers en het bedrijfsleven, niet andersom. Burger en bedrijf staan centraal. Dienstverlening op uitvoerend niveau wordt vanuit hun behoefte – nu en zeker de toekomst – ontworpen en in samenhang ontwikkeld.
Ik snap heel goed waarom dit zo wordt opgeschreven maar hier mis ik de scherpte. Vanuit “de geïnteresseerde burger” stellen jullie dat de burger moet participeren en bijsturen op de overheid. Dan is de burger en het bedrijfsleven er toch ook voor de overheid? Dit is mijns inziens een tegenstrijdigheid in de kanttekeningen die gemaakt worden.
Mijns inziens is “De overheid” een nietszeggend concept. 1600 organisaties die 54.618 diensten (zie link voor bronvermelding) aanbieden conform de dienstencatalogus overheid maakt juist het praten in algemene termen van “De overheid” of “de burger” of “het bedrijfsleven” niet wenselijk. Vanuit de menselijke maat is het juist noodzaak en zeer urgent dat we het generaliseren achterwege laten en terug gaan naar de praktijk en concreet benoemen wat er aan de hand is.
Zie Overheid.nl
De gevraagde aandacht voor het uitvoerende niveau is mijns inziens meer dan terecht. Een goede uitvoering vereist balans in de doelstellingen, bijbehorende processen en gegevens en de organisatie (mensen) en in te zetten middelen. Deze balans is de afgelopen jaren zoek geraakt. Naast het juist investeren in mensen (capaciteit én competentie) en middelen is de kloof tussen ICT en uitvoering te groot geworden. Punt blijft dat in de uitvoering veel gaten dicht worden gelopen vanwege het feit dat de wetgeving of het beleid niet voorziet in alle situaties. Ik pleit voor veel meer openheid in de casuïstiek van deze situaties maar vooral dat de uitvoering vooral niet alle problemen zelf moet oplossen. De uitvoerende ambtenaar moet betrokken worden bij de adviesvorming al dan niet met een vertegenwoordigerspanel van burgers en bedrijven. Doe dit vooral openbaar en laat Nederland meelezen met de casuïstiek en de oplossingsrichtingen die bedacht worden. Zorg er wel voor dat de uiteindelijke beslissing op de juiste tafel wordt genomen waarbij snelheid en zorgvuldigheid wordt betracht.
Er worden drie niveau benoemd van “digitale integratie” die op elkaar voortbouwen. Aangezien er al een groot aantal “analoge” functies zijn gedigitaliseerd is er mijns inziens ook een niveau van doorontwikkeling. Veel “analoge” functies zijn in het verleden al gedigitaliseerd conform de “analoge” wereld maar inmiddels zijn we hierin verder om volgende stappen te maken. Het zou zo maar kunnen dat dit niveau in Nederland inmiddels veel meer werk (en verbeteringen) met zich mee kan brengen dan het nog verder digitaliseren van de “analoge” functies.
De burger kan trouwens juridisch geen eigenaar zijn van de data (aangezien data niet juridisch als zaak kan worden geduid). Wél heeft de burger zeggenschap en verantwoordelijkheid over zijn/haar eigen data.
Als extra kanttekening bij de digitalisering mis ik de volgende: (De)centraliseren van uitvoeringstaken is niet synoniem aan het (de)centraliseren van ICT.
Het decentraliseren van taken van rijksoverheid naar bijvoorbeeld gemeentes (jeugdzorg, Wmo) wordt vaak ondersteund met het argument om de uitvoeringstaken dichter bij de burger te brengen. Dit is een organisatorische maatregel waarbij niet gezegd is dat ook de ICT voorzieningen gedecentraliseerd moeten worden. In de praktijk wordt dit uitgangspunt helaas wel gehanteerd. Op TenderNed is zichtbaar dat veel gemeentes apart aanbestedingen uitschrijven (Omgevingswet is nu actueel) terwijl ze toch echt hetzelfde product/dienst leveren aan de burger. Gelukkig zijn er veel samenwerkingsverbanden en initiatieven op gemeentelijk niveau maar bij een organisatorische decentralisatie maatregel dient ook op IT vlak beoordeeld te worden of decentralisatie verstandig is.
In het kader van de toeslagenaffaire bij de belastingdienst is een drastische organisatorische maatregel genomen om de organisatie te splitsen in drie onderdelen. Rest mij de vraag of ook hier alleen een organisatorische maatregel is genomen of dat er ook gekeken is naar de consequenties in de samenhang van de IT voorziening. Het punt dat ik wil maken is dat bij het nemen van een maatregel vanuit één perspectief (bijvoorbeeld een organisatorische maatregel centraliseren of decentraliseren) ook altijd andere perspectieven (waaronder ICT) meegenomen moeten worden in de overwegingen. Een decentralisatie maatregel op organisatorisch vlak moet niet per definitie ook decentralisatie van de ICT voorzieningen tot gevolg hebben. Hiermee geef ik een concreet voorbeeld dat de “digitale architectuur” veel meer is dan digitale infrastructuur en besturing. Het gaat om het zoeken en vinden van de juiste balans en samenhang.
Tot zover mijn bijdrage want mijn tijd is nu op.
De overheid is een veelkoppig monster en bewezen is dat digitalisering van een complexe organisatie vaak op tal van punten vastloopt. Wat is het dilemna? De overheid dient naar de burger als een (1) entiteit op te treden, maar bestaat zelf uit een beleids-eilandenrijk. Uit IT oogpunt is echter centrale regie en met name centraal datamanagemnt een absolute noodzaak. Burgergegevens moeten/kunnen niet overal verschillend worden opgeslagen. Maar een dergelijke centrale IT en datamanagemnt aanpak wringt met de huidige governance bij de overheid waarbij bv Binnenlandse Zaken maar beperkte bevoegdheid heeft. Echter wil de overheid de huidige IT wanorde oplossen dan is er echt maar een (1) weg: een centrale IT aanpak op basis van een overkoepelende archtectectuur voor de gehele overheid in Nederland. Van daaruit bepalen wat perse centraal moet worden bepaald en waar decentrale aanpak mogelijk/wenselijk is. Dit plan moet los staan (dus) van de huidige governace structuur van de overheid. Het zou mooi zijn om vanuit deze basisgedachte met een aantal IT deskundigen aan de slag te kunnen gaan
M.i. kan of zou niemand het oneens moeten zijn met de strekking van dit artikel.
Toch lijken er wat zaken voor duidelijk aangenomen terwijl die dat denk ik niet zijn. Dit begint al met “digitalisering”. Feitelijk een nogal veelomvattende term waarmee iedereen aan de haal kan en zal gaan. Mijn interpretatie ervan is dat dit gaat over het digitaal vastleggen en van data/informatie zodat het mogelijk wordt om dit efficiënt te verwerken. Het algemene gebruik van de term digitalisering impliceert m.i. te gemakkelijk dat het laatste altijd het geval zou zijn. Mocht het artikel een andere insteek hanteren, dan graag verduidelijken.
Er wordt terecht opgemerkt dat het hierbij gaat om een “enabler”. Echter, het artikel wekt voor de niet-ingewijde waarschijnlijk snel de indruk dat alles met digitaal beter wordt en dat digitaal dus eigenlijk wel een doel op zich is. M.i. is dat zeker niet het geval en dat moet ook duidelijk zijn. Digitaal en/of digitaliseren betekenen net als in de analoge wereld niet dat daarmee een goede of juiste oplossing wordt gerealiseerd; zo werkt het niet. Elke technologie heeft zijn eigen (on)mogelijkheden en na digitalisering komt er vast weer iets anders dat een nieuwe “enabler” wordt.
Uiteindelijk gaat een digitale overheid voor een groot deel over de interactie tussen personen en die blijven (voorlopig) analoog. Ook moeten we niet uit het oog verliezen dat digitaliseren “simpelweg” gaat over “efficiëntere processen” waarover we ook nog eens het overzicht willen bewaren en bewaken. Digitaliseren en transparantie staan daarom op gespannen voet met elkaar.
Met een overheid (datzelfde geldt voor een groot deel van het bedrijfsleven) die zich op dit moment neigt te verliezen in modellen (denk aan de stikstof/ammoniakcrisis), is het verstandig om niet “digitalisering als (hét) model” te positioneren en daarmee als dé oplossing voor alles. In algemene zin zijn we als mens toch al teveel geneigd om onszelf te verliezen in al te simpele oplossingen of het denken dat zaken simpel te realiseren zijn. We willen nu eenmaal graag dat dingen eenvoudig te realiseren en begrijpen zijn. Het effect is een bonte verzameling van “one-trick ponies” die er gezamenlijk een even bonte puinhoop van maken. Er is wel degelijk noodzakelijke complexiteit en dat betekent (helaas) dat oplossingen voor een beperkter publiek te doorgronden zijn.
Ook lijkt met het spreken en schrijven over digitalisering al snel de suggestie gewekt dat het mogelijk is een (solide) toekomstschets te maken. Dit is een misvatting. De (fundamentele) aard van een technologie heeft zelden een directe relatie met wat daar in de loop van de tijd mee wordt gerealiseerd. De technologie bepaalt niet of en in hoeverre daar een goede toekomstschets voor gemaakt kan worden. Er is gewoon een hoge mate van onvoorspelbaarheid in alles wat we doen (met of zonder technologie). Het is daarom des te belangrijker dat er voldoende flexibiliteit wordt ingebouwd. Deze flexibiliteit moet zich niet alleen uiten in de (digitale) oplossingen, maar vooral ook in het gedachtegoed en de benadering. Men moet zich vooral realiseren dat “continu veranderen” een noodzakelijk en “goed” gegeven is. Als we dat niet goed inbedden, dan creëren we de volgende “starre legacy”.
Wat lijkt te missen in de uitgangspunten is dat om effectief te kunnen digitaliseren er minimaal twee dingen nodig zijn: 1) deskundigheid; 2) vertrouwen (door de overheid en de partijen die zij inzetten) in die deskundigheid. Dit zou onderdeel moeten zijn van de genoemde menselijke maat.
Teveel tijd en energie gaan verloren aan discussies met “onnodige bemoeiallen”, die “er ook hun plasje overheen willen doen”, en politieke (en persoonlijke) agenda’s. Belangrijk is daarom dat de deskundigen met deskundigen en zonder een politiek gemotiveerde agenda kunnen zorgen voor een werkelijk goede (flexibele) digitalisering.
Tegelijkertijd moeten we ook “oppassen” voor “experts”, want ook experts kunnen het mis hebben. Expertise in vakgebied A betekent niet ook expertise in vakgebied B. We leven op dit moment in een wereld die bulkt van de zelf-benoemde (of door anderen zo geziene) experts en dat is weinig productief. Denk ook even terug aan de coronatijd, waarin er een onwaarschijnlijke hoeveelheid “experts” overal en nergens aanschoof om hun “deskundige” mening te geven. Daarmee is niet gezegd dat deze mensen geen zinnige mening zouden kunnen hebben, maar het vetroebelt de situatie.
Dit zou er ook voor moeten zorgen dat er oplossingen komen die de verschillende overheidspartijen en hun partners hergebruiken. Het gaat dan immers om “gewoon goede oplossingen”. Men moet het “not invented here” syndroom en het zelf – en ieder voor zich – over alles de controle willen houden eens laten varen. Tegelijkertijd is hergebruik van “andermans” oplossingen gewoonweg lastig. Want, wat krijg je nu eigenlijk, hoe is de ondersteuning geregeld, etc.? Het is dus nodig om verwachtingen en afhankelijkheden heel goed te managen.
Om Caroline Pauwels (artikel Volkskrant 12/8/2022) aan te halen: “niet alles wat technologisch mogelijk is, is sociaal wenselijk, economisch haalbaar, juridisch toelaatbaar en ethisch verantwoord.” Een van de uitgangspunten zou vanuit dat perspectief dan ook “de menselijke maat” moeten zijn. Iets bestendigen in technologie heeft altijd als reëel risico dat “de mens” de controle kwijtraakt (“computer says no”). Dat kan en mag de bedoeling niet zijn, maar het ligt op de loer en het wordt ook steeds moeilijker om dat geheel te vermijden.
Ik wordt niet helemaal gelukkig van de term discretionaire bevoegdheid. In de eerste plaats het feit dat velen niet goed zullen begrijpen wat dat precies is. Daarnaast betekent het ook gewoon dat er dus iemand is die voor anderen bepaalt wat wel en niet mag. Uiteraard is dat ook gewoon hoe dit soort dingen werkt, maar teveel of te weinig toegang ligt dan al snel op de loer, naast discussie over wie wat bepaalt en of het juiste is bepaald. Hierover moeten dus heel heldere afspraken waar brede consensus over is gemaakt worden.
Top-down is m.i. alleen een werkbare werkwijze als dat regelmatig afgewisseld wordt met bottom-up. De conceptuele “top” wereld staat ver af van de praktische “down” wereld. Het is noodzakelijk dat een bedachte “top” ook een realiseerbare “bottom” heeft. Dit draagt ook bij aan betere kwaliteit in de digitalisering.
Net als digitalisering is ook “architectuur” een “enabler”. Het is noch een doel op zich, noch in steen gehouwen, noch dé oplossing. Het is (een belangrijk en dynamisch(!)) onderdeel van de oplossing. Pogen een schets voor de komende 15-20 jaar te maken is een nobel streven, maar kan (gezien de in Internet-tijd lange periode), niet anders dan “vaag” zijn. In een dergelijke periode zal – zeker in het huidige tijdvak – veel veranderen. De schets moet daarom hoog-over zijn, regelmatig worden bijgetekend (en gegumd), en gepaste afstand hebben van de praktische implementatie. Zoals ik eerder al opmerkte leidt dat tot een onvermijdelijk conflict tussen “top” en “bottom”. De verbinding daartussen zal daarom ook met (grote) regelmaat moeten worden herijkt. Dat is veel en mogelijk ondankbaar werk, maar noodzakelijk.
Een van de verdere uitdagingen zal tijd en ruimte om de digitalisering te realiseren en actueel te houden zijn. De huidige “verkrotting” (Rijsenbrij), is door het gebrek daaraan ontstaan en ook dat ligt natuurlijk weer op de loer. Als het eenmaal “werkt” dan willen we er niet meer aan sleutelen en de mensen die weten hoe het werkt zijn intussen verdwenen, dus het “kan” ook niet. Onderhoud – in brede zin – is een zwaar ondergeschoven kindje. Helaas is digitalisering een bijzonder onderhoudsintensieve oplossing. Ook daar moet dus zeer veel aandacht aan worden besteed.
Een oplossing moet blijvend een “nuttig burgerdoel” blijven vervullen en nooit verworden tot een doel voor een overheidsorganisatie op zich. Oplossingen – hoe dieronvriendelijk dit spreekwoordelijk ook klinkt – moeten we zien als “cattle” (middelen die we structureel vervangen als zij hun houdbaarheidsdatum bereiken) en niet als “pets” (middelen die coûte que coûte in stand gehouden worden, omdat men zich daar innig aan verbonden heeft).
Mijn complimenten voor dit uitvoerige stuk, waarbij ik het met jullie eens ben dat de overheid ten dienste staat aan de burgers en dat de overheid maximaal transparant dient te zijn naar burgers en bedrijfsleven.
Aanvullend zou ik ook graag willen zien dat er een onafhankelijke organisatie komt waar burgers terecht kunnen als zij zich onterecht bejegend voelen door de overheid. Deze organisatie zou in naam van de burger met macht, middelen, kennis en kunde binnen de overheid moeten kunnen acteren om zo misstanden recht te kunnen trekken. Denk aan onschuldige burgers die de dupe zijn van een meedogenloze Belastingdienst, of niet de informatie krijgen waarom wordt gevraagd. Deze organisatie zou b.v. op het niveau van deze burger de fouten kunnen repareren in de overheid zijn informatie bronnen. Fouten die nu die leiden tot veel leed, kosten en frustraties met als extreem voorbeeld het nog steeds lopende toeslagen schandaal. Met name de machtige en vaak logge overheid dient ook op het kleinste niveau de burger haar verantwoordelijkheid te nemen, onder toezicht staan en corrigeerbaar zijn.
Wat mij aanspreekt in dit artikel is het pleidooi voor een top-down benadering voor de gewenste architectuur in plaats van de bottom up aanpak. Dit is niet populair in een tijd waarin scrum en zelfsturende teams oppermachtig zijn, maar wel nodig. Als je vooraf nadenkt over je architectuur ben je in staat om middels Metaprogramming grote delen van de software conform die architectuur te genereren. Voor de goede orde: vooraf, of top-down, nadenken over je architectuur betekent niet automatisch dat je vervolgens rigide moet vasthouden aan die architectuur. Juist door Metaprogramming toe te passen blijf je flexibel, of agile, in het aanpassen van je architectuur en de daaruit voortvloeiende digitale oplossingen.