'Digitaal tenzij' is niet meer een uitgangspunt van een paar betweters, het wordt gesteund door leiderschap met lef, bleek uit de Nederlandse inbreng in Europa.
Het Nederlandse voorzitterschap van de EU geeft de mogelijkheid onze inzet voor de digitalisering van de overheid nog eens te toetsen aan wat er elders in Europa gebeurt. En om onze inzichten scherp te slijpen in contact met collega’s, ook binnen de Europese commissie. Juist in de digitale wereld, waarin de overheid met een goed antwoord moet komen op de ontwikkelingen in de leefwereld, is zo’n ontmoeting zeer waardevol.
Zonder hier in verslaglegging te vervallen moet ik toch melding maken van een drietal optredens. Alle drie getuigden van lef en leiderschap. Ronald Plasterk profileerde zich sterk als de politiek verantwoordelijke voor de e-overheid. Met mooie voorbeelden stelde hij drie begrippen centraal : push people (dus dringend mensen helpen om gebruik te maken van de nieuwe technologie), geef altijd aandacht aan privacy en integriteit, en tot slot het uitgangspunt moet altijd zijn: user first.
Stiekem dacht ik: ja, en dan met bundeling van budgetten, voldoende voor de doorontwikkeling van de digitale overheid en met bevoegdheden of doorzettingsmacht. Want dat blijken cruciale succesfactoren te zijn in een aantal landen met een sterk ontwikkelde eGovernment. De tweede opvallende inbreng van Nederlandse bodem was van Constantijn van Oranje. Met zijn overtuigende ‘just do it’- houding en de uitdaging richting de overheid om een ‘digital mindset’ te ontwikkelen, weet hij velen uit de comfortzone te halen. Zijn opmerkingen over de ontwikkeling naar een data-driven overheid werden door Valerie Frissen loep-zuiver opgepakt. We zijn op weg naar een data-driven society, waarin ‘openness and transparancy are key’ het buzz-woord is. Voorwaarde is ‘high trust’ in relatie met die twee begrippen en dat was een terugkerend thema tijdens alle Europese ontmoetingen. Digitaal tenzij is niet meer een uitgangspunt van een paar dolgedraaide betweters, nee het wordt gesteund door leiderschap met lef, zo bleek dus uit onze Nederlandse inbreng in Europa.
Juist omdat we in Nederland zo kritisch zijn over de toegevoegde waarde van de EU is het goed te benadrukken, dat de praktijk van alle dag vraagt om een gezamenlijke inspanning. Standaardisering is nodig om internationaal veilig digitaal zaken te kunnen doen. Sharing van het noodzakelijke gemeenschappelijke is een EU-opdracht. We moeten daar heel zorgvuldig mee omgaan, nu ‘big and open data’ in alles een steeds grotere rol krijgt. ‘Caring’ voor data zal op EU-richtlijnen gebaseerd moeten zijn. Om dat succesvol te kunnen doen zullen we steeds opnieuw, met vallen en opstaan, moeten vernieuwen. Gebaande wegen bestaan niet in de digitale wereld; durf uit te proberen en doe het ‘agile’ en met flexibiliteit. Daring dus. Sharing, caring and daring zijn drie uitgangspunten, die ook in de EU voorop moeten staan. Naast de inbreng van de verantwoordelijke minister, de digitale prins en de inzicht-gevende professor Frissen zijn deze drie begrippen onze bijdrage aan het Nederlandsche voorzitterschap. Mogelijk zet het ons verder aan het denken om vanuit de overheidswereld aansluiting te (blijven) vinden bij de Europese leefwereld.
De gruwelijke overdaad aan Engelse termen maakt eens te meer duidelijk dat de digitale overheid (‘Digital Government’) definitief het spoor bijster is (‘lost track’) en het slachtoffer (‘victim’) van adviseurs (‘consultants’) en zelfverklaarde toekomstdeskundigen (‘visionaries’).