Overheid in transitie
Interview

Politiek, pak door op agenda’s digitalisering!

Digitalisering is een van de drie grote transities van deze tijd. | beeld: Shutterstock

Dat publieke waarden in de informatiesamenleving bewaakt en geborgd moeten worden, wordt inmiddels breed onderkend. Het demissionaire kabinet, staatssecretaris van Digitalisering Alexandra van Huffelen in het bijzonder, heeft dit onderwerp op de kaart gezet. Het is echter nog niet klaar, zeggen Nathan Ducastel en Andries Kok. Ze roepen een volgend kabinet op om hier serieus werk van te maken.

De gevolgen van de informatiesamenleving worden ook, misschien wel juist, merkbaar op gemeentelijk niveau. Zowel negatieve aspecten, zoals desinformatie en online aangejaagde ordeverstoringen, als positieve aspecten waar het gaat om bijvoorbeeld het verbeteren van de dienstverlening. De informatiesamenleving is voor de VNG dan ook een belangrijk thema. Andries Kok en Nathan Ducastel houden zich er vanuit de VNG mee bezig. Kok als directeur Lokaal Bestuur en Informatiesamenleving. Hij richt zich onder meer op de impact van digitalisering op de maatschappij, in termen van economie, grondrechten, privacy en veiligheid, en de rol van de lokale overheid daarin. Ducastel is directeur van VNG Realisatie en houdt zich vooral bezig met hoe gemeenten digitalisering inzetten in hun uitvoeringspraktijk, hoe de digitale overheid vorm krijgt en welke overheidsbrede randvoorwaarden hiervoor nodig zijn. Het gaat dan onder meer om de ondersteuning van dienstverlening en het uitwisselen van informatie binnen de overheid.

Wat betekent deze transitie voor burgers? En hoe kunnen we als overheid burgers daar beter in begeleiden?
Nathan Ducastel, directeur VNG Realisatie

Digitalisering heeft een enorme impact op de samenleving en dat is heel snel gegaan, zeggen ze. De VNG heeft dat al vroeg onderkend. Ducastel: “Vijf jaar geleden hadden we het nog over de e-overheid en ging het over voorzieningen als de basisregistraties. Nu gaat het om de digitale transformatie van de samenleving. De Europese Commissie heeft dat treffend verwoord, door te spreken van de drie grote transities van deze tijd. Een daarvan is digitalisering. Daar houden we ons in Nederland ook mee bezig, politiek en ambtelijk.”

“De vraag voor de toekomst is wat mij betreft hoe we dit ook van de burgers maken. Wat betekent deze transitie voor hen? En hoe kunnen we als overheid burgers daar beter in begeleiden?” aldus Ducastel.

Minister voor Digitalisering

Het demissionaire kabinet heeft digitalisering stevig op de kaart gezet. “Het is een grote stap vooruit geweest dat er een bewindspersoon voor dit onderwerp is gekomen,” zegt Kok. “Het heeft ervoor gezorgd dat Kamerleden structureel met elkaar in debat gingen over digitalisering, dat er een vaste Kamercommissie voor digitalisering is gekomen, en dat er daardoor ook een ambtelijke organisatie gestructureerd aan dit thema is gaan werken.”

Het gaat over de impact van digitalisering in termen van economie, privacy, veiligheid en grondrechten., maar ook een veranderende arbeidsmarkt.
Andries Kok, directeur Lokaal Bestuur en Informatiesamenleving

Kok ziet dat er binnen de hele overheid bewustzijn is gekomen over de impact van digitalisering. “Alle departementen zijn ermee bezig, van het zorgdomein tot defensie. Dan gaat het over allerlei aspecten: van de impact van digitalisering in termen van economie, privacy, veiligheid en grondrechten. Tot een veranderende arbeidsmarkt, waarin nieuwe vaardigheden gevraagd worden.” Een volgend kabinet zou wat Kok en Ducastel betreft moeten doorgaan met wat de staatssecretaris in gang heeft gezet. En dan niet met een staatssecretaris, maar met een minister voor Digitalisering.

Ducastel: “De volgende fase gaat over de impact van digitalisering op de samenleving en de rol die burgers daar zelf in kunnen spelen, al dan niet ondersteund door de overheid. Daar gaan ministers over. Het zou goed zijn als er een minister komt met een coördinerende rol, want onderwerpen als privacy, hoe om te gaan met data en arbeidsmarktproblematiek gaan alle departementen aan. Het zou nog beter zijn als de vicepremier dit in portefeuille krijgt, zoals de Europese Commissie het heeft georganiseerd.”

Kok: “Digitalisering heeft zoveel aspecten, dat is een onderwerp dat in de ministerraad thuishoort. De budgetten blijven dan bij de afzonderlijke departementen en de minister voor Digitalisering overziet het geheel, coördineert en bewaakt, voert het gesprek met het parlement en brengt de doorsnijdende thema’s die alle departementen raken verder.”

Politieke keuzes

Waar mag de nieuwe minister voor Digitalisering meteen mee aan de slag? “In het aanjagen van de dialoog in de samenleving over hoe om te gaan met digitalisering. Zodat mensen zich meer bewust worden van wat ze doen in het digitale domein, en zich bewust zijn van de normen en waarden die ook daar gelden. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid van de overheid, want die moet ervoor zorgen dat mensen verstandige keuzes kunnen maken in de digitale wereld. Onder meer met regels en richtlijnen,” zegt Ducastel.

Het huidige kabinet heeft een aantal agenda’s neergelegd waar een nieuw kabinet mee verder kan werken.
Andries Kok, directeur Lokaal Bestuur en Informatiesamenleving

“In een tijd van grote veranderingen in onze samenleving, zijn we nog zoekende hoe we burgers digitaal dezelfde houvast kunnen geven als in de fysieke werkelijkheid,” vervolgt hij. Voor hoe de overheid zelf digitalisering inzet, pleit Ducastel voor een bewuste afweging en politieke keuzes bij het inzetten van data. “Als overheid kunnen we grote vraagstukken met de inzet van datatechnologie helpen oplossen. We zouden bijvoorbeeld inwoners proactief toeslagen kunnen geven waar ze recht op hebben, ook als ze zelf geen aanvraag doen. Daar zitten veel aspecten aan die een minister voor Digitalisering kan borgen en aanjagen. Zoals hoe we data gebruiken binnen de privacyregels, welke afwegingen we daar maken, hoe we een digitale infrastructuur krijgen die daarvoor is toegerust en hoe we meer regie op gegevens realiseren.” Kok: “Het huidige kabinet heeft een aantal agenda’s neergelegd waar een nieuw kabinet mee verder kan. Met thema’s zoals inclusie: hoe zorg je dat iedereen kan meedoen in de informatiesamenleving? Maar ook hoe je als overheid omgaat met generatieve AI.”

Sturen in de mist

Stel dat er een minister voor Digitalisering komt. Wat mogen gemeenten van deze bewindspersoon verwachten? Kok: “Gemeenten hebben een kader nodig en duidelijke randvoorwaarden. Ze kunnen niet sturen in de mist. Dat geldt voor allerlei vlakken, maar een heel belangrijke is hoe ze data voor maatschappelijke opgaven kunnen en mogen benutten. Welke data is er, welke kunnen we koppelen, wat is toegestaan? Als de kaders duidelijk zijn, dan mag van gemeenten worden verwacht dat ze gebruikmaken van de mogelijkheden van digitalisering. We moeten voorbij de huidige vrijblijvendheid komen, want de maatschappelijke vraagstukken zijn zo groot dat gemeenten het zich niet meer kunnen permitteren om mogelijke oplossingen te laten liggen.” Ze benadrukken dat het vaststellen van die kaders en randvoorwaarden in samenspraak met medeoverheden moet gebeuren. “Het moet passen bij wat er in de praktijk speelt,” zegt Ducastel.

In gemeenten zijn vaak als eerste de uitwassen van digitalisering te zien. Zoals desinformatie en online aangejaagde ordeverstoringen.
Nathan Ducastel, directeur VNG Realisatie

Een voorbeeld vanuit de huidige gemeentelijke praktijk is de discussie over het monitoren van online aangejaagde ordeverstoringen. Wat daarin wel en niet mag en of de bevoegdheden van de burgemeester in het digitale domein voldoende verstrekkend zijn, is onderwerp van gesprek, vertelt hij.

Gebruik lokale experimenteerruimte

Andersom kan de vraag ook gesteld worden. Wat mag een minister voor Digitalisering van gemeenten verwachten? Ducastel: “In gemeenten zijn vaak als eerste de uitwassen van digitalisering te zien. Zoals desinformatie en online aangejaagde ordeverstoringen. Dat betekent dat gemeenten een belangrijke rol hebben in het signaleren en bespreken van deze ontwikkelingen, op nationaal en Europees niveau. Gemeenten hebben daar echt iets te bieden.”

Kok: “Daarnaast kan de ruimte die je op lokaal niveau hebt om te experimenteren met nieuwe mogelijkheden, veel meer gebruikt worden. Daar kun je bepaalde toepassingen of beleid proberen, voordat je het nationaal uitrolt. Gemeenten kunnen relatief makkelijk kleinere processen uitvoeren dan grote overheidsorganisaties.” Gemeenten zijn daar al mee bezig, getuige ontwikkelingen als het algoritmeregister, principes voor de informatiesamenleving en digital twinning. Allemaal ontwikkelingen die ontstonden in een of een paar gemeenten, en die nu worden opgeschaald. “Dat is de kracht van het bestuursmodel dat we in Nederland hebben,” zegt Kok. Het is een geschikt model om antwoorden te vinden op de huidige vraagstukken rondom digitalisering, concluderen ze. En dat is hard nodig.

Ducastel: “Eigenlijk hebben we het als overheid lang makkelijk gehad, we hoefden ons niet af te vragen wat wel en niet mocht. Als bijvoorbeeld de veiligheidsdiensten iemand wilden volgen, dan was dat een kostbare aangelegenheid. Nu kost het een paar cent om data af te tappen. Technologie maakt heel veel mogelijk. Het maakt dat we zelf, als overheid, steeds vaker de grenzen moet bepalen van wat we wel en niet wenselijk vinden. Uiteraard op basis van democratische besluitvorming.” Die discussie is onder de staatssecretaris goed op gang gekomen. Nu is het zaak om daarop door te pakken, als het aan Kok en Ducastel ligt bij voorkeur door een minister voor Digitalisering.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren