Het is echt tijd voor een vaste Commissie voor Overheidsinformatisering in de Tweede Kamer, voor de generieke elementen van het informatiseringsbeleid.
Op 20 december 2016 mocht ik mijn boek ‘Terug in de toekomst, geschiedenis van het generieke informatiserings- en automatiseringsbeleid van de Nederlandse overheid van 1985 en 2015’ in Nieuwspoort presenteren. Het boek sluit af met een negental stellingen. Met de redactie van iBestuur is afgesproken dat ik elk van die stellingen in een column zou toelichten. Vandaag de vierde stelling.
Stelling 4: De rol van de Tweede Kamer is, uitzonderingen daargelaten, erg reactief geweest. Van inhoudelijke sturing is nauwelijks sprake geweest, hoogstens van incidentenbeleid. Het instellen van een vaste Commissie voor Overheidsinformatisering binnen de Tweede Kamer is om redenen van het nog steeds groeiend belang van overheidsinformatisering en de aanzienlijke risico’s daarbij (privacy, cybercrime) dringend noodzakelijk.
De motie van Jacob Kohnstamm van 21 oktober 1987 was in feite het eerste initiatief vanuit de Tweede Kamer waarin expliciet om politiek-inhoudelijke sturing van overheidsinformatisering werd gevraagd. Als onderwerpen daarvoor noemde hij het functioneren van de rijksdienst, de verhouding tussen de bestuurslagen en de dienstverlening aan de burger. Dit wil overigens niet zeggen dat in de Kamer daarvoor niet werd gesproken over ‘overheidsautomatisering’ (het begrip ‘informatisering’ werd nog niet gebruikt!). Maar het ging dan vooral over problemen rond het al dan niet slagen van grote automatiseringsprojecten, zoals de Rotterdamse walradar. Dat soort problemen speelden ook toen al.
De motie-Kohnstamm leidde tot de eerste nota die echt breed aan de algemene overheidsinformatisering en -automatisering werd gewijd. De nota werd later bekend als BIOS 1. Die naam was trouwens een woordgrapje dat tegenwoordig weinigen zullen begrijpen. BIOS staat voor Basic Input/Output System, de set instructies voor de eerste communicatie tussen het besturingssysteem en de hardware van een computer). Het illustreert ook de relatief grote focus op de techniek in die jaren.
Overigens kwam ook het beleid met betrekking tot de grote ICT-projecten in BIOS 1 aan de orde. Dat beleid leek sprekend op het beleid bijna dertig jaar later naar aanleiding van de commissie-Elias: een nieuwe institutie die moest adviseren (toen Het Expertise Centrum, de voorganger van het huidige PBLQ, nu het BIT), meer aandacht voor kennisontwikkeling en opleidingen, betere samenwerking met het bedrijfsleven enzovoort, enzovoort. De Kamer vond het prima.
Nogal reactief
Later kwamen er weer andere nota’s en de Kamer reageerde meestal op dezelfde wijze. De lijn was goed. De uitvoering van het beleid moest alleen sneller, er moest meer aandacht voor de privacy zijn en ook meer voor de burger die weinig belangstelling en/of kennis had van ICT. Van politieke verschillen was meestal weinig te bespeuren. Hoogstens hadden de meer linkse partijen meer aandacht voor de privacy en de digibete burger en benadrukten de meer rechtse partijen vooral het belang van de betrokkenheid van het bedrijfsleven. De nota’s werden vrijwel altijd besproken door de vaste commissie van Binnenlandse Zaken.
De Tweede Kamer reageerde dus nogal reactief, enige positieve uitzonderingen daargelaten. Van inhoudelijke sturing was eigenlijk geen sprake. Het was meer een soort toetsing achteraf. Wel was er periodiek commotie over mislukkende grote ICT-projecten, zoals in 2007 en 2014. Dit leidde tot rapporten van de Rekenkamer en later tot het instellen van een eigen (maar tijdelijke!) commissie. De analyse daarin was telkens dezelfde als in 1987 en de voorstellen voor verbetering ook.
Er was echter één positieve uitzondering op deze reactieve opstelling. De Tweede Kamerfractie van de PvdA stelde in 2006 twee Kamerleden enige tijd vrij om onderzoek te doen naar de bestaande overheidsdienstverlening en voorstellen voor verbetering te ontwikkelen. De Kamerleden van Dam (de huidige staatssecretaris) en Timmer schreven daarover een uitstekend rapport met tal van nuttige aanbevelingen, ook voor het gedrag van de Kamer zelf. Zo vonden zij dat de Kamer in het algemeen te weinig belangstelling voor uitvoeringsproblemen heeft. Jammer genoeg heeft de Kamer dit rapport nooit expliciet behandeld.
In het algemeen is het nog steeds zo dat de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken de voorgestelde algemene lijnen toetst maar eigenlijk nooit zelf aan de bal is. Dat wil overigens niet zeggen dat Kamerleden geen invloed hebben op het informatiseringsbeleid van de overheid. Maar dat zijn dan de Kamerleden die vanuit vakcommissies zijn betrokken bij de grote ICT-projecten, zoals het elektronisch patiëntendossier, de ov-chipkaart of de Omgevingswet.
De Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken toetst de voorgestelde algemene lijnen maar is eigenlijk nooit zelf aan de bal.
De inhoudelijke sturing vanuit de Kamer is daarmee de resultante van een groot aantal projecten met elk hun eigen uitgangspunten op het terrein van informatisering. De elektronische overheid komt daarmee min of meer ‘per ongeluk’ tot stand, zoals de WRR in 2011 al meldde. De WRR noemde dit toen de ‘Paradox van de iOverheid’: “De ontwikkeling van de iOverheid is een politieke paradox: de iOverheid is niet gelegitimeerd vanuit een expliciete politieke keuze, maar is het resultaat van de vele politieke en beleidsmatige keuzes op het niveau van individuele technische applicaties en koppelingen. Tegelijkertijd zijn die individuele keuzes geen toevalligheden, maar welbewuste politieke en beleidsmatige beslissingen.”
Operatie Informatie Bestel
De vraag is natuurlijk hoe erg dit is. Wat betreft de vakinhoudelijke zaken vast niet. Daar kunnen de vakcommissies van de Kamer zelf het beste over oordelen en op sturen. Maar er zijn ook duidelijke generieke elementen binnen het informatiseringsbeleid. Ik noem dan de inrichting, sturing en financiering van de Gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur (ook te gebruiken door de vakprojecten!), de rol en positie van de CIO’s, het algemene beveiligingsbeleid (waaronder cybersecurity), de algemene uitgangspunten voor gegevensgebruik (waaronder privacy), het organiseren van vraaggestuurde dienstverlening (zie mijn column over stelling 2) en nog een aantal andere zaken. Ik pleit er al lang voor dat een speciale Kamercommissie, de (vaste!) Commissie voor de Overheidsinformatisering, zich over deze onderwerpen gaat buigen en daarop ook inhoudelijk gaat sturen. En daarbij hoort natuurlijk ook een zekere sturing en controle op het opereren van hun vakcollega’s in de Kamer!
Op het terrein van de informatisering van het openbaar bestuur moet nog veel gebeuren. Vanuit Binnenlandse Zaken werd dat recent gepresenteerd als de ‘Operatie Informatie Bestel’. Dit in navolging van de Operatie Comptabel bestel, die in de jaren tachtig van de vorige eeuw orde schiep in de toen nogal wanordelijke processen betreffende de overheidsfinanciën. Maar de kenners van die financiële operatie stellen dat het succes ervan in belangrijke mate moet worden verklaard door de actieve steun ervoor vanuit de Tweede Kamer in de vorm van de Commissie voor de Rijksuitgaven. Als er patstellingen ontstonden binnen de departementale organen of de energie wat was weggevloeid, brak deze commissie er vaak doorheen. Iedereen die de overheid een beetje vanbinnen kent, weet dat dit op het terrein van de informatisering ook vaak aan de orde is geweest en nog steeds is. Voor het slagen van de Operatie Informatie Bestel hebben we een Commissie voor de Overheidsinformatisering hard nodig!
Het boek is hier verkrijgbaar.