Opruimrobot
Ik vind het leuk aan deze tijd dat we allemaal een beetje wakker worden. De platformeconomie, de datahandel, de smart systemen: langzaam beginnen we nut en nijd te onderscheiden. We worden denk ik wat realistischer in onze verwachtingen en in onze zorgen.
Er is veel debat over de inzet van artificiële intelligentie, bijvoorbeeld in de vorm van zelflerende algoritmes of robots. Algofielen en algofoben botsen. Computers die slimmer worden dan mensen zijn voor velen zowel droom als nachtmerrie. Ook zelf heb ik in columns meer dan eens gewaarschuwd tegen de black box van automatische besluitvorming. Tegen beslisrobots waarin onzichtbare aannames en vooroordelen verstopt zitten. Algorithmic accountability reken ik tot het archief-issue van onze tijd. Op het Nationaal Archief besloten we daarom zelf ervaring op te doen met zelflerende algoritmes. Met verrassende resultaten.
Als je het mij vraagt zal een archief steeds meer een grote dataverzameling worden waarop traditionele ordening niet meer van toepassing is. De mensen die vroeger in ieder kantoor documenten beheerden, zijn allang wegbezuinigd in een soort vredesdividend van de digitale tijd. Wij dataproducenten zijn allang niet meer gedisciplineerd genoeg om alle files netjes in mapjes te zetten. Veel media – lees e-mail, WhatsApp, Twitter – zijn domweg te snel en te informeel om in archiefmappen te worden opgeborgen. Dus zijn we op het Nationaal Archief gaan experimenteren door de regels los te laten. Door te ordenen met inzet van kunstmatige intelligentie. Kan dat? Hoe dan? Maar vooral: hoe voelt dat voor medewerkers, voor de collega’s?
Hoe voelt het eigenlijk als een algoritme jouw telefoon en laptop uitleest? Is dat bedreigend of behulpzaam? Het is ons meegevallen. Mensen staan er best voor open dat een algoritme orde aanbrengt in de chaos van hun digitale archiefkast, maar wel onder voorwaarde dat ze zelf af en toe aan de knoppen mogen draaien. In ons experiment was iedereen trainer van het algoritme. Iedereen zag met eigen ogen hoe het systeem tot zijn oordeel kwam. Dan groeit het vertrouwen in de opruimrobot, want het is opeens geen black box meer, maar eerder een open boek. Het experiment was in dit geval nog simpel. We richtten ons op de ‘ordinaire’ mailbox. De vraag was: kun je een algoritme leren om onderscheid te maken tussen zakelijke mails, privé-mails en ‘ruis’? Welke woorden en zinnen onthullen het verschil tussen bewaren en prullenbak?
Vijftien vrijwilligers hebben een halfjaar het oordeel van het algoritme getoetst en bijgesteld. Algauw was de successcore tegen de negentig procent. En vanaf dat punt begonnen de proefpersonen toe te geven dat het algoritme het misschien wel beter kon dan zijzelf. Want ook zij twijfelden weleens: is dit strikt zakelijk of eigenlijk niet? En dan scheelt automatische selectie ineens veel werk. Bijkomend voordeel voor de organisatie: het scheelt net zo’n grote hoop opslagcapaciteit.
Voor ons was de belangrijkste bevinding dat openheid vertrouwen geeft. We hebben nu al talloze andere toepassingen in het vizier. Opruim-algoritmes als transparant hulpmiddel, niet als black box. Niet algofoob of algofiel, maar algovaardig.
Marens Engelhard is Algemeen Rijksarchivaris
Deze bijdrage is te vinden in iBestuur magazine 30