“Zo snel als het kan en zo langzaam als het moet”
De ontwikkeling van de digitale overheid is voor verantwoordelijk minister Ronald Plasterk een geleidelijk proces. Het jaar 2017 is dan ook geen harde deadline voor volledig digitale communicatie met de overheid. Maar somber is hij niet.
De minister is net terug van een debat met een Tweede Kamercommissie over eID. Dat was heel wat minder hectisch dan zijn vorige ontmoeting met de volksvertegenwoordigers, die hij ternauwernood overleefde. Laconiek schuift hij aan voor een gesprek over informatieveiligheid en ‘verplichtende zelfregulering’, de databerg van de overheid en de digitale overheid van 2017. Maar voor Plasterk blijkt ICT ook onlosmakelijk verbonden met zijn leven als wetenschapper. Met DNA en ruitjespapier.
De overheid is een grote databerg. Bent u ervoor dat de overheid die informatie openzet, zoals Obama dat heeft gedaan?
“Ja, even afgezien van de privacyaspecten, ben ik ervoor om particulieren en bedrijven de gelegenheid te geven om die informatie te gebruiken om dingen te kunnen realiseren die we tot nu toe niet deden. Ik zag laatst een interessante toepassing waarbij de gegevens uit het Kadaster over de leeftijd van gebouwen werden gekoppeld met digitale kaarten, zodat je ineens via kleurcodes kunt zien hoe oud de bebouwing in straten en wijken is. Dat werd mogelijk omdat een of andere slimmerik heeft bedacht dat je met bestaande en openbare bestanden zoiets kunt doen. Zo kun je natuurlijk veel meer bestanden koppelen. Dat kan ook voor het maken van beleid interessant zijn, door bijvoorbeeld sociaal-economische indicatoren te koppelen aan dingen die in steden gebeuren. De overheid heeft natuurlijk enorm veel data en kan daarmee als launching customer nieuwe activiteiten stimuleren die dan ook voor anderen in de samenleving beschikbaar komen. Daar kan ik vanuit mijn ministerie ook een bijdrage aan leveren. We hebben sowieso de doelstelling om de interactie met de overheid in 2017 voor eenieder die dat kan en wil digitaal te maken, dus we zijn er al volop mee bezig.”
Om die digitale overheid van de grond te krijgen moet de basisinfrastructuur bij de overheid wel eerst op orde zijn. Die bestaat op papier uit 23 digitale bouwstenen. De mensen die daaraan werken willen dat gemeenten dat nog dit jaar implementeren, anders wordt het uitgangspunt van de digitale overheid per 2017 niet gerealiseerd. Zijn al die verschillende elementen nou even belangrijk of is er een prioriteitenlijst?
“Het is op dit moment niet nodig om prioriteiten te stellen. We doen het zo snel als het kan en zo langzaam als het moet. Mijn leraar Latijn zei vroeger altijd bij proefvertalingen: ‘Het moet zo letterlijk als het kan en zo vrij als het moet.’ We gaan niet op de rem staan, maar je moet je voortdurend wel realiseren of iets wel kan, of het verantwoord is, of de kwaliteit goed is. Daar begint het mee. Werk je met goede en betrouwbare bestanden? Weeg je het aspect van privacy voldoende mee?”
2017 is dus een streefdatum, maar geen harde deadline?
“Nee. Het is een streefdatum en ik heb nu geen reden om die los te laten. We gaan het proberen te halen, maar als op onderdelen blijkt dat er nog een tussenstap nodig is, zullen we die moeten zetten.”
Waar moet de overheid aan voldoen bij haar digitale communicatie?
“Je hebt in willekeurige volgorde vier criteria voor het digitaal opereren van de overheid. Ten eerste de kwaliteit van de gegevens. Als iets van de overheid komt, moet je er als burger van uit kunnen gaan dat het ook echt waar is. De overheid is niet zomaar een instantie. De overheid is wat anders dan de patatzaak van om de hoek. Ten tweede is er de gebruiksvriendelijkheid. Aan een berg onoverzichtelijke gegevens heb je niks, dus je moet het als overheid zo aanbieden dat iemand ook zijn weg kan vinden in die gegevens. In de derde plaats moet de overheid zich altijd zorgen maken over de i-overheid, privacyveiligheid van de gegevens en het voorkomen van fraude. Bestanden moeten dus goed zijn afgeschermd en in de vierde plaats moet de overheid de privacy kunnen waarborgen van de gegevens die burgers met een bepaald doel aan de overheid beschikbaar hebben gesteld. Die gegevens mag de overheid niet weer voor een ander doel hanteren.”
De overheid staat er wat dat laatste betreft niet echt goed op. Gemeenten die bijvoorbeeld slordig omspringen met het gebruiken van gegevens uit de Suwi-keten, allerlei veiligheidsvoorschriften niet toepassen of zonder duidelijke aanleiding snuffelen in de gegevens van bekende Nederlanders.
“De digitale revolutie is een geleidelijk proces. Gaandeweg dat proces moet je met je veiligheidsbewustzijn meegroeien. Vroeger stond er misschien wel eens op een gemeentesecretarie een la open zodat onbevoegden in de kaartenbak konden kijken. Toen werd in het ergste geval ergens een map uit een la gelicht. Wanneer je dat kunt doen met niet één la, maar met alle gegevens over alle burgers van Nederland, of wanneer je gericht kunt gaan zoeken, neemt de schade van één zo’n poging tot insluipen dramatisch toe. Je moet dus veel preciezer dan vroeger met dat soort dingen omgaan en dat zal men moeten leren. Het laconieke dat misschien bij kleine bestandsbeheerders ooit bestond, dat kan nu niet meer.”
