Marijn Fraanje, directeur Informatie en ICT/CIO van de gemeente Den Haag: "Waar is digitalisering een versneller en waar niet? Dat is de vraag die altijd draait om de eindgebruiker die een verbetering moet ervaren. We ontkomen er niet aan om samen met de eigen inwoners, de eigen bedrijven en andere overheden op zoek te gaan naar oplossingen voor die complexe problemen. Co-creatie dus."
Marijn Fraanje
Marijn Fraanje is sinds vijf jaar directeur Informatie en ICT/chief information officer van de gemeente Den Haag, met de verantwoordelijkheid om Den Haag op het gebied van digitalisering, data en digitale innovatie verder te brengen. Hij is daarmee ook actief op het gebied van Smart city, wat mag blijken uit de toekenning van de World Smart City Award 2021 voor het programma LivingLab Scheveningen. De gemeente doet hiermee ervaring op met de inzet van digitale innovatie om maatschappelijke vraagstukken in het gebied op te lossen.
Om te beginnen bij het begin, de visie van IBM op de smart city. Die bestond in principe uit drie takken van sport rondom de data: het verzamelen, het integreren en uitwisselen en het analyseren. En dat alles op een groot, centraal platform. Wat is je mening over deze benadering?
Als we puur naar de techniek kijken is de realiteit gewoon veel te complex om ooit te kunnen vatten in één dataplatform, bestuurd door één marktpartij. Dat zie je ook wel terug in de praktijk. Hoe vaak je op elk congres en van elke leverancier niet het woord ‘platform’ hoort… Elke oplossing heeft er wel een. Leveranciers hebben het pad naar één megaplatform dus wel verlaten.
De uitdaging ligt veel meer in het bij elkaar krijgen van de verschillende informatiestromen. Wij doen samen met gemeente Rotterdam en de provincie Zuid Holland het programma Grenzeloos Datalandschap, waar we vooral kijken naar het ontwikkelen van ‘het ecosysteem van dataplatforms’.
Is ooit geprobeerd de visie van IBM in Den Haag te implementeren?
Nee. Smart city was een aantal jaren geleden in Nederland vooral een marketingterm voor de IT-markt, die bij alle steden vooral in de economische hoek zat. Ook in Den Haag. Het is een containerbegrip geweest waaronder bedrijven hun diensten en waren konden aanbieden. Sindsdien is er veel veranderd. Waar de focus vooral op het economische aspect lag, zie je de aandacht verschuiven naar het oplossen van de maatschappelijke vraagstukken in de stad.
Hoe gaan jullie daarbij te werk?
Eén van de grotere projecten binnen ons smart city team is LivingLab Scheveningen. Bij de start van de herstructurering van de Scheveningse boulevard hebben we de digitale infrastructuur mee-ontworpen. Dat is vrij fundamenteel bekeken: alle objecten in de openbare ruimte zijn voorzien van glasvezel en stroom. Een lantaarnpaal geeft licht, maar er kan ook een camera in, of een laadpunt, of sensoren. Het scheelt een hoop geld als je zulke digitale infrastructuur meteen meeneemt. Het geeft je bovendien de ruimte om digitale innovaties toe te passen.
“Als we puur naar de techniek kijken is de realiteit gewoon veel te complex om ooit te kunnen vatten in één dataplatform, bestuurd door één marktpartij.”
Tegelijkertijd hebben we in het gebied een inventarisatie gedaan van maatschappelijke vraagstukken die je met digitale innovatie zou willen proberen op te lossen. We hebben daartoe verschillende gemeentelijke diensten, bedrijven in het gebied en andere overheden geraadpleegd. Dit heeft geresulteerd in een lijst van circa 300 vraagstukken, die we hebben geclusterd tot 140 vraagstukken die specifiek zijn voor het gebied. Denk aan veiligheid, geluidsoverlast van bezoekers en horeca voor de inwoners, overlast van vuil, het mobiliteitsvraagstuk, parkeerproblemen en tijdens de zomer te grote drukte op bepaalde plekken. Ook op het gebied van toerisme en natuur zijn er de nodige kwesties, want een deel van de omgeving is Natura 2000 gebied, terwijl er ook strandtenten staan en er een lange parkeerplaats ligt. We hebben bewust gekeken of we meerdere vraagstukken tegelijk zouden kunnen adresseren, omdat dat de enige manier is om deze manier van werken rendabel te krijgen.
De term smart city wordt gebruikt in samenhang met allerlei doelstellingen, zoals je ook aangeeft: met duurzaamheid, veiligheid, dienstverlening aan de burger. Een term die overal over gaat, gaat nergens meer over, zou je kunnen stellen. Wat is jouw mening?
Smart city gaat over de manier waarop je maatschappelijke vraagstukken met al of niet digitale innovaties oplost en niet zozeer over het specifieke product dat je realiseert.
Op welke manier zou je dan moeten innoveren om het smart city te kunnen noemen?
Dan heb je het allereerst over het voortraject, waarin je het gesprek met de partijen in het betreffende gebied voert, over de vraag welk probleem je gaat oplossen. Cruciaal daarbij is het betrekken van alle betrokken partijen om draagvlak voor de beoogde oplossing te krijgen.
De volgende stap is het uitvoeren van een privacy impact analyse voor de oplossing. Security is nog een essentieel aspect. En transparantie. Je wilt niet dat mensen zich afvragen waarom er in hun wijk opeens sensoren hangen. Als onderdeel van het proces formeren we altijd een klankbordgroep van bewoners en relevante partijen, die meekijkt en adviseert. Je kunt ook op onontgonnen terrein komen, waar je je met ethische vraagstukken geconfronteerd ziet. We zijn daarom bezig om externe commissie op te richten die ons over ethische vraagstukken adviseert.
Co-creatie is cruciaal, waarbij de gemeente samen met marktpartijen, maar ook met belangenbehartigers en vertegenwoordigers van het gebied tot een oplossing komt die voor iedereen werkt. Met LivingLab Scheveningen willen we in de praktijk kijken hoe deze aanpak werkt.
Wet- en regelgeving vraagt soms om slimme oplossingen. Zo hebben we ook geëxperimenteerd met een zelfrijdende vuilnisbak. De wetgeving steekt zo in elkaar dat de vuilnisbak een nummerbord moet krijgen als deze harder dan 30 kilometer per uur rijdt wat qua regelgeving een ingewikkelde opgave is. Daarom hebben we de snelheid naar 29 kilometer per uur verlaagd.
Een soortgelijk verhaal bij het ontwikkelen van een lokaal energiegrid, om energie uit te wisselen tussen partijen die het opwekken en die het gebruiken. De wet biedt de gemeente geen ruimte om ermee te experimenteren. We mogen het wel voor onszelf doen, maar bijvoorbeeld niet voor de strandtenthouders die ook aangesloten willen worden. Ook dan is het zoeken naar een oplossing. Nu hebben we een recreatiewet ontdekt, die de gemeente toestaat aan recreatievoorzieningen te leveren – en daarmee aan strandtenthouders…
Kunnen we wat verder ingaan op het betrekken van stakeholders bij initiatieven? Is daar een proces voor ingericht?
De stakeholders verschillen per geval, maar het proces dat we doorlopen is steeds hetzelfde. Dat begint bij de use case en het vaststellen van de partijen die daar een rol in kunnen of moeten hebben. Met die partijen gaan we in gesprek, voordat we de volgende stap zetten. Vervolgens gaat het om de vraag wie het initiatief gaat nemen. Soms zijn we dat zelf, soms is het een collega-dienst of overheid die de kar trekt. We hebben in dat opzicht veel met de provincie Zuid-Holland samengewerkt. Het kan ook een marktpartij zijn, die wat wil uitproberen, of een groep inwoners. Dat kan allemaal, mits het past binnen de regelgeving en de condities, zoals privacy, security en transparantie.
Hoe communiceren jullie met bestuurders en andere stakeholders over soms complexe digitale innovaties?
Op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door rondleidingen te geven en periodiek een update te geven over de laatste ontwikkelingen en initiatieven die we genomen hebben. Dat doen we middels een brief van de wethouder aan de gemeenteraad. Die kan aanleiding zijn voor een extra gesprek of vragen in de gemeenteraad.
Bij sommige onderwerpen, over algoritmes bijvoorbeeld, organiseren we expertsessies. In zo’n sessie zetten we voor- en tegenstanders bij elkaar om een volledig beeld van een onderwerp te geven. We nodigen dan partijen uit die zich richten op de risico’s, zoals de Autoriteit Persoonsgegevens en Bits of Freedom, maar ook partijen die zich richten op de kansen. We leggen ook uit hoe we in onze gemeente AI toepassen . Concrete voorbeelden presenteren helpt het enorm om duidelijk te maken hoe zo’n onderwerp nu echt in elkaar zit.
Er komt veel op gemeentes af. Veel taken zijn gedecentraliseerd, vaak zonder dat budgetten zijn meegegroeid. Hoe ga jij als CIO om met de uitdaging van veel nieuwe ontwikkelingen en taken, met beperkte middelen?
Ik probeer nieuwe trajecten zo in te steken dat ze zowel kwalitatief als financieel wat opleveren. Dat doen we altijd samen met de diensten die betrokken zijn, aangezien die het beste beeld hebben waar in hun processen kansen liggen. Om een voorbeeld te noemen: het melden van zwerfvuil. Dat proces was nog geënt op de papieren wereld. Het proces was gedeeltelijk gedigitaliseerd, maar niet in zijn geheel bekeken aan de hand van de digitale middelen die ons nu ter beschikking staan.
“We zijn binnen de gemeente multidisciplinaire, agile teams aan het inrichten, die de digitalisering van de waardeketens van de gemeente ondersteunen.”
Het gevolg was een hele rits van aan elkaar geknoopte systemen, met de noodzaak meldingen telkens over te dragen en de bijbehorende informatie handmatig in een systeem in te voeren. Het proces was daardoor bureaucratisch en traag. Het kon daardoor weken duren voordat een melding de handhaver op straat bereikte. Inmiddels hebben we het proces opnieuw ontworpen, diverse tussenstappen eruit gehaald en het gedigitaliseerd. We werken nu met een app waarin je een melding kunt doen. Die melding gaat naar een ‘facilitatorapp’, die de melding weer doorzet naar de handhavers op straat.
Is het makkelijk om met digitale middelen te besparen, zoals in dit voorbeeld, of is het ‘laaghangende fruit’ nu wel geplukt?
Dat blijft een uitdaging, omdat het nodig is een proces opnieuw te bekijken en dat op een kritische manier te doen. In sommige gevallen moet je namelijk juist niet digitaliseren, omdat dat de zaken eerder complexer dan eenvoudiger maakt.
Waar is digitalisering een versneller en waar niet? Dat is de vraag, die altijd draait om de eindgebruiker die een verbetering moet ervaren. Het beantwoorden van die vraag vergt een gesprek tussen mijn wereld en de diensten die verantwoordelijk zijn voor de desbetreffende dienstverlening. Het kan best moeilijk zijn elkaars wereld goed te snappen, om vraag en oplossing op een goede manier bij elkaar te brengen. De verleiding kan groot zijn om op de stoel te gaan zitten van degene die inhoudelijk verantwoordelijk is voor een product of dienst. Daarmee pak je een verantwoordelijkheid die je niet kunt dragen en moet willen nemen.
Daarom zijn we binnen de gemeente multidisciplinaire, agile teams aan het inrichten, die de digitalisering van de waardeketens van de gemeente ondersteunen, zoals het subsidie- of het vergunningenproces. Daarbij wordt de product owner geleverd door de dienst die eigenaar van die keten is. Daar is een parallel met de innovatie in de stad: de connectie met degene voor wie je het doet moet kloppen.
Je schetst hoe de gemeente Den Haag in de loop van de jaren ervaring heeft opgedaan met smart city concepten. Hoe kunnen kleinere gemeenten van die ervaring profiteren?
Wij delen onze ervaring en kennis regelmatig. We werken bijvoorbeeld vrij intensief samen met de provincie Zuid-Holland en de metropoolregio Den Haag/Rotterdam, waarbij ons uitgangspunt is dat we succesvolle ervaringen onderling delen.
“We moeten samen met de eigen inwoners, bedrijven en andere overheden op zoek gaan naar oplossingen voor die complexe problemen.”
In onze regio hadden we het vraagstuk van hoe om te gaan met de glasvezeluitrol van telecompartijen. We hebben op dat vlak de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan en er instrumenten voor ontwikkeld. Om die kennis te kunnen delen, is een expertiseteam glasvezel opgericht, samen met de provincie Zuid-Holland, de Metropoolregio en de gemeente Rotterdam. Dat team beantwoordt vragen van gemeenten in de regio, of gaat daar langs om presentaties te geven. Je kunt zoiets niet op alle terreinen doen, maar ik denk dat dit een model is dat werkt. Met name regionale overheden kunnen een belangrijke rol spelen in het opschalen van ervaringen.
Komt het voor dat ideeën of toepassingen niet goed werken in een kleinere context? Dat een kleinere gemeente smart city concepten op een andere manier moet benaderen?
Je kunt zaken meestal niet één op één overnemen, omdat ze vaak gebiedsafhankelijk zijn. Dat hebben we wel gezien bij LivingLab Scheveningen. De oplossingen daar zijn specifiek voor de vraagstukken in het gebied en zijn niet zonder meer over te hevelen naar situaties die een andere context hebben.
Ik denk wel dat oplossingen naar lokale omstandigheden te tweaken zijn. Een kleinere gemeente die zou willen experimenteren zou kunnen kijken naar de verschillen in context die er met bijvoorbeeld Scheveningen zijn en aan de hand daarvan de oplossing aanpassen. Het gaat dus niet zozeer om de omvang van de gemeente als wel om de context.
Hoe zie je de toekomst van de smart city als wereldwijd fenomeen? Ben je er positief over? Denk je dat de manier van denken en werken zoals je die hebt geschetst, zich verder zal ontwikkelen en meer resultaat zal opleveren?
Daar kan ik alleen maar ja op zeggen. Ik geloof ook wel dat de rol van gemeentes aan het veranderen is. We komen uit een tijd waarin een gemeente het primaat had in het bedenken van de oplossing en die oplossing ook realiseerde. De overheid was er voor alles. Inmiddels zijn vraagstukken zeer complex geworden en door gemeenten niet meer alleen op te lossen. We ontkomen er dus niet aan om samen met de eigen inwoners, de eigen bedrijven en andere overheden op zoek te gaan naar oplossingen voor die complexe problemen. Co-creatie dus. De gemeente vervult daarbij vooral een faciliterende en verbindende rol, in plaats van af te kondigen hoe we het gaan doen. Het mooie is dat inwoners, bedrijven en andere partijen altijd bereid zijn mee te zoeken naar oplossingen.
Arnoud van Gemeren is hoofdredacteur van iBestuur
Smart city
Werd de smart city ooit afgeserveerd als een onhaalbaar technologie-utopia (of -dystopia), nu lijkt sprake te zijn van een kentering: realisme en pragmatisme winnen terrein. iBestuur sprak met vier ervaringsdeskundigen over de vraag hoe het denken over de smart city in de loop van de jaren is veranderd en hoe lokale gemeenschappen vandaag de dag de principes toepassen.
De term smart city valt voor het eerst in de jaren ’90 van de vorige eeuw en refereert aan de inzet van digitale technologie om de uitdagingen van grote steden het hoofd te bieden. Ze zien zich geconfronteerd met een snelle toename van de bevolking en eindige financiële middelen. IBM en Cisco zijn in die jaren de kampioenen van een een door technologie gedomineerd denken over de smart city. De complexiteit van grote steden, en ook van middelgrote gemeenten, bleek dermate groot dat de centralistische benadering van IBM en zelfs de meer gedistribueerde aanpak van Cisco niet opgewassen bleken tegen de uitdagingen. Bovendien waren de kosten veel hoger dan steden konden dragen. Een kleine ‘bijkomstigheid’ was dat in de oorspronkelijke benadering van de smart city onvoldoende ruimte was voor de stakeholders om wie het zou moeten draaien: de burgers. We interviewden:
- Jonathan Reichental, oprichter Human Future
- Bas Boorsma, chief digital officer gemeente Rotterdam
- Mark Vermeer, CIO gemeente Rotterdam
- Marijn Fraanje, CIO gemeente Den Haag
Wie meer wil weten over de geschiedenis van de smart city, leze de uitstekende blog van Herman van den Bosch, hoogleraar aan de Open Universiteit en curator van Amsterdam Smart City. Hierin beschrijft hij hoe na de aanvankelijke teleurstelling over de smart city er nu “een tweede golf van smart cities aankomt. In de eerste golf ontbraken openheid, ethische reflectie en respect voor privacy. In de tweede golf neemt het streven naar het gebruik van ethische overwegingen en de intentie om de privacy te beschermen een belangrijke plaats in.”
Deze interviewreeks is mede mogelijk gemaakt door het Matchingfonds van De Coöperatie.