De overheid kan door eisen en standaarden te stellen aan platformbedrijven en door ook zelf platforms in het leven te roepen de uitgelezen vergroeningskansen verzilveren die digitalisering biedt. Dat zegt Staf Depla naar aanleiding van een recent advies van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) én de mogelijkheid die Nederland heeft om subsidiegeld binnen te halen uit het coronaherstelfonds van de EU.
Staf Delpla | Beeld: Lex Draijer/De Beeldredaktie
Bij de verdeling van de gelden uit het herstelfonds probeert de Europese Commissie zowel vergroening als de digitalisering van de economieën van de lidstaten een impuls te geven. Afgelopen zomer besloot de Commissie al om de agenda in het kader van de Green Deal en de agenda rond informatietechnologie samen te binden: vergroening en digitalisering werken immers sterk op elkaar in. Plannen die lidstaten indienen bij de Europese Commissie die beide doelen dienen, maken de meeste kans op financiering. Ook de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur bepleit dat vergroening en digitalisering hand in hand gaan.
Waarin zit de meerwaarde van platformbedrijven?
“In mijn tijd als wethouder heb ik ervaren hoe lastig het is dat beleidsterreinen vaak omwille van efficiëntie van elkaar gescheiden zijn, terwijl de efficiëntie juist gediend zou zijn met samenhang in een organisch geheel. Die verkokering is bij uitstek terug te zien in de structuur van informatie: allemaal geïsoleerde silootjes. En – nog lastiger – evenzovele methodes van dataverzameling. Platformbedrijven pakken heel veel informatie samen en dat biedt zowel kansen al gevaren. De overheid heeft een verantwoordelijkheid in het zodanig in toom houden van datagiganten als Google en Facebook dat zij geen almachtige monopolisten worden. Maar de overheid moet zelf ook actief worden. Een nieuwe regering moet het principe omarmen dat je je met de digitale wereld moet inlaten en bemoeien door eisen durven te stellen. Ik denk daarbij dus vooral aan een stelsel van standaarden om uiteenlopende partijen in staat te stellen om data te gebruiken en benutten ten bate van maatschappelijke belangen. Die standaarden zijn voorwaardelijk voor het loskomen van belangrijke innovaties. Platformbedrijven brengen vraag en aanbod bij elkaar op een manier en schaal die nog nooit eerder mogelijk waren. Dat betekent ook dat ze bestaande problemen in een sector zichtbaarder en inzichtelijk maken.
Een nieuwe regering moet het principe omarmen dat je je met de digitale wereld moet inlaten en bemoeien door eisen te durven stellen.
Ik begrijp goed dat de overheid enige koudwatervrees heeft als het om digitalisering gaat, omdat er op dat vlak onder haar hoede wel wat mislukkingen en hoofdpijndossiers liggen. Maar ze ontkomt eenvoudigweg niet aan een actieve rol, al was het alleen maar om publieke waarden te beschermen.”
Op welk gebied ziet u kansen als het gaat om de tandem duurzaam en digitaliseren?
“Een goed voorbeeld is de bouw. Momenteel werk ik als een soort buitenboordmotor van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik werk aan een harmonisatie van de digitale informatie voor de gebouwde omgeving. Dat is het stelsel waar gemeenten dossiers uithalen die ze nodig hebben om aanvragen van bouwvergunningen te kunnen beoordelen. Er moet eenheid worden geschapen in die informatie; een stelstel van afspraken worden gebouwd zodat data kunnen worden gedeeld. Als je bouwinformatie niet digitaliseert en stroomlijnt, loopt de communicatie al heel snel spaak: materialen worden dubbel besteld, er zijn veel overbodige ritten, en hergebruik, dat de kern vormt van een duurzame bouwsector, loopt in het honderd.
De overheid kan helpen door initiatief te nemen tot standaarden waardoor in de hele bouwketen op een betrouwbare manier data gedeeld worden. Dan kunnen bouwbedrijven, installateurs of architectenbureaus nieuwe diensten ontwikkelen waardoor huiseigenaren op een eenvoudigere en goedkopere manier hun huis kunnen verduurzamen. Dit soort standaarden zijn voorwaarden om de bouw circulair te maken waarbij de grondstoffen op grote schaal hergebruikt worden.”
In 2050 moeten alle woningen energieneutraal zijn. Gaat dat lukken?
“Alleen als de overheid inzet op digitalisering van de bouwsector. Als je bedenkt dat we zo’n 200.000 woningen per jaar moeten vergroenen – wat betekent dat we iedere werkdag 1000 vergroende woningen moeten opleveren – dan kun je op je vingers natellen dat dat nooit gaat lukken als je dat huis voor huis gaat regelen. De nodige efficiency moet en kan worden gerealiseerd door de bouwlogistiek sterk datagestuurd te maken.”
En wat is er buiten de bouwsector te halen?
“Een ander mooi voorbeeld is de stroomvoorziening. De tijd dat je als consument afhankelijk was van één elektriciteitsmaatschappij met kabels die steeds dunner werden naar de huizen toe, is vervlogen. Het aantal bronnen neemt spectaculair toe – denk aan al die zonnepaneeltjes – , het aanbod fluctueert steeds meer en de uitwisseling van stroom neemt een hoge vlucht. De logistiek van elektriciteit is enorm gecompliceerd geworden. Die moet je simpelweg digitaliseren, anders crasht het netwerk. De overheid moet zich dus ook met de digitale wereld gaan bemoeien om de leveringszekerheid te garanderen.”
Denkt u daarbij bijvoorbeeld aan levering van stroom door elektrische auto’s?
“Zeker, zoals er zoveel andere nieuwe bronnen zijn. De opkomst van laadpalen voor elektrische auto’s maakt overigens duidelijk hoezeer bemoeienis van de overheid noodzakelijk is. Als het op laissez-faire, laissez-passer aankomt, of op wie het eerst komt, het eerst maalt, kun je er de donder op zeggen dat Vattenval, Eneco, et cetera er allemaal aparte netwerkjes op na gaan houden. De overheid moet als regisseur de boel samenpakken; dat is precies wat publiek-private samenwerking beoogt. Zo is het ook gegaan bij een ander belangrijk netwerk: dat van pinautomaten die overal voor iedereen toegankelijk zijn.
Ik denk dat Nederland, als het gaat om oplaadpunten voor auto’s, een grote broek mag aantrekken. We moeten Europese middelen aanspreken om voorop te kunnen lopen en het voortouw te nemen. Dat is geen kwestie van het slimste jongetje van de klas, dat is doen waar je goed in bent en op die manier een Europese ontwikkeling in gang zetten en sturing geven.”
Als het om vergroening draait, moeten we het ook over mobiliteit hebben. Wat is daar te halen?
“Er is in deze sector nog geen dominant platform, en dat moet ook zo blijven. De overheid zou een platform, een ‘mobility service’, in de steigers moeten zetten. Op zo’n platform bieden dienstverleners als de NS, het stads- en streekvervoer, taxibedrijven maar ook platforms als Uber of platforms voor deelscooters vervoersdiensten aan. Op zo’n platform kun je je reis plannen en eventueel een vervoermiddel reserveren en betalen. Het platform bemiddelt zo tussen vraag en aanbod. Met een gereguleerd platform kan de overheid eisen stellen aan emissies en veiligheid. Partijen mogen het platform alleen gebruiken als zij aan die eisen voldoen.”
Is dat nog nodig? De meeste auto’s staan nu voor de deur bij thuiswerkers.
“Thuiswerken heeft inderdaad een enorme boost gekregen dankzij de coronapandemie. Zowel qua reiskosten als qua huisvestingskosten is dat thuiswerken een heel interessante optie. Een optie met grote milieuvoordelen, maar laten we ons niet te snel rijk rekenen. Het is koffiedik kijken hoe het thuiswerken zich zal ontwikkelen. Feit is dat de pandemie óók heeft aangetoond hoe belangrijk het is om elkaar fysiek te ontmoeten. Niet alleen omwille van het sociale welbevinden, maar ook omdat regelmatig iemand tegen het lijf lopen tot nieuwe ideeën kan leiden en innovatie triggert.
De logistiek van elektriciteit moet je simpelweg digitaliseren, anders crasht het netwerk.
Voor ‘samenloop’ van mensen en toevalligheden is en blijft een kantooromgeving nodig. Ik denk dat kantoren aan de rand van de stad het gaan afleggen tegen kantoren in een stedelijke of juist groene omgeving, waar ook andere faciliteiten zijn te vinden zoals horeca en een sportschool. Je moet dus niet denken: schrappen die kantoren. In Eindhoven zijn de voormalige Philips-locaties Strijp S en Strijp T omgevormd tot hippe urbane locaties waar mensen graag vertoeven om de levendigheid van de stad op te snuiven. Talent is de brandstof van een sterke economie. Mensen met talent willen een interessante werkplek en dat is precies waar Eindhoven op inzet.”
Mobiliteit, de bouw, de energiesector: hebben we daarmee de belangrijkste gebieden gehad waar digitalisering vergroening kan brengen?
“De inrichting van Nederland wil ik ook nadrukkelijk noemen. Visualisering gaat een steeds grotere rol spelen in de planvorming voor de inrichting van ons land. Een zogenaamde digitale twin van de fysieke leefomgeving – een virtuele weergave waarin zoveel mogelijk factoren, krachten en belangen aan elkaar zijn geknoopt – zal onmisbaar worden. Het is niet alleen een proeftuin om beleid in uit te testen maar ook een etalage om dat beleid in te demonstreren. We ain’t seen nothing yet…”
RLI-advies Duurzaam Digitaal
Afgelopen februari bracht de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur het advies Duurzaam Digitaal uit, dat Staf Depla hielp voorbereiden. Daarin wordt gewezen op de vervuilende kant van digitalisering; hoog energieverbruik, hoog grondstoffengebruik en het aanjagen van consumptie. Maar de meeste adviezen gaan over de grote kansen die ICT biedt voor vergroening. Die kansen zijn alleen te verzilveren als de overheid meer deskundigheid ontwikkelt op het gebied van digitalisering, en werkwijzen ontwikkelt om snel in te kunnen spelen op digitale ontwikkelingen. De overheid moet standaarden ontwikkelen voor de omgang met data die relevant zijn voor duurzaamheid van de samenleving. Bovendien moet ze van platformbedrijven eisen dat ze de consequenties op het vlak van duurzaamheid duidelijk maken, op grond waarvan ze eventueel belast worden voor de schadelijke effecten waarmee hun business gepaard gaat.
Staf Depla
Staf Depla (1960) rondde in 1986 zijn studie planologie aan de Wageningen Universiteit af, werkte voor het toenmalige ministerie van VROM en trad in 2000 voor tien jaar aan als kamerlid (PvdA). Van 2010 tot 2018 was hij wethouder in Eindhoven en maakte hij zich in die functie sterk voor verglazing van de stad en de regio (collectieve breedbandring) en de ontwikkeling van het concept Smart City. “Verbetering van de kwaliteit van leven met behulp van hightech klinkt nu heel normaal, maar was toen echt iets nieuws. Een van de mooiste voorbeelden was de aanpassing van de straatverlichting in dé stapstraat van Eindhoven, het Stratumseind, bij het dichtgaan van de kroegen waardoor er minder gevochten werd.”
Momenteel vervult Depla voor de helft van de tijd diverse bestuursfuncties, onder meer bij de Mijnraad, en wijdt hij de andere helft van zijn arbeidzame leven aan adviesklussen op het gebied van publiek-private samenwerking en ICT.
Depla had ook de hand in de spelregels die de gemeenten Amsterdam en Eindhoven hebben afgesproken voor de omgang met data die in de publieke ruimte worden verzameld. Die spelregels inspireerden de Vereniging Nederlandse Gemeenten tot het manifest Principes voor de digitale samenleving.