Krijgen de Nederlandse ministers en rijksambtenaren net als de Franse een eigen chatapp? Die mogelijkheid bestaat, laat de staatssecretaris van digitalisering Zsolt Szabó weten aan de Tweede Kamer. Een proof-of-concept moet uitwijzen of een eigen open source chatapp haalbaar en bruikbaar is.
Onderdeel nieuwe werkplek
Voor Franse ministers en ambtenaren is zakelijk gebruik van Whatsapp, Signal en Telegram verboden. In plaats daarvan gebruiken ze de open source software Tchap. De Nederlandse overheid voerde een verkenning naar deze software uit. Het trad daarvoor in contact met het interdepartementale digitale directoraat ‘La direction interministérielle du numérique’ (DINUM), de eigenaar van Tchap.
In augustus 2024 is besloten om een proof-of-concept uit te voeren, schrijft Zsabó. Het initiatief voor de chatapp op basis van Tchap maakt onderdeel uit van het ontwerp van een nieuwe werkplek voor de Rijksdienst. Interoperabiliteit met populaire chatdiensten wordt hierin meegenomen.
Complex traject
Het onderzoek naar Tchap vond plaats naar aanleiding van een aangenomen motie van NCS-kamerlid Sandra Palmen. Zij vroeg de regering de mogelijkheden te onderzoeken om een eigen chatapplicatie te ontwikkelen, dan wel de Franse chatapp in gebruik te nemen.
De staatssecretaris waarschuwt wel dat de eventuele inzet van de Franse app een complex en langdurig traject zal worden. Het gaat sneller om nu al beschikbare technische oplossingen in te zetten. Daartoe is een succesvolle technische pilot uitgevoerd met software die zakelijke chatgesprekken veiligstelt. De Rijksorganisatie voor Informatiehuishouding ontwikkelt nu een tussentijdse voorziening op basis van bestaande interoperabele technieken uit de markt, die het zakelijke chatverkeer kunnen afvangen en archiveren.
Inhoud leidend
Op dit moment moeten ministers en ambtenaren zelf berichten selecteren die volgens de richtlijnen onder zakelijk chatverkeer vallen en dus gearchiveerd moeten worden. De voornaamste manier om dat slim af te vangen is door het gebruik van een zakelijke en een privételefoon, schrijft Zsabó, al benadrukt hij dat de inhoud leidend is voor de beslissing, niet het apparaat.
lees ook:
