Of het nu gaat om corona, klimaatverandering of gegevensuitwisseling: luisteren we wel echt goed naar elkaar?
Het lijkt wel alsof de ruimte voor het onderling gesprek over standpunten langzaam verdwijnt. Kijkend naar mijn social media tijdlijnen, het nieuws of de politiek valt het me op dat mensen weinig naar elkaar luisteren. Elkaar proberen te begrijpen, lukt niet meer. Het eigen standpunt geldt als de algehele waarheid en dat van een ander deugt per definitie niet.
Een debat vindt nauwelijks plaats. Mensen proberen de opponent liever zo snel mogelijk in een hokje te plaatsen en weg te zetten als groep domme mensen. Of het nu gaat om actuele discussieonderwerpen als de bestrijding van corona, van racisme of klimaatverandering: je bent voor of tegen een voorstel. Het is links of rechts, nooit midden. Het is zwart of wit, nooit grijs. Bovendien wordt al snel de nadruk gelegd op eventuele inconsistenties in standpunten. Eenmaal gekozen voor zwart, mag je op een ander onderwerp natuurlijk niet voor wit kiezen.
Ik vraag me soms af waar de nuance is gebleven, waar de ruimte voor het inhoudelijk gesprek over perspectieven nog te vinden is. Discussies bestaan vaak uit het herhalen van standpunten en acties die de onderlinge afstand tussen voor- en tegenstanders verder vergroten. Onderzoek wijst uit dat juist het onderling contact, het gesprek en het uitvoeren van gezamenlijke activiteiten leiden tot beter onderling begrip. Dat gaat natuurlijk niet vanzelf, maar het lijkt momenteel steeds moeilijker te verdedigen als de juiste aanpak voor een complexe wereld dat bestaat uit vele tinten grijs. Liever strooien mensen met oneliners op relatief veilige afstand, veelal vanachter het toetsenbord. Het is menselijk en begrijpelijk om die complexiteit voor jezelf te versimpelen. Regelmatig ontdek ik dat mijn eigen acties net zo goed voortkomen uit vooroordelen over organisaties of voorkeuren voor werkwijzen. Het is alleen wel ineffectief als dat ten koste gaat van de grootste kracht van de mens, namelijk de kunst van het samenwerken. Samen kom je verder. Het leidt tot oplossingen en innovatie.
Dat geldt ook voor het tot stand laten komen van gegevensuitwisseling tussen organisaties of van gemeenschappelijke digitale voorzieningen bij de overheid. De ruimte nemen voor het continue onderling gesprek is wat mij betreft het belangrijkste criterium voor succes. Ik zie echter ook in dit soort trajecten de nodige polarisatie. Je bent voor of tegen decentrale oplossingen, je gelooft dat de overheid de oplossing moet bieden of je gelooft juist in marktwerking als de enige weg en ben je van een bepaalde organisatie dan kan dat nooit goed nieuws zijn ‘want die hebben het op een ander dossier echt laten liggen’. Afstemming is er dan op gericht de ander te overtuigen van het eigen gelijk. Krijg je die niet, dan is dat het bewijs om het vervolgens zonder samenwerking op te lossen. Soms is dat ook ingegeven door projecten met vooraf afgegeven planning. Een proces van onderling in gesprek zijn laat zich niet altijd goed in strakke planningen gieten. Jammer, want veelal leidt dat tot een suboptimale oplossing vanuit het perspectief van de organisatie of maatschappij.
Op zich is een suboptimale oplossing natuurlijk altijd beter dan geen oplossing. Dan moet je wel bewust geprobeerd hebben om samen te werken. Hoe kun je dat aanpakken? Ga met elkaar terug naar het gesprek over de gemeenschappelijke doelen en uitgangspunten. Meestal weet je elkaar op dat punt wel te vinden en blijken de meningsverschillen in de aanpak te zitten. Als partijen het eens zijn over de gewenste situatie, bespreek dan waar de belemmeringen zitten in het bereiken daarvan. In de meeste gevallen is dat terug te leiden naar afspraken die nodig zijn voor het onderling vertrouwen en onderling begrip. Lukt het om te begrijpen wat de ander tegenhoudt of juist wat diens motivatie is om wel stappen te zetten? Zoek dan met elkaar naar oplossingen die flexibel genoeg zijn om meerdere perspectieven te dienen.
Met andere woorden: zoek naar de tinten grijs die een goede mix zijn van het zwart van de ene organisatie en het wit van de andere. Puur Hollandse compromissen. Kies bijvoorbeeld voor gegevensuitwisseling een architectuuropzet met een decentrale insteek waarbij organisaties direct onderling gegevens uitwisselen in een netwerkstructuur. Dit netwerk functioneert zonder een centrale voorziening waar die gegevens fysiek mee worden gerouteerd of in worden opgeslagen. Laat vervolgens voor deelnemende organisaties in die gegevensuitwisseling de mogelijkheid open om wel samen een centrale voorziening in te richten of te hergebruiken. Deze ‘samenwerking binnen de samenwerking’ neemt dan als collectief deel in het netwerk. Voorstanders van een decentrale oplossing en voorstanders van een centrale oplossing kunnen daar waarschijnlijk beide mee uit de voeten. Tegelijkertijd doet het niet veel af aan de principes van beide oplossingen.
Een goede discussie met projectteamleden of met belanghebbende partijen heeft naar mijn ervaring in menig project tot betere oplossingen geleid. Durf elkaar daarin te begrijpen zonder direct de spatels te pakken voor het spitten van de loopgraven. Ik gun het iedereen die zich met gegevensuitwisseling en gemeenschappelijke digitale voorzieningen bezighoudt. Reken mij echter niet direct af op de momenten waarin ook ik soms iets te hard mijn eigen standpunt heb proberen door te duwen, zonder goed te luisteren. Niets menselijks is mij vreemd.
Indra Henneman is zelfstandig projectleider binnen de overheid en de zorg. Hij is betrokken bij projecten gericht op digitale dienstverlening, gegevensuitwisseling en afsprakenstelsels voor burgerregie.