Nieuws

‘Zet een premie op samenwerking’

Er wringt nog wel het een en ander in de digitale overheid, ontdekt Ruud de Vries - wethouder in Vlaardingen en sinds kort deeltijd ambassadeur van de Digicommissaris voor de gemeentelijke overheid. Hij wil best practices opschalen en denkt dat gemeenten makkelijker te porren zijn voor samenwerking als ze dat geld oplevert.

Ruud de Vries: “Laten we nou eens een keer niet de weg van penny wise, pound foolish kiezen.” Foto: Lex Draijer/De Beeldredaktie

Vlaardingen leent zijn wethouder voor onder andere Dienstverlening en Informatievoorziening een dag in de week uit aan Digicommissaris Bas Eenhoorn. Ruud de Vries, van huis uit bedrijfskundig informaticus, kreeg de rol van ‘ambassadeur gemeenten’. Zijn taak: bruggen slaan, processen versnellen, problemen signaleren en op het juiste bordje leggen. Hij wil financiële prikkels om de samenwerking aan te jagen.

U bent sinds februari aan de slag. Effectief is dat twintig dagen. Wat is u tot nu toe het meest opgevallen?

“De verschillende basisregistraties sluiten niet goed op elkaar aan. Soms is in de ene basisregistratie iets verplicht wat in de andere juist niet mag. Dat geeft verwarring. Daarnaast zitten er nogal eens hiaten in het stelsel van samenhangende basisregistraties – dat de basis is van alles – en in de praktijk blijken fouten heel moeilijk te repareren. Soms komen mensen in de problemen omdat hun gegevens niet goed in de Basisregistratie Personen staan. Dan wordt het leven heel erg ingewikkeld, want naarmate de overheid meer digitaliseert blijkt dan dat je eigenlijk niet bestaat. Dat mensen geen toeslagen meer krijgen of geen uitkering. Of dat op een locatie volgens de ene administratie veel meer mensen wonen dan in een andere administratie is geregistreerd. Daardoor kunnen een heleboel problemen ontstaan.”

En wat kunt u dan doen als ambassadeur?

“Waar ik als ambassadeur vooral mee bezig ben is om te ontdekken wat nou de rode draad is bij dit soort problematiek en hoe je dat kunt agenderen op de juiste plaatsen.”

U vraagt nadrukkelijk bij gemeenten om input. Wat voor meldingen krijgt u binnen op uw mailadres?

“Ik krijg nu in de eerste weken allerlei mails van mensen die met een probleem zitten en die graag gehoord willen worden. Bijvoorbeeld van ambtenaren die moeten werken met tabellen voor het toewijzen van woningen. In de praktijk worden online en analoog verschillende tabellen gehanteerd. Of iemand een groter of kleiner huis krijgt hangt af van de tabel die gehanteerd wordt. De ambtenaar wordt geacht met de analoge tabellen te werken, terwijl online andere tabellen zichtbaar zijn. De online overheid ziet er dan dus anders uit dan de offline overheid. Dan moeten die ambtenaren mensen gaan uitleggen dat ze niet krijgen waar ze via de online versie recht op denken te hebben.”

De online overheid ziet er soms anders uit dan de offline overheid

“Een ander punt is dat de wetgeving soms hopeloos achterloopt op de uitvoeringspraktijk, met name in het sociale domein. Dan krijg je de situatie dat je als gemeente een boete kan oplopen omdat je de wet niet naleeft. Bijvoorbeeld bij privacyvraagstukken. Die discussie speelt nu in meerdere domeinen. Daar houden gemeenten zich feitelijk niet aan de wet omdat de uitvoeringssystemen voorlopen op wetgeving die nog niet klaar is. De Digicommissaris wil daarom dat er veel beter wordt gekeken naar de wijze waarop nieuwe wetten worden gemaakt in relatie tot de uitvoeringspraktijk.”

Wat zijn uw speerpunten?

“Ik kijk naar wat de komende tijd de maatschappelijke uitdagingen zijn waar de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) een bijdrage aan kan leveren. Dan kom je al vrij snel op de verdere doorontwikkeling van het sociaal domein en de belangrijke rol van authenticatie daarbij. Als tweede de Omgevingswet waardoor gemeenten op een andere manier moeten gaan werken; zeg maar van buiten naar binnen denken en handelen in plaats van andersom. Daarnaast is er nog het thema van de regie die burgers moeten krijgen op hun eigen gegevens. Dat wil zeggen dat je zelf de baas bent over de informatie die wordt opgeslagen en dat dus niet langer de overheid bepaalt wie wat mag zien. En als laatste het versterken van de gemeentelijke democratie door het digitaal stemmen van uit huis mogelijk te maken. Zodra je dat verantwoord kunt doen kun je als rijksoverheid, maar ook als gemeente, mensen ook veel vaker raadplegen over allerlei zaken. Maar dan moet je natuurlijk wel zeker weten dat degene die achter de knoppen zit ook degene is die achter de knoppen zegt te zitten. Dat zijn vier aandachtsgebieden waar gemeenten op kunnen inspelen en hun voordeel mee kunnen doen.”

Hoe kan het toch dat gemeenten weer allemaal een eigen boekhoudsysteem hanteren om af te rekenen met zorgverleners in het sociale domein?

“Waarom hebben we 390 gemeenten en waarom hebben die allemaal hun eigen spullenboel? Dat geldt ook voor het sociale domein. Ze willen daar zelf hun autonomie hebben terwijl wat we eigenlijk zouden moeten willen is dat je het één keer laat bedenken en het door meerdere gemeenten laat uitproberen zodat je daarna kunt opschalen naar de rest. Dat blijkt in de praktijk erg lastig; je hebt de gemeenten nu eenmaal niet aan een touwtje. Je kunt niet zeggen: zo gaan we het doen! Maar dat zou voor bepaalde onderwerpen best wel het aanbevelen waard zijn. We kijken nu samen met de commissie Dienstverlening en Informatievoorziening van de VNG naar welke best practices er zijn en hoe we die kunnen opschalen naar meerdere gemeenten. Het is ook een speerpunt van de Digitale Agenda 2020 van de Commissie. Voor deelnemende gemeenten zou de financiering goedkoper moeten zijn. Dat zou wat mij betreft de weg zijn om te gaan. Dat je het aantrekkelijker maakt voor gemeenten om aan te sluiten bij wat er al is en voorkomt dat iedereen weer zelf het wiel probeert uit te vinden.”

Financiële prikkels dus, want ‘overtuigen en verleiden’ lijkt niet altijd te helpen.

“Nee, niet altijd. Het is wel de manier waarop we dat in Nederland doen, maar het zou helpen als we er hier en daar meer centrale regie op zetten. De discussie moet gaan over de vraag waar een gemeente nou echt onderscheidend is en waar niet. Op het gebied van de bedrijfsvoering liggen er mogelijkheden tot veel verdere samenwerking. Er ontstaan gelukkig ook samenwerkingsverbanden, zowel met de twee grote aanbieders van gemeentelijke software als daarbuiten.”

Maak het aantrekkelijker voor gemeenten om aan te sluiten bij wat er al ís

U heeft het over ‘de twee grote aanbieders’. Zijn dat er niet te weinig?

“Wat mij betreft wel. Er zijn ook gemeenten die zelf initiatieven ontplooien. Die vanuit één architectuur op zoek gaan naar de aanbieder die daar per onderdeel het best bij past. Dankzij open standaarden wordt het ook steeds meer mogelijk om andere partijen aan te haken. Dat mag wat mij betreft wel wat meer onder de aandacht komen. Open source en open standaarden geven meer flexibiliteit om de juiste dingen te doen.” “Het mooie van mijn rol is om helder te krijgen wat de praktische problemen voor burgers en ondernemers kunnen zijn. Het is de uitdaging voor de overheid om daar haar diensten omheen te organiseren. Dan moet je niet alleen kijken naar systemen en de informatievoorziening, maar ook naar het hele proces van wetgeving en de consequenties voor de uitvoeringspraktijk. Het gaat om de samenhang van die hele overheid. Gemeenten hebben zich de afgelopen tijd al redelijk losgemaakt van het denken in divisies en kokers. Daar is de organisatie steeds platter geworden, maar je ziet bij de Rijksoverheid dat die beweging er nog niet is en dat elk ministerie nog steeds vanuit zijn eigen koker denkt en maar heel moeilijk in staat is om te begrijpen dat een besluit waar meerdere ministeries bij betrokken zijn voor één bepaalde burger of ondernemer behoorlijk conflicterend kan zijn.”

Er wordt wel geweldig veel overlegd in gemeenteland. Het lijkt erop dat je – als je dat wilt – elke dag wel naar een bijeenkomst ergens in het land kunt waar gemeentefunctionarissen met elkaar een informatiseringsvraagstuk bespreken. Helpt dat eigenlijk wel?

“Ik ben ondertussen uitgenodigd voor tientallen workshops en conferentiedagen, maar ik ga het niet op die manier doen. Ik zou zeggen: schaf het af en zoek elkaar op, bijvoorbeeld via ‘social media’ of de ouderwetse telefoon. Ik zit niet zo te wachten op gestandaardiseerd overleg. Als het gaat om een inhoudelijk thema waar een oplossing voor is bedacht die men onder de aandacht wil brengen kan het ook anders, bijvoorbeeld door het aan te melden bij de Pilotstarter van de VNG. Dan kan een project relatief snel op het juiste niveau aan de orde komen, zonder dat 390 gemeenten weer met zijn allen een conferentie hoeven te hebben om dat allemaal weer uitgebreid te bespreken.”

De Digicommissaris klaagt over het gebrek aan structurele financiering van de digitale overheid. Wat merkt u daarvan in de praktijk?

“Er is zelden geld om dingen in één keer goed te doen en dat zou wel moeten. Je zou wat mij betreft bij de Omgevingswet moeten zeggen: laten we dat nu eens voor alle 390 gemeenten in één keer regelen. Dan moet er wel financiering op komen zodat het voor partijen ook interessant wordt om mee te doen. Laten we nou eens een keer niet de weg van penny wise, pound foolish kiezen. Ik vind dat als we een miljard uittrekken voor een Deltacommissaris om droge voeten te houden, het niet zo kan zijn dat we niet bij dat bedrag in de buurt komen als we het hebben over de digitale overheid. Onze digitale dijken staan hier en daar ook op breken.”

De voorzitter van de VNG-commissie Dienstverlening en Informatiebeleid, Jan Westmaas, zei vorig jaar in iBestuur dat die commissie probeert ambassadeur te zijn voor het verbeteren en versnellen van de digitale overheid. Nu bent u daar inmiddels ook als ambassadeur bij gekomen. Wat kan Ruud de Vries wat Jan Westmaas niet kan?

(lachend:) “Ik kan Jan Westmaas en zijn commissie ondersteunen en onderschrijven. Mijn rol is om vooral de ‘linking pin’ te zijn met het bureau van Bas Eenhoorn.”

Eén dag in de week is toch veel te weinig om dit werk goed te kunnen doen?

“Het fijne van één dag in de week werken is dat het je vanzelf dwingt te focussen. Zeker met al die overlegstructuren, die leveranciers en al die clubs daarnaast, waar je 240 uur in de week mee bezig kan zijn. Dat dwingt me om elke dag even na te denken of ik ergens aandacht aan ga besteden of niet. Ik krijg ook veel mails van gemeenten die hun interne uitvoeringsproblemen of die met hun leverancier melden, maar die moeten ze toch vooral zelf oplossen. Voor zaken die we collectief kunnen organiseren mogen ze altijd mailen. Of bellen.”

  • Fieke Krikhaar Zeeuws Archief | 11 juli 2016, 11:28

    Gelukkig zijn er ook overheden, zoals in Zeeland, die samen praktische instrumenten bedenken en elkaar helpen, vooralsnog met gesloten beurzen. Iedereen is welkom onze instrumenten te gebruiken!

    – ‘Flying information doctors’: collega’s helpen elkaar op alle terreinen van digitaal informatie beheer.

    – ‘Dashboard’, een praktisch schema om je digitale informatiebeheer op orde te krijgen. Zie link.

    provincies.pleio.nl/…

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren