Een nationale digital twin: van de fysieke werkelijkheid een digitale kopie maken. Dat is echt een overheidsding. Toch?
Het zijn de namen van mijn twee dochters, hun leeftijdsverschil is elf minuten. Een tweeling dus. Je hoeft geen bioloog te zijn om te zien dat ze allesbehalve eeneiig zijn. De ene lijkt wel een kopietje van mijn vrouw, de andere van mij. Vietje en Floortje zijn een lokale fysical twin waarbij de verschillen groter zijn dan de overeenkomsten.
De ambities met een nationale digital twin zijn van een heel andere aard. Op nogal wat plekken zijn er initiatieven om van de fysieke werkelijkheid een digitale kopie te maken. Ik zie een groei aan publieke initiatieven en zeker ook een lange reeks van private kopieën. Nog los van de inzet door commerciële en/of medische instellingen om zelfs van ons mensen een digitale kopie te maken. Als je bijvoorbeeld het gebied van de ArenA, zowel binnenshuis als de wijde omgeving eromheen met alle gebouwen en infrastructuur, digitaal weet te representeren, dan liggen de toepassingsmogelijkheden voor het opraken. Ik noem nu alleen maar even mobiliteitsmanagement en crowd control als voorbeelden. Simulaties in de digitale wereld kunnen dan worden ingezet om de juiste keuzes te maken in de fysieke realiteit. Op welke vervoerskeuze van bezoekers moet ik inzetten om een ideale balans tussen duurzaamheid en autogebruik te bereiken? Of hoe kan ik de schaarste aan dure beveiliging zodanig inzetten dat het rendement optimaal is? Dat zijn min of meer offline toepassingen. De toepassingsmogelijkheden reiken evenwel nog veel verder. Om bij eenzelfde soort voorbeeld te blijven, het mobiele signaal van gebruikers van de ArenA kan direct interacteren met de digital twin, zodat realtime vanuit een controlekamer gestuurd kan worden op de gewenste gedragsbeïnvloeding van die gebruikers.
Met een nationale digital twin wordt beoogd om voor het hele land een virtuele kopie beschikbaar te hebben. De belofte van digital twins is immers dat ze oplossingen bieden voor uiteenlopende (ruimtelijk-georiënteerde) uitdagingen. Gartner definieert een digital twin als een digitaal model van een fysiek object met als doel om inzicht te verkrijgen in de staat van het activum, te reageren op veranderingen, de bedrijfsactiviteiten te verbeteren en waarde toe te voegen. Door nu allerhande lokale digitale tweelingen met elkaar te verbinden, zou je een nationale totaal-tweeling kunnen samenstellen. Voorlopig stel ik me voor dat dit de vorm heeft van een platform waarbij iedereen zijn of haar eigen onderdelen inbrengt en zijn of haar eigen analyses kan ontwikkelen en toepassen.
Ik pleit ervoor dat de overheid hierin de regie pakt. We vinden het allemaal vanzelfsprekend dat de overheid de fysieke ruimte ordent, waarbij, binnen die ordening, anderen dan ‘hun ding’ mogen doen. Anders wordt het een rommeltje, toch?! De overheid wijst een bouwlocatie aan, de projectontwikkelaar realiseert de woningen. Mijn stelling is dat het éven vanzelfsprekend is dat de overheid de digitale ruimte ordent. Daarvoor heb ik vier argumenten.
De overheid draagt, begrijpelijkerwijs met vele anderen, bij aan het verder brengen van maatschappelijke opgaven, aan het bieden van maatschappelijke meerwaarde met het oog op onze leefbaarheid, veiligheid en welzijn. Daarom heeft de overheid een vinger in de pap bij het organiseren van het onderwijs, bij de spreiding van de toegang tot gezondheidszorg, et cetera. Nogmaals gezegd, uiteraard spelen vele anderen daarin ook een cruciale rol, maar de democratisch gelegitimeerde overheid ordent, juist omdat het hier om essentiële kwaliteiten en voorzieningen gaat. En dat geldt onverkort ook de landelijke digital twin. Die is te belangrijk om aan anderen over te laten.
Er is ook een meer pragmatisch argument. Een digital twin is idealiter onlosmakelijk verweven met, wat heet, basisregistraties. Inmiddels zijn er daar meerdere van, zonder uitzondering betrouwbaar en van hoge kwaliteit. Niet toevallig is de overheid hiervan eigenaar en beheerder, het gaat hier immers om onvervreemdbaar maatschappelijk digitaal kapitaal. Datzelfde geldt daarmee in essentie ook voor het stelsel van digitale twins, de nationale twin dus.
Het twin-platform moet naar mijn smaak ook nog om een andere reden door de overheid worden beheerd. Er is de afgelopen reeks jaren een schat aan ervaringen opgedaan in het ontwikkelen van standaarden. In het fysieke domein, denk – om maar iets te noemen – aan de maatvoering van de vangrail. Maar zeker ook in het digitale domein, voor data-uitwisseling, voor het verknopen van applicaties, et cetera. In regionaal, nationaal en Europees verband. Met standaardisatie ordent de overheid de kwaliteit van interactie en bevordert ze de efficiëntie ervan. Zo ook ten aanzien van de nationale digital twin zou ik zeggen. Ik vind dat logisch in het verlengde daarvan liggen.
Het vierde argument ligt mij het meest na aan het hart. Dat gaat over het morele aspect. Een digital twin is geen neutraal verschijnsel, althans, in de toepassingsmogelijkheden ervan liggen directe ethische afwegingen ten grondslag. Vinden we het met elkaar wenselijk dat de ArenA data verzamelen om de functie van een crowd controlekamer te optimaliseren? En van wie zijn die data dan? Nou, het hoeft weinig betoog dat er honderd van dit soort moreel geladen vragen te stellen zijn. Het democratisch verantwoord en moreel-ethisch waarde(n)vol gebruiken van de nationale digital twin is mijns inziens essentieel om ook in dit digitale tijdperk als samenleving bij te dragen aan een wereld waarin we met elkaar als mensen willen wonen. We zijn geen Facebook, maar overheid.
Aan Violieske en Florianne is weinig digitaals en als zelfbewuste meiden zijn ze vooral van zichzelf. Het optuigen van een nationale digital twin is daarentegen juist een overheidsding. Ik kan niet wachten.
Jan van Ginkel is concerndirecteur en loco-provinciesecretaris van de provincie Zuid-Holland.