Nieuws

Alternatieven voor Facebook, Twitter en WhatsApp

Digitale dienstverlening is relatief eenvoudig via commerciële digitale platformen, zoals WhatsApp of Facebook. Maar wegen de economische en veiligheidsrisico’s nog op tegen het gemak? Op het iBestuur Congres ging Tweede Kamerlid Kees Verhoeven in gesprek met een panel en de zaal.

Op de voorgrond discussieleider Kees Verhoeven: “Hoe beteugelen wij de macht van technologie en platforms?”. Op de achtergrond (van links af) Hans Bos (Microsoft), Marcel Reuvers (Kadaster) en Patrick Spigt (gemeente Haarlem). Beeld: De Beeldredaktie

Ecosystemen van digitale platformen kunnen de overheid helpen met het waarmaken van haar eigen digitale transformatie. Gebruik van bestaande platformen van commerciële partijen, zoals Google, Apple en Facebook brengt echter economische en veiligheidsrisico’s met zich mee. Onder de Cloud Act heeft de Amerikaanse overheid het recht overal ter wereld gegevens op te vragen als die door een Amerikaans bedrijf zijn opgeslagen. Zo’n verzoek kan haaks staan op de AVG (Algemene verordening gegevensbescherming) die de privacy van Europese burgers wil beschermen. Dan zijn er de kwesties van machtsmisbruik en kartelvorming, waarvoor Google en Apple in de Verenigde Staten al miljoenenboetes hebben gekregen. En Facebook, dat ook eigenaar is van WhatsApp en Instagram, lijkt van het ene schandaal in het andere te rollen.

Veilige voordelen

De centrale vraag van discussieleider Kees Verhoeven was: “Hoe kunnen we de voordelen van digitale platform ecosystemen benutten, maar de economische en veiligheidsrisico’s daarvan vermijden, waardoor we deze in een vertrouwelijke en veilige overheidscontext kunnen toepassen?” In het panel zaten Hans Bos van Microsoft, Martijn de Waal van de Hogeschool van Amsterdam en medeauteur van het boek De Platformsamenleving, Marcel Reuvers van het Kadaster en Patrick Spigt van de gemeente Haarlem. Facilitator was Han Wammes van VNG. Verhoeven begon met het uiteenzetten van het spanningsveld waarin de overheid opereert. Hij noemde aan de ene kant de scheidsrechterrol –“hoe beteugelen wij de macht van technologie en platforms” – en aan de andere kant de rol van speler en afnemer. “Hoe geloofwaardig ben je als overheid als je beide rollen vervult?”, vroeg hij. “Moeten we willen dat UWV Facebook Messenger gebruikt om te communiceren met zijn klanten?” (Iets dat UWV sinds juni van dit jaar niet meer doet).

Alternatieven

Toen Verhoeven de zaal vroeg wie van de aanwezige gemeenten Facebook gebruikt in de communicatie met de burger, staken weinig mensen de hand op. Een medewerker van de gemeente Alblasserdam vond Facebook een heel handig middel om te reageren op vragen van burgers. Gevraagd naar alternatieven, antwoordde zij dat wie het platform niet wil gebruiken, terecht kan bij de website en de publieksbalie. Meerdere aanwezigen gaven aan alternatieven te hebben voor burgercontact via commerciële digitale platformen. Panellid Hans Bos pleitte voor het inzetten van het kanaal waar de burger zich bevindt. Persoonlijk vond hij het fijn dat zijn gemeente via WhatsApp met hem communiceert. Een deelnemer die bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) werkt, liet een ander geluid horen. “Het gebruik van cloudapplicaties is hoog in onze toren en die van andere. Dat zijn allemaal data waarvan we geen idee hebben wat er mee gebeurt. Ondanks alle uitgegeven miljarden en halleluja-innovaties hebben we nog steeds geen eigen platform.” Moest de rijksoverheid dan komen met een eigen chatdienst? vroeg Verhoeven. “Om mee te beginnen”, antwoordde de EZK-medewerker.

Nuances

Bos vond dat niet alle technologiebedrijven op één hoop moesten worden gegooid. Ook Martijn de Waal pleitte voor meer nuancering en dan vooral in het schetsen van kansen en bedreigingen. Spigt, trekker digitale transformatie bij de Digitale Overheid, vond dat de overheid in beginsel moet investeren in haar kernactiviteiten. Volgens hem dienen veel commerciële platformen niet de overheid, maar de consument. Platformen als Uber en Airbnb ondermijnen zelfs de macht van de overheid. Marcel Reuvers richtte de blik als strategisch adviseur bij het Kadaster vooral op de bron van de data en dan specifiek op de burger en diens persoonlijke gegevens. Hij sprak over “een digitaal kluisje met data” dat de burger kan ontsluiten voor wie en wat hij zelf wil.

Overheidsplatform?

“Wat zou dan een wenselijke situatie kunnen zijn?”, vroeg Verhoeven. Spigt pleitte voor het creëren van één digitaal overheidsplatform voor communicatie tussen overheid, burgers en bedrijven. “We kunnen de huidige platformbedrijven benutten, maar partners kiezen die ons helpen om de ‘core’ zelf te behouden.” De Waal vulde aan dat Facebook van alle platformen het minst favoriet is: “Zij kijken anders tegen privacy aan dan wij en de overheid moet vertrouwde bronnen bieden.” De kluisjesgedachte vond hij een mooie, het idee dat iedere burger de bron is voor zijn eigen persoonlijke informatie en dat de overheid daar met toestemming de nodige data kan uithalen. Reuvers knikte instemmend: “De burger als bronhouder.” Spigt vond dat de kracht van de overheid in haar eigen publieke waarden zit en die moet invullen met een eigen platform. Verhoeven telde in het publiek slechts een handvol felle tegenstanders van dat idee. De heersende opinie in de zaal: het faciliteren van communicatie tussen mensen is geen taak van de overheid.

Digitale identificatie

De gehele discussie verschoof toen een medewerker van de Raad van de rechtsspraak begon over digitale identificatie en authenticatie: “Het is onbegrijpelijk dat er na zoveel jaren nog geen digitale variant is van ons paspoort. De overheid gaat niet over communicatiekanalen. Zij moet zorgen over identiteit en authenticatie. Inloggen met je identiteit om transacties te sluiten met de overheid, hoe moeilijk kan het zijn?” Het gesprek ging nu over het ideale middel waarmee burgers digitaal transacties kunnen doen met bedrijven en overheidsinstanties. Spigt noemde als bestaande oplossing de IRMA-applicatie van de gemeente Nijmegen. “Eén om te volgen,” beaamde Verhoeven. Reuvers pleitte voor een onderscheid in formele en informele communicatie. Voor informele communicatie vond hij Facebook en WhatsApp prima kanalen, maar voor formele was toch echt authenticatie en identificatie nodig. Bos wees zijn collegapanelleden op de Berichtenbox van de overheid: “Daarmee kunnen we al heel wat zorgen wegnemen.”

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren