Neem burgerparticipatie ook op nationaal niveau serieus
Na de zomer wordt het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ besproken in de Tweede Kamer. Deze wet regelt dat provincies, gemeenten en waterschappen hun inspraakverordening moeten vervangen door een Participatieverordening. Het is echter merkwaardig dat deze wet alleen geldt voor decentrale overheden. Participatie van burgers en organisaties is niet alleen relevant op decentraal niveau, maar is ook belangrijk bij vraagstukken op nationaal niveau
Nederland is al tien jaar lid van het Open Government Partnership (OGP). Burgerparticipatie wordt vanuit het OGP als een centraal element in de beweging naar een Open Overheid gezien. Bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties moeten de mogelijkheid hebben om hun kennis, ideeën en voorkeuren in te brengen in processen van beleids- en planvorming. Dat kan bijdragen tot een grotere kwaliteit en legitimiteit van beleid.
Wet versterking participatie op decentraal niveau
In september 2022 heeft de regering de ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ aan de Tweede Kamer gestuurd. Provincies, gemeenten en waterschappen moeten hun inspraakverordening vervangen door een Participatieverordening waar ze aangeven hoe ze de processen van burgerparticipatie organiseren.
Burgers worden namelijk steeds vaker betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. In de participatieverordening kunnen ook regels worden opgenomen op het gebied van overheidsparticipatie en het uitdaagrecht. Van overheidsparticipatie is sprake indien een groep burgers met een nieuw initiatief komt, bijvoorbeeld om een speeltuin aan te leggen. Het uitdaagrecht – ‘Right to Challenge’ – is vanuit het Verengd Koninkrijk komen overwaaien en biedt aan bewoners het recht om een voorstel te doen om een bestaande overheidstaak over te nemen. Daarbij kan gedacht worden aan een groep bewoners die het groenonderhoud in hun wijk willen overnemen, of het beheer van een zwembad dat gesloten dreigt te worden. Overheden hebben een grote beleidsvrijheid welke regels ze willen opnemen in deze Participatieverordening omdat ze verschillende tradities hebben op dit gebied. Gemeenten als Zeist, Amstelveen en Peel en Maas hebben al veel ervaring met burgerparticipatie, terwijl andere gemeenten nog voorzichtig eerste stappen op dit gebied aan het zetten zijn.
Burgerparticipatie bij het Rijk is vaak nog vrijblijvend
Het is echter merkwaardig dat deze wet alleen geldt voor decentrale overheden. Participatie van burgers en organisaties is niet alleen relevant op decentraal niveau, maar is ook belangrijk bij vraagstukken op nationaal niveau, bijvoorbeeld over wonen, klimaat of ouderenbeleid. Onlangs heeft het kabinet nog besloten om een burgerberaad over klimaatvraagstukken in te stellen. Het kabinet vindt het belangrijk “om bij nieuw beleid altijd te beginnen met het perspectief van burgers en ondernemers en van begin af aan oog te hebben voor uitvoerbaarheid.” (Kst. 19 362, nr. 321).
In het onderzoeksrapport ‘Burgerparticipatie op nationaal niveau’ van Berenschot wordt geconstateerd dat de mogelijkheden voor burgers om te participeren in de beleidsvorming op nationaal niveau – bijvoorbeeld via burgerberaden of burgerfora – niet in algemene wet- en regelgeving is uitgewerkt. “Daar waar er wel sprake is van codificatie van participatie in algemene wet- en regelgeving betreft dit ons inziens slechts een beperkte vorm van participatie: de overheid kan vrijblijvend omgaan met de opgehaalde input van burgers, en participatie vindt veelal plaats op een moment in het beleidsproces wanneer er al een aantal belangrijke overheidshandelingen hebben plaatsgevonden.” Het advies luidt om bij de verbetering en vernieuwing aandacht te besteden aan een rijksbrede, doordachte positie ten aanzien van participatie.
Amendement Maatschappelijke Coalitie Over Informatie Gesproken
Het wetsvoorstel zal na de zomer van 2023 in het parlement worden behandeld. Vanuit deze achtergrond maakt de Maatschappelijke Coalitie Over Informatie Gesproken zich sterk voor een amendement op deze wet. De inzet van het amendement is dat ook op het niveau van het Rijk participatie weloverwogen wordt ingezet. Via internetconsultatie kunnen burgers en belangenorganisaties zich nu al wel uitspreken over wetsontwerpen. Een grote meerderheid van de bevolking is echter niet van deze mogelijkheid op de hoogte. Bovendien is het dan vaak al te laat om nog betekenisvol invloed uit te oefenen; de pap is op hoofdlijnen dan wel gestort. Op het gebied van beleidsontwikkeling en planvorming is er op Rijksniveau al helemaal weinig geregeld. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft als enige ministerie een Directie Participatie en binnen dit domein gelden enkele wettelijke regelingen zoals de Tracé- en MER-procedures. Bij andere ministeries is de inzet van participatie vooral een toevallig proces en is de vraag of er gebruik wordt gemaakt van de inbreng van betrokken burgers en stakeholders vooral afhankelijk van het feit of betrokken ambtenaren hier meerwaarde in zien. Een regeling per ministerieel beleidsterrein doet recht aan de verantwoordelijkheid van de minister en biedt ruimte voor maatwerk. In deze regeling wordt dan aangegeven onder welke omstandigheden participatie wenselijk is. Daarin kan ook bepaald worden dat het bestuursorgaan helderheid geeft over de kaders en randvoorwaarden en aan de voorkant aangeeft hoe het omgaat met de oogst van het participatieproces.
In december 1993 werd de zogenaamde ‘motie Willems’ aangenomen: “Overwegende, dat de betrokkenheid van burgers in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling zal kunnen bijdragen aan een verbetering van de relatie tussen burger en bestuur; overwegende, dat raadpleging van burgers in een vroeg stadium van beleidsontwikkeling een verhoging van de kwaliteit van het overheidsbeleid kan bewerkstelligen; verzoekt de regering te experimenteren met het op diverse wijzen voorleggen van maatschappelijke problemen en beleidsvoornemens aan burgers, dan wel anderszins in het beginstadium van beleidsontwikkeling een raadplegende en inventariserende interactie met de burger te bewerkstelligen.” Dertig jaar na dato wordt het tijd dat burgerparticipatie serieus wordt genomen, juist ook op nationaal niveau.