Werken aan openbaarheid vanuit vertrouwen!
In haar opiniestuk “Doe niet zo krampachtig over openbaarheid, dat leidt alleen tot wantrouwen” in de Volkskrant van 11 januari 2024 krijgen we een kijkje in de ziel van Ineke van Gent. Haar argwanende opvatting, die achterdocht naar bestuurders en politici als vertrekpunt neemt, herken ik niet in mijn praktijk.
De prominente politica van GroenLinks, burgemeester van Schiermonnikoog en voorzitter van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) schrijft: “Eigenlijk vinden veel bestuurders en politici openbaarheid lastig. Vinden ze dat je mensen niet wijzer moet maken dan ze zijn. Dat ze zelf gaan over ‘hun’ informatie. Een houding die leidt tot ambivalent gedrag, tot ja zeggen en nee doen”.
Nieuwe kerntaak vraagt nieuwe inspanningen
In het afgelopen jaar heb ik als Ambassadeur Wet open overheid voor de VNG in tientallen gemeenten gesproken met burgemeesters, wethouders en raadsleden. En ja, zij moeten enorm wennen aan artikel 1 Wet open overheid (Woo). Vanaf 1 mei 2022 staat het recht voor iedereen op toegang tot publieke informatie voor het eerst in de wet. En op een wijze die op enig moment zo in de Grondwet zou passen. Voor overheden is openbaar maken van informatie een nieuwe wettelijke kerntaak geworden. Die omvat zowel het openbaar maken op verzoek (passief) als uit eigen beweging (actief). Vooral het aanpassen van werkwijzen en systemen aan de nieuwe taak van het actief openbaar maken is een immense opgave voor alle overheidsorganisaties, ook voor gemeenten.
Maar ik zie in de praktijk bij gemeenten geen reden de grondhouding van politici en bestuurders ten aanzien van transparantie en openheid in argwanende twijfel te trekken, zoals Ineke van Gent doet. Evenmin kun je bestuurders en politici bij de rijksoverheid, de provincies, gemeenten en waterschappen over één kam scheren. Gemeenten voerden bijvoorbeeld de voorgaande Wet openbaarheid van bestuur al lange tijd beter uit dan de rijksoverheid, maar de rijksoverheid kreeg altijd al ingewikkelder en omvangrijker Wob-verzoeken (nu Woo-verzoeken).
Met open blik onderscheidt men beter
Gemeenten werken hard aan transparantie van hun besluitvorming en openheid over hun functioneren. Zij lopen daarbij tegen talloze problemen aan, bijvoorbeeld noodzakelijke vergaande aanpassingen van de informatiehuishouding, schaarste van kennis en kunde op de krappe arbeidsmarkt, maar ook misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, zoals Ineke van Gent terecht opmerkt. De wet maakt het bijvoorbeeld mogelijk de gemeentelijke uitvoering te ontregelen met omvangrijke Woo-verzoeken. Dergelijke schoonheidsfoutjes in de wet zouden snel moeten worden gerepareerd.
Maar is dat ook waarschijnlijk? Voor wie wantrouwend kijkt naar bestuurders en politici, is het immers een peulenschil om de vele uitvoeringsproblemen waar de Wet open overheid (Woo) onder gebukt gaat te bestempelen als onwil van bestuurders. Ineke van Gent: “De onwil zie je terug in de gretigheid waarmee benadrukt wordt dat de Woo niet uitvoerbaar is. … Maar kunnen begint met willen”. Met dat cynische vertrekpunt, dient de vraag zich al snel aan hoe dan de vele uitvoeringsproblemen bij de Woo überhaupt als serieus en reëel te zien? Gemeenten kampen met reële problemen, waarvan sommige niet oplosbaar zijn zonder nieuwe informatietechnologie, wijziging van de wet of verruiming van de financiële middelen. Kunnen zij daarbij rekenen op een objectief Adviescollege?
Wie wantrouwen zaait, zal geen verbinding oogsten
Ineke van Gent stelt tot slot: “dat wij ons allemaal zorgen maken dat de overheid een gesloten bolwerk is geworden waarin mensen zich niet meer herkennen, waar ze zelfs last van hebben.” Naar mijn mening moeten we voorzichtig zijn met een dergelijk algemeen appèl op de maatschappelijke en journalistieke onderbuik. Veel meer is een verbindende houding en realiteitszin noodzakelijk van ieder die verantwoordelijkheid heeft voor het succesvol invoeren van en werken met de Wet open overheid. Zo wordt bij gemeenten algemeen aangenomen dat burgemeesters daarbij een zorgplicht hebben, zoals zij die hebben voor de kwaliteit van de besluitvorming in het algemeen. Ik weet zeker dat zij zich daarin graag op gezaghebbende, verbindende wijze gesteund zien.
Ik twijfel of er een passende inschatting van de maatschappelijke onderbuik uitgaat van de waarschuwing om eraan te appelleren als bestuurder/ambtenaar ;) Al zal het misschien wel appelleren aan het gemiddeld iBestuur lezerspubliek?
Vertrouwen is een fundamentele pijler binnen elke samenleving en onmisbaar voor een goed functionerende democratie. Het is het geloof in de betrouwbaarheid, integriteit en bekwaamheid van een persoon of systeem. In de context van de moderne, hoogopgeleide burger, wordt vertrouwen niet alleen gebaseerd op persoonlijke interacties maar steeds vaker ondersteund door diverse technologische en juridische instrumenten. Trust Ankers, zoals certificaten en digitale handtekeningen, spelen een cruciale rol in het technisch vertrouwen. Ze bieden een verifieerbare waarborg dat de informatie of transactie authentiek is. Dit helpt bij het reduceren van fraude en het verzekeren van de integriteit van gegevens. Legal Engineering, het toepassen van juridische principes in systeemontwerpen en processen, zorgt voor een juridische basis waarop men kan vertrouwen. Het borgt dat systemen en procedures voldoen aan wet- en regelgeving, wat cruciaal is voor het handhaven van vertrouwen in overheidsinstanties en hun besluitvorming. Semantic HTML, of het gebruik van HTML-markeringen om de betekenis en structuur van webcontent te definiëren, draagt bij aan transparantie en toegankelijkheid van informatie. Het maakt het voor gebruikers makkelijker om informatie te vinden en te verwerken, wat bijdraagt aan het vertrouwen in de bron.
Echter, deze technische en juridische instrumenten kunnen niet volledig de onderbuikgevoelens adresseren die vaak voortkomen uit perceptie. De perceptie van wantrouwen kan versterkt worden door snelle veranderingen binnen de maatschappij, media-framing, en persoonlijke ervaringen. Zoals Ineke van Gent in haar opiniestuk aangeeft, kan de houding van bestuurders en politici ten aanzien van openheid en transparantie ook argwaan wekken, ongeacht de feitelijke inspanningen die worden geleverd om aan wettelijke verplichtingen te voldoen. De functioneel-hierarchische digibeet heeft net zo’n moeite met de snel dataficerende samenleving als de gemiddelde burger zelf. Dus terwijl technische en juridische maatregelen essentieel zijn om een basisniveau van vertrouwen te garanderen, moeten we ook (juist) erkennen dat perceptie en emotie een significant effect hebben op hoe vertrouwen in de praktijk wordt ervaren. Daarom is het belangrijk om naast het onderbouwen van technisch vertrouwen, ook actief te werken aan positieve relaties en transparante communicatie om zo een gevoel van vertrouwen binnen de gemeenschap op te bouwen en te onderhouden. Dit gebeurt onze samenleving niet voor het eerst. Het is van alle tijden dat overheden en burgers moeite hebben om de snelheid van maatschappelijke ontwikkelingen bij te benen. De uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg in de 15e eeuw bijvoorbeeld. Ineens kon men snel en in grote hoeveelheden informatie reproduceren, met enorme impact op verspreiden van kennis, ideeën en cultuur. Vóór de boekdrukkunst was het kopiëren van boeken een langzaam en duur proces dat werd uitgevoerd door monniken en schrijvers; boeken waren zeldzaam en meestal alleen toegankelijk voor de elite. Door de democratisering van kennis kon ook ‘gewone man’ toegang krijgen tot kennis, wat aanleiding tot de Reformatie en de Verlichting. De boekdrukkunst leidde tot weerstand, bijvoorbeeld van de kerk en van staten die controle wilden houden over de verspreiding van informatie. In de context van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de digitalisering van de Staat, is het belangrijk om lessen te trekken uit de manier waarop de samenleving zich historisch gezien heeft aangepast aan grote veranderingen: het belang van openheid voor nieuwe technologieën, maar ook de noodzaak om voldoende ondersteuning en educatie te bieden aan burgers om deze transities te faciliteren.
Je wilt geen anti-data Luddieten. De Luddieten waren Engelse arbeiders die machines vernielden die zij zagen als een bedreiging voor hun banen. De industriële revolutie bracht een snelle vooruitgang in technologie die velen niet konden bijbenen, wat leidde tot sociaal-economische onrust.
Als individuen niet alleen de technologische en economische veranderingen moeten bijbenen, maar ook de implicaties ervan op de sociale structuur en hun dagelijks leven moeten zien te begrijpen, dan vereist dat levenslang leren, actieve deelname aan de politieke en sociale processen, het ontwikkelen van kritisch denken om informatie te kunnen analyseren, vooral in het tijdperk van snelle verspreiding van informatie en nepnieuws via sociale media. Het vraagt aanpassingsvermogen.
De Staat verschilt niet veel van andere legacy organisaties uit de vorige eeuw doordat ook zij te maken heeft met verouderde systemen en processen die gemoderniseerd moeten worden om aan de huidige eisen te kunnen voldoen. De overgang naar digitalisering, of ‘dataficering’, is een complex proces waarbij zowel technologische infrastructuur als de cultuur binnen de organisatie moet veranderen. Dit gaat vaak gepaard met groeipijnen, weerstand tegen verandering en kinderziektes in nieuwe systemen. Net als in het bedrijfsleven, moeten overheidsorganisaties zich aanpassen aan de nieuwe realiteit van het digitale tijdperk, wat tijd en geduld vergt van zowel de organisaties zelf als de burgers die zij dienen.