Overheden hebben onvoldoende zicht op inkoop van data
Overheidsorganisaties kopen data en data-analyses in bij diverse partijen, vooral in het fysieke domein, maar ze zijn niet altijd transparant over deze inkoopuitgaven. Ook is onduidelijk hoe en welke (private) data er worden ingezet bij bepaalde diensten. Dat brengt risico’s met zich mee. Dat is een van de conclusies uit een NWO-onderzoek naar data-inkoop door overheden, dat uitgevoerd is door de Universiteit Utrecht.
Er is een groeiende trend van datagedreven werken binnen overheden. Hiervoor worden diverse soorten data ingekocht, denk aan locatiedata, sensordata, luchtfoto’s, etc. Maar hoe werkt het inkopen van data en data diensten? Waar worden deze voor gebruikt? En hoeveel besteden overheden eigenlijk aan data en datadiensten?
Het bleek lastig om concrete informatie boven tafel te krijgen, vertelt Fredo Schotanus, hoogleraar Publieke Inkoop, tijdens het congres van Binnenlands Bestuur op 3 december jl. In het onderzoek werden 33 cases onder de loep genomen, wat volgens Schotanus slechts ‘een topje van de ijsberg’ is. ‘We vermoeden dat er veel data en data-analyses worden ingekocht, maar dat overheden hier zelf geen zicht op hebben.’
Risico’s
Is dat een probleem? Jazeker, zegt Schotanus, bijvoorbeeld als het gaat om de kwaliteit van de data. Want: ‘Wie is er verantwoordelijk als er iets mis is met de data?’ Maar ook als het gaat om het gebruik van data. Ben je gebruiker of eigenaar van de data? Mag je een volledige dataset delen met burgers? Ook is het de vraag of je wel met elk databedrijf zaken wilt doen. Zo is Flitsmeister in veel Europese landen verboden, is het dan ethisch om wel de data in te kopen? En betalen overheden niet te veel? Kan data-inkoop niet veel goedkoper en/of efficiënter?
Slim inkopen
Nederlandse overheden kopen data(diensten) in van data science-bedrijven, dataleveranciers, software, adviesdiensten en stichtingen. Uit het onderzoek blijkt dat de samenwerking tussen Nederlandse overheden op het gebied van data-inkoop nog beperkt is. Collectieve inkoop komt nog weinig voor, terwijl verschillende bedrijfsaanbieders wel vergelijkbare oplossingen verkopen aan verschillende overheidsorganisaties.
Een goede voorbereiding van belang:
- Vraag je af wat écht nodig (doel), welke deel van een dataset, hoe actueel moet deze zijn, hoe dynamisch en welk detailniveau.
- Bedenk wat je eigen positie en afhankelijkheid is en zoek uit of er alternatieven zijn en of wellicht zelf data verzameld kunnen worden
- Onderzoek de winstmarge en het kosten-/verdienmodel van de aanbieder. Betaal je voor gebruik of voor toegang tot de data?
- Ga na waar aanbieders naast geld nog meer gevoelig voor zijn. ‘Alleen al het vermelden van de leverancier op je website kan een waarde hebben’, aldus Schotanus
- Bepaal het gewenste betaalmodel: per gebruiker, per device, welke periode, etc.? ‘Realiseer je dat tussentijdse wijzigingen in betaalmodellen enorme consequenties kunnen hebben.’
Meer samenwerking nodig
Het onderzoek maakt duidelijk dat meer samenwerking op het gebied van data-inkoop de overheid ten goede zal komen. Dat maakt de onderhandelingspositie van overheden sterker en kunnen ook alternatieve betaalmodellen geïntroduceerd worden, bijvoorbeeld het delen van vaste kosten en hogere kosten voor grootverbruikers. Belangrijk is dat er competitie blijft bestaan tussen dataleveranciers
En het is van belang dat je als overheid eigenaar blijft van je eigen data. Voorkom dat data in het systeem van een leverancier wordt gegoten. Een congresdeelnemer wijst op Waarstaatjegemeente.nl waar data van en over gemeenten toegankelijk gemaakt worden. De kwaliteit ervan staat of valt echter met het aanleveren van data door gemeenten, wat vrijwillig is. ‘Misschien moeten leveranciers vragen om data aan te leveren’, suggereert iemand.
Data te koop
Het onderzoek ‘Data te koop’ is uitgevoerd door Fredo Schotanus (hoogleraar Publieke Inkoop), Mirko Schaefer (professor AI, Data & Society), Sofie de Wilde de Ligny (promovendus Innovatie Geowetenschappen) en Iryna Susha (Universitair docent Geowetenschappen), allen werkzaam bij de Universiteit Utrecht.
Klik HIER om het hele onderzoeksrapport te lezen (Engelstalig)