Een van de pijlers van ‘smart cities’ is dat steeds meer apparaten en systemen verbonden zijn met internet en met elkaar. Dat vereist voldoende internetadressen. Met de huidige versie (IPv4) van adressen lukt dat niet. Dat lukt wel met de nieuwe versie (IPv6), maar dan moeten we wel willen overstappen. Juist dát wil in Nederland nog niet echt vlotten.
Ruim vijfendertig jaar geleden is het huidige systeem van internetadressen bedacht. Die adressen zijn onderdeel van het zogenaamde Internet Protocol (IP). Dat protocol omvat afspraken die ooit zijn gemaakt om computers op internet met elkaar te laten communiceren. Bij het ontstaan van het internet is waarschijnlijk nooit stilgestaan bij de mogelijkheid dat uiteindelijk iedere wereldburger ooit gebruik van het internet zou gaan maken. Om internet te kunnen gebruiken heb je minimaal één internetadres nodig. De huidige serie (IP versie 4, afgekort IPv4) omvat ruim vier miljard adressen, een aantal dat op zich al ontoereikend is om de totale wereldbevolking (begin 2016 ruim zeven miljard) te voorzien van minimaal één IP-adres.
Het aantal is ook ontoereikend omdat, vooral in ontwikkelde landen, steeds meer mensen, overheden en zakelijke organisaties gebruikmaken van meerdere apparaten die verbonden zijn met internet (zoals tablets, smart watches en smartphones). Daarmee gebruiken ze meer dan één IP-adres. Zo lopen we geleidelijk tegen de grenzen van het huidige internetgebruik aan. Dat probleem wordt nog vergroot door de opkomst van het zogenaamde Internet of Things (IoT). Daarmee wordt aangeduid dat steeds meer apparaten niet alleen met internet verbonden zijn, maar ook met elkaar. Ook daardoor neemt de behoefte aan internetadressen sterk toe. Daarom is in 2004 de nieuwe IP versie 6 (IPv6) gelanceerd. Met deze nieuwe adresseringsmethode kunnen vele miljarden keren het aantal adressen van IPv4 worden aangemaakt; dat zijn er maar liefst 3,4 × 10 38.
Voordelen
Ondanks het feit dat er nu een goed alternatief is voor IPv4 en ondanks het feit dat inmiddels de laatste IPv4-adressen zijn uitgedeeld, wil het in ons land nog niet echt lukken met de invoering van IPv6. Tot nu toe zijn het vooral ingewijden en specialisten die de migratie naar de nieuwe serie adressen hebben afgerond. Het grote publiek, de meeste overheidsorganisaties én het bedrijfsleven kijken vooralsnog de kat uit de boom. Toch is er ook voor hen voldoende aanleiding om te beginnen met de migratie. Zo kan in IPv6 iedere organisatie-eenheid een vast IP-adres krijgen, daar waar nu nog vaak een beroep wordt gedaan op tijdelijke of interne adressen. Dat biedt nieuwe mogelijkheden, onder meer op het gebied van beveiliging. Een ander voordeel betreft de afhankelijkheid van providers. Doordat IPv6-adressen vast aan een organisatie toegekend kunnen worden, zal de invloed van providers op dit punt flink worden teruggedrongen.
Het zou kunnen betekenen dat burgers geen contact meer kunnen krijgen met een gemeentelijke website
Uit de meest recente cijfers blijkt dat de acceptatie van IPv6 in ons land momenteel op 6,2 procent zit, tegen 23,88 procent in Duitsland, 25,67 procent in de Verenigde Staten en 42,16 (!) procent in België. Waarom die afwachtendheid bij ons? Waarom slaat de migratie naar IPv6-adressen in landen als België en Duitsland bijvoorbeeld wel aan? Een van de redenen is dat in die landen eerder de noodzaak is onderkend om over te stappen naar het nieuwe IP-adressensysteem. In ons land begint dat nu te komen, maar lang hebben wij de meerwaarde van IPv6 niet ingezien. Ook al omdat beide adresseringsmethoden niet uitwisselbaar zijn en een migratie onder meer betekent dat alle netwerkcomponenten moeten worden voorzien van een nieuw IP-adres. Bovendien betekent een overstap ook dat er binnen organisaties moet worden nagedacht over zaken als nummerplannen, migratieaanpak, et cetera. Tijdrovende en kostbare acties, waar organisaties nog niet echt de meerwaarde van inzagen. Gelukkig is er wat dat betreft een kentering bespeurbaar.