Informatieveiligheid is cruciaal voor het vertrouwen van burgers. Waarom wordt er op dat punt door elke overheidslaag gewerkt met het begrip ‘verplichtende zelfregulering’? Waarom zegt u niet gewoon dat het geen verzoek is om toch vooral mee te doen met de programma’s om die informatieveiligheid te borgen, maar dat het gewoon moet!
“Bij sommige typen bestanden zeggen we dat ook en wordt dat wettelijk geregeld. Maar de verantwoordelijkheid voor informatieveiligheid in de eigen organisatie ligt in eerste instantie bij de gemeenten zelf. Ik kan uiteindelijk als het moet wel wetgeving als instrument gebruiken, maar het gaat vaak niet om geboden en verboden, maar om de vraag hoe je het nou inricht en opzet. Dan gaat het niet om 403 keer het wiel uitvinden. In de taskforce die de informatieveiligheid onder de aandacht brengt zit een aantal vertegenwoordigers vanuit de gemeenten, maar ook vanuit het Rijk, provincies, waterschappen en ZBO’s. We kunnen ervan uitgaan dat de afspraken die daar worden gemaakt bindend zijn. Als de conclusie van de taskforce is dat er iets is dat in de wet moet worden vastgelegd, kunnen we dat alsnog doen.”
Is de modernisering van de gemeentelijke basisadministratie voor u een hoofdpijndossier? Er is veel vertraging en het is al dertig miljoen duurder dan begroot.
“Ik heb niet zo gauw hoofdpijn. Maar we hebben er nu een heel goede programmaleider op en ik vind het programma zoals dat nu wordt uitgevoerd een goed programma.”
Hoe voorkom je dat de mensen de overheid als een digitaal monster gaan zien? De ombudsman stelde onlangs dat de overheid zich terugtrekt in de computer. Steeds meer mensen beklagen zich over automatisch gegenereerde mailtjes van de kant van de overheid waarop je niet kunt reageren. Niet iedereen lijkt blij met dit soort vooruitgang.
“We gaan digitaliseren om het voor de mensen en de overheid makkelijker en efficiënter te maken. Minder papier, betere service, snellere dienstverlening. Neem als voorbeeld het verstrekken van parkeervergunningen. Dat scheelt tegenwoordig een hoop heen en weer gestuur van papier. Maar burgers houden ook het recht om in persoon contact met de overheid te kunnen hebben. Op dat punt neem ik de opmerkingen van de ombudsman heel serieus. De overheid moet ook letterlijk een luisterend oor bieden aan mensen die dat nodig hebben. En ik heb de Tweede Kamer net toegezegd dat ik in een volgende rapportage over elektronische identiteit aandacht zal besteden aan de vraag hoe mensen die met verkeerde gegevens in de systemen van de overheid zitten dat kunnen melden en hersteld kunnen krijgen. Digitaal zakendoen met de overheid en de overheidsdienstverlening scoren – zo blijkt uit onderzoek – een voldoende bij burgers. Het kan altijd beter en daar streef ik ook naar, maar ik vind het beeld minder somber dan u schetst.”
Dwingt het streven naar een meer digitale overheid niet tot het vormen van grotere gemeenten? We hebben al een geval gehad van een burgemeester die opstapte omdat zijn eigen gemeenteraad met hem ruziede over een intergemeentelijk ICT-project waar hij ook leiding aan gaf.
“Gemeenten kunnen natuurlijk heel goed besluiten om met tien gemeenten die klein zijn samen een ICT-infrastructuur aan te leggen of uit te besteden, maar dat is voor het democratisch toezicht dan lastiger omdat zo’n individuele gemeente dan niet meer zelf de baas over zo’n project is. De uitdagingen op dat terrein kunnen ook een rol spelen voor gemeentebesturen bij de vraag op welke schaal ze hun bestuur willen organiseren en bij de afwegingen over gemeentelijke herindeling.”
Van ruitjespapier naar Big Data
“Toen ik als bioloog met mijn proefschrift op het gebied van DNA-onderzoek bezig was, net in de tijd dat je voor het eerst voor het eerst DNA kon aflezen, werd je nog beperkt in je mogelijkheden om informatie goed te kunnen verwerken. Dus ik heb aanvankelijk met ruitjespapier moeten werken. DNA bestaat uit vier letters G A T en C en dat noteerde ik dan in die vakjes om het te kunnen uitschrijven. Je kon een paar honderd van die letters op een pagina krijgen en als er een fout in bleek te zitten dan verschoof het aantal en dan moest je het eigenlijk helemaal opnieuw uitschrijven omdat het aantal per regel niet meer klopte. Geleidelijk aan kwamen er ponskaarten, een grote centrale computer en toen de desktop, waarbij voor het invoeren van gegevens uiteindelijk geen menselijke tussenkomst meer nodig was. Dat was de start van wat het humane genoomproject is gaan heten, dus het op grote schaal aflezen van DNA en dat kon alleen maar dankzij ICT. Zonder ICT had mijn hele vakgebied niet bestaan. Ik was bij de eersten op het gebied van informatica van biologische systemen en dat heeft nu een heel hoge vlucht genomen. Dat is een apart vakgebied geworden waar ik veel over heb gepubliceerd. In de jaren tachtig kreeg ik het VPRO-wetenschapsprogramma op bezoek en ik was net bezig een e-mail naar een collega in Cambridge te sturen. Dat wilden ze wel filmen. Grote verbazing over het feit dat je een regel tekst vanaf een groen scherm in één keer kon versturen en dat er dan binnen een minuut ook nog iets terugkwam, helemaal uit Cambridge. Ik heb mezelf HTML geleerd om mijn eigen website te kunnen maken. Ja, ik heb die hele ICT-revolutie van binnenuit meegemaakt.”