Nieuws

De informatiesamenleving van Franc Weerwind

De overheid moet niet alleen digitaliseren, maar vooral zorgen voor samenhang. Digitale overheidsdiensten werken veel beter als ze niet zitten opgesloten in kolommen en domeinen, maar als ze in samenhang worden bedacht en toegepast. Vooral omdat de klant daar beter van wordt, stelt Franc Weerwind, de burgemeester van Almere.

Franc Weerwind, burgemeester van Almere. Beeld: Lex Draijer/De Beeldredaktie

Eind vorig jaar verbaasde Franc Weerwind met een opiniestuk in het dagblad Trouw waarin hij het ‘verbijsterend’ noemde hoe weinig oog het nieuwe kabinet in het regeerakkoord heeft voor de ‘informatiesamenleving’. De wenkbrauwen gingen in Den Haag omhoog, omdat men daar juist in de waan verkeerde zojuist het meest digitale regeerakkoord ooit te hebben gepubliceerd. Was hier sprake van een misverstand? Verantwoordelijk staatssecretaris Knops stuurde een uitnodiging voor een kennismakingsgesprek en dat heeft inmiddels plaatsgevonden. Weerwind benadrukt dat hij vooral een praktisch vervolg wil op het rapport ‘Maak Waar’ van de Studiegroep Informatiesamenleving en Overheid waarvan hij namens de VNG deel uitmaakte. “De overheid moet meer als één geheel opereren, daar gaat het mij om.”

U wilt meer mogelijkheden om databases te koppelen als onderdeel van de schuldhulpverlening. Waar loopt u in de praktijk tegenaan, bijvoorbeeld in Almere?

“Wat onze wijkteams zien is dat ze in de dagelijkse praktijk te maken hebben met klanten waar- van de gegevens over bijvoorbeeld hun schulden en andere verplichtingen in verschillende databases zitten, zowel binnen de gemeente, maar ook bij allerlei instanties daarbuiten, zoals de Belastingdienst, het Centraal Justitieel Incasso Bureau, UWV, SVB, noem maar op. Dat zijn instanties die onafhankelijk van elkaar bijvoorbeeld boetes opleggen wegens te laat betalen. Je hebt dan te maken met een stapeling van verschillende schuldeisers die ook nog eens met elkaar concurreren als het gaat om het binnenhalen van hun vordering. Daar komen mensen dus helemaal niet meer uit en ook hun hulpverleners niet als ze onvoldoende zicht hebben op wat zich allemaal afspeelt.”

Maar u kunt niet lukraak met allerlei databases aan de gang. Er is toch een wettelijke basis voor context- en domeinoverschrijdende uitwisseling van gegevens nodig?

“We denken dat het privacyprobleem in het geval van deze koppelingen van bestanden is op te lossen met behulp van blockchaintechnologie. In Utrecht wordt daar op dit moment mee geëxperimenteerd in de vorm van een soort huishoudboekje voor probleemhulpgezinnen en daarmee wordt zo’n gezin begeleid en ondersteund. Het voorkomt in elk geval dat verschillende onderdelen van de overheid als schuldeisers over elkaar heen tuimelen en dat de problemen alleen maar groter worden. Je moet in een informatiesamenleving met dat soort zaken aan de gang en daar willen we van de Rijksoverheid ook de ruimte voor krijgen. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet het probleem ook en die wil graag met ons meedenken hoe we de privacyproblemen die zich bij deze aanpak kunnen voordoen kunnen worden opgelost door gewoon nieuwe technologie toe te passen zonder dat je de privacy van het betrokken individu aantast. Dat helpt om mensen uit een benarde situatie te krijgen.”

Met trial and error en je weg vinden op een nieuw terrein is niets mis

Je ziet in gemeenteland heel veel volstrekt autonome ontwikkelingen op dit gebied. Amsterdam en Rotterdam werken met een ‘zelfredzaamheidsindex’. In Eindhoven en omgeving sleutelen ze aan een platform voor het sociale domein. Dat lijkt weer erg op waar een aantal gemeenten in Noord-west Friesland mee bezig is. Wigo4it werkt de komende zeven jaar in stappen aan een platform-cliëntomgeving op het gebied van de inkomensverstrekking. Waar is de regie?

“De gedachte achter het VNG-programma ‘Samen Organiseren’ is dat er op verschillende plaatsen in het land