Wat kunnen overheden doen?
Als gekeken wordt naar de overheid, dan zijn er drie dingen die daar (nu al) kunnen worden gedaan om voorbereid te zijn op de komst van IPv6. In de eerste plaats moeten overheden hun netwerken (routers, servers, switches, access points, en dergelijke) analyseren en geschikt maken voor IPv6. Dat betekent dat zij soms bestaande apparatuur kunnen gebruiken en in sommige gevallen nieuwe apparatuur moeten aanschaffen. In de tweede plaats zouden zij hun applicatielandschap moeten analyseren op de geschiktheid voor IPv6. Dat houdt onder meer in dat zij bij te vervangen software van de leverancier moeten eisen dat de software compliant is met IPv6. Ook zal het voorkomen dat software moet worden aangepast, wat tijdrovend en kostbaar kan zijn. Het derde wat overheden kunnen doen is het analyseren van hun organisatie om te bepalen hoe de nieuwe IP-nummers straks worden toegekend. Dat kunnen zij doen in samenwerking met Logius, de partij die daarvoor overheidsbreed de basisprincipes ontwikkelt.
Ook interessant voor bestuurders
In de IPv4-situatie zullen burgers en ondernemers nog niet op echt veel problemen stuiten als zij gebruikmaken van het internet. Maar dat is geen garantie dat het ook zo blijft. Naarmate we bijvoorbeeld steeds meer zaken gaan doen met buitenlandse organisaties in landen die al met IPv6 werken, kun je mogelijk tegen problemen aanlopen. Je loopt in die gevallen het risico dat vertrouwde hulpmiddelen, zoals e-mail, niet meer werken. Dat ondervond recent de Radboud Universiteit toen Chinese studenten geen mails meer naar hun thuisfront konden sturen vanwege het ontbreken van IPv6-adressering op het campusnetwerk in Nijmegen. Dichter bij huis zou het kunnen betekenen dat burgers of ondernemers bijvoorbeeld geen contact meer kunnen krijgen met een (gemeentelijke) website die alleen IPv4 aankan. Hetzelfde geldt voor e-mailservers die alleen IPv4 kunnen verwerken. Ipv6 is dan ook meer dan een technisch probleem. Alleen al om die reden zou de ontwikkeling rond de nieuwe serie internetadressen óók bestuurders moeten aanspreken. Zij zijn immers gebaat bij een goede bereikbaarheid van hun organisatie. Bovendien zullen bestuurders geïnteresseerd zijn in een betrouwbare en veilige gegevensuitwisseling en hebben zij er ook alle belang bij om niet al te veel afhankelijk te zijn van softwareleveranciers.
Websites die niet meer te bereiken zijn, bestanden die niet meer naar de Belastingdienst verstuurd kunnen worden of verkeerslichten die niet meer werken. Het lijkt een verontrustend toekomstbeeld, maar als de internetverbinding niet meer werkt omdat er geen internetadres beschikbaar is, is dit soort situaties niet uit te sluiten. Met een knipoog naar het verleden stellen wij dan ook voor om in het gemeentelijk domein Operatie Napoleon1 te starten. Het doel is dat alle Nederlandse gemeenten binnen twee jaar over zijn naar IPv6. Om dat te bereiken publiceert VNG/KING, in nauwe samenwerking met het Forum Standaardisatie/Logius, binnenkort een plan van aanpak. Zo voorkomen we dat Nederland binnenkort niet meer bereikbaar is via internet.
1 Napoleon voorzag aan het begin van de 19de eeuw alle huizen van een nummer. Het nut daarvan was dat je huizen gemakkelijk kon terugvinden.
Jammer dat in dit verband de ‘pas toe of leg uit’-lijst van de overheid niet wordt genoemd:
http://www.forumstandaardis…
Verder is de test op internet.nl/ een heel handig hulpmiddel.
Beste Marco,
Dank voor je reactie. Klopt dat IPv6 opgenomen staat in de Pas Toe of Leg Uit Lijst. Voor gemeenten is deze ook zichtbaar als standaard in de softwarecatalogus.nl
Om te testen of websites / email etc IPv6 proof zijn, kan getest worden op http://www.internet.nl
Op de leveranciersdag van 17 juni zullen we een terugkoppeling geven van onze bevindingen van het IPv6 proof zijn van gemeentelijke websites en websites van leveranciers van gemeentelijke toepassingen.