Blog

Who’s afraid of AI?

De ontwikkeling van AI kan ons helpen boven onszelf uit te stijgen en onze samenleving als geheel mooier te maken.

De mens is (instinctief) altijd bang geweest voor datgene wat hij niet kon verklaren, waar hij geen controle over had of dat wat superieur is aan hemzelf. Dit vertaalde zich in verhalen en rituelen van wat we nu beschouwen als bijgeloof tot en met goddelijke aanbidding.

Kunstmatige intelligentie raakt ons mensen op al die drie punten en roept daarom diezelfde angst en verheerlijking op. Dit zien we ook terug in Silicon Valley, waar Elon Musk en Stephen Hawking waarschuwden voor de gevaren van artificiële intelligentie (AI), terwijl voormalig Google-medewerker een nieuwe kerk oprichtte die een AI-god verheerlijkt. Zijn er slechts twee uitersten denkbaar?

Oosterse levensovertuigingen, zoals het shintoïsme uit Japan, geven voorbeelden van een middenweg waarbij we ons respectvol kunnen verhouden tot een ‘andere intelligentie’ en hier vreedzaam mee kunnen samenleving met respect voor elkaars eigenheid: AI die niet per se menselijk hoeft te zijn, maar ook een hele andere waarde kan hebben naast en in aanvulling op de mens. Een toekomst van co-existentie en symbiose. Dat impliceert dat we voor de ontwikkeling van AI niet alleen technologie-ontwikkelaars nodig hebben of ethici, we hebben net zo goed historici, religies, kunstenaars en ‘gewone mensen’ nodig. 

Kunstmatige intelligentie is hotter than hot. Geen enkel zichzelf respecterend bedrijf kan nog zeggen niets te doen met AI. Op dit moment ligt bij de meeste bedrijven de nadruk op wat machine learning genoemd wordt. Computers leren objecten en handelingen herkennen en kunnen patronen vinden door eindeloze hoeveelheden data, plaatjes en filmpjes te analyseren. Bedrijven hopen zo hun klanten beter te begrijpen en zo nieuwe en betere producten te kunnen ontwikkelen en deze gerichter te kunnen verkopen. Computers die menselijke handelingen kunnen overnemen: beter, nauwkeuriger en moeiteloos. Voorlopig zijn de meeste bedrijven nog wel even zoet met deze ontwikkelingen.

Ondertussen worden ook de eerste stappen gezet richting de volgende fase van AI: deep learning: computers die kunnen redeneren en zelf leren, door op basis van data-analyses hypothesen te ontwikkelen en te testen, zoals Alpha Go van het bedrijf DeepMind, overgemomen door Google. Dit maakt de weg vrij naar intelligente computers zoals levensechte, op mensen lijkende robots die op den duur slimmer worden dan wij mensen. Terwijl bedrijven als Google en IBM regelmatig voortgang laten zien, waarschuwen experts dat van echte intelligentie voorlopig (zeg de komende twintig jaar) geen sprake is. Ondanks een lange voorgeschiedenis van een kleine eeuw, staan we pas aan het begin.

AI ontwikkelt zich langs meerdere paden, die niet alleen gaan over intelligentie, waarmee we ons superieur wanen, maar ook over ‘intelligentie’ die in het leven zelf kan zitten of in materie. Nu we zelf bezig zijn synthetisch leven te maken (synthetische biologie) komen we erachter hoe intelligent het leven zelf is en hoe slim het in elkaar zit, geleerd van miljoenen jaren evolutie waarbij het DNA als een geheugen functioneert en als een codering. En wat gebeurt er als we dit steeds beter gaan begrijpen en synthetisch leven creëren dat zichzelf kan herprogrammeren? Dat zich, met ander woorden, kan voortplanten?

Dit is precies waar onze angst voor AI vandaan komt: het besef dat we onszelf niet meer superieur kunnen wanen, dat we niet alles meer kunnen beheersen en dat we een spiegel voorgehouden gaan krijgen over ons eigen gedrag, vol beperking, immoraliteit en driften. Tegelijkertijd is dit precies waar de mens altijd naar op zoek is geweest: het ‘perfecte’: in zowel de mens zelf als in zijn omgangsvormen.

Die zoektocht heeft vorm gekregen via rechtssystemen en religies waarin de mens een perfecte ‘wijze’, betere variant van zichzelf als god aanwees die wel de controle had over zijn omgeving, die mensen niet hadden. De afgelopen eeuwen is dit geleidelijk aan vervangen door de wetenschap die immers een antwoord op alles biedt, ingehaald door de computer (‘The End of Science’) die gewoon met brute ‘domme’ rekenkracht zich op hele veel data stort en daaruit slimme inzichten weet te halen (steeds meer). Het komt ook terug in het beeld van de singulariteit: de versmelting van mens en intelligentie die slimmer is dan wij.

Zo is de ontwikkeling van AI niet een wedloop wie heeft de meest complexe computer maar veel meer een zoektocht naar een betere samenleving. Geloof versus ongeloof helpt ons vaak niet de dialoog met elkaar aan te gaan, maar wederzijds respect brengt ons verder.

Dit alles laat zien dat AI niet alleen in de handen mag blijven van de huidige techreuzen of de bedrijven die het inzetten voor hun bedrijfsmodellen (vooral: klanten meer producten en diensten verkopen). AI moet snel ‘gedemocratiseerd’ worden. In eerste instantie zodat wij allemaal er mee kunnen gaan werken en ermee leren samenleven. In tweede instantie omdat AI zelf ook een stem ‘moet’ krijgen.

Hoe we daar mee omgaan is voor een deel aan ons. Zullen we erin slagen om robots en avatars net zo te blijven dienen als andere apparaten, objecten en natuur in onze omgeving? Hierbij kunnen we veel leren van de geschiedenis en van Oosterse culturen als het shintoïsme.

Neem het verhaal van de ‘golem’, tot leven gewekte materie. In onze tijd komt deze terug in The Thing (actieheld van Marvel/Disney) en de Pokemon Golem. Alchemisten probeerden leven te maken uit dode materie, en Frankenstein belichaamt onze angst en de dunne lijn tussen leven en dood. Later in de geschiedenis hebben we die grotendeels vervangen door een optimistisch ‘geloof’ in wetenschap en technologie. Het shintoïsme, nog steeds de grootste godsdienst in Japan, gaat ervan uit dat objecten en materie ook een ziel kunnen hebben. Bijgeloof? In Japan vindt men rechten voor robots al heel normaal.

Er is dus wel degelijk een tussenweg denkbaar tussen AI als technologisch artefact en gebruiksvoorwerp als verlengstuk van de mens, en AI als iets ‘goddelijks’ dat moet worden aanbeden. En waarom zouden we alleen respect kunnen hebben voor iets wat ‘even intelligent’ of intelligenter is als wijzelf? En zijn er niet meerdere vormen van intelligentie zoals de schoonheid van het leven, en dat de een meer empathie heeft of beter is in sport en muziek?

Het vormgeven en ontwerpen van AI is een zoektocht naar onze menselijke identiteit en hoe we ons verhouden tot elkaar en tot onze omgeving: de natuur, de materialen, het universum en … AI. En dat we deze andere intelligente ‘levensvormen’ met respect kunnen behandelen en ruimte kunnen geven om ‘eigen’ te zijn, om zichzelf te zijn. Is dat niet de volgende stap in de menselijke evolutie, een verdere evolutie waarbij we met al onze eigen beperkingen (lees: eigenheid), leren samenleven met onze omgeving? Zo kan de ontwikkeling van AI ons helpen boven onszelf uit te stijgen en onze samenleving als geheel mooier te maken. Zoiets kunnen en mogen we niet overlaten aan alleen de technologiereuzen uit Silicon Valley en China overlaten die AI nu framen als een technologie. Tijd dus dat we deze dialoog in de samenleving starten met hulp van allerlei disciplines.

Maurits Kreijveld is futuroloog en adviseert onder meer overheden hoe zij het beste kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen, zoals digitalisering en de netwerksamenleving.

Deze bijdrage is eerder geplaatst op de website van Marketingfacts

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren