Meerdere gemeenten zetten discutabele algoritmen in om fraude op te sporen, zo blijkt uit onderzoek van Follow the Money. Ondanks kritiek en waarschuwingen van de functionarissen gegevensbescherming kiezen deze gemeenten ervoor om de algoritmes te blijven gebruiken. Daarbij laten zij het belang van de opsporing, of het verbeteren van de leefbaarheid in bepaalde wijken soms prevaleren boven de privacy, aldus de onderzoekers. De vraag daarbij is niet of deze afweging juist is en het gebruik gerechtvaardigd, maar wie deze afweging maakt.
In de praktijk blijkt het vaak lastig om aan te wijzen wie verantwoordelijk is voor de wijze waarop data wordt ingezet binnen de organisatie. In beginsel ligt daar een belangrijke rol voor de CDO. Die rol wordt nu echter op verschillende manieren ingevuld, en staat soms op gespannen voet met onder andere de CIO en de CPO. De besluitvorming rond data is dan ook gefragmenteerd en diffuus, waarbij iedereen een deel van de verantwoordelijkheid lijkt te dragen, wat in de praktijk hetzelfde is als niemand.
Deze lacunes in de wijze waarop nu gestuurd wordt op data leiden tot een verantwoordingskloof, waarbij niet het algoritme maar de besluitvorming en afwegingen over de toepassing ervan een black box is. De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) noemt het waarborgen van legitieme datasturing dan ook een belangrijk aandachtspunt voor de verkiezingsprogramma’s waaraan nu hard wordt gewerkt door de verschillende partijen in Den Haag.
Om tot datasturing te komen moet duidelijk zijn hoe besluitvorming georganiseerd is en wie verantwoordelijk is. Of het gebruik van data door de overheid vervolgens legitiem is vraagt om een perspectief dat breder is dan alleen het wettelijk kader. Uiteraard zijn er bij het gebruik van data wettelijke grenzen, die in beginsel niet overschreden mogen worden. Maar die grens is niet altijd helder, noch wenselijk. Zo blijkt wetgeving soms ook een obstakel te zijn bij de aanpak van maatschappelijke opgaven, waardoor dan de grens moet worden opgezocht, of pogingen moeten worden genomen om de grens zelfs te veranderen.
In plaats van dit te schuwen of te negeren, zoals nu vaak gebeurt, moet de overheid het gesprek hierover aangaan. Het zijn vaak wezenlijke afwegingen die naast verantwoordelijkheid ook om een politiek-maatschappelijke discussie vragen. Legitieme datasturing kan dan ook niet anders dan door het inrichten van goede data governance, met duidelijke verantwoordelijkheden en een ‘feedbackloop’ richting de politiek.
Er zijn gelukkig de laatste jaren al vele stappen gezet binnen de overheid. Data wordt over het algemeen niet meer gezien als iets van ICT of privacy, maar van wie dan wel is vaak niet duidelijk. De sturing dreigt daardoor tussen wal en schip te vallen. Een volgende stap zou dan ook een meer dwingende visie op het belang van data governance moeten zijn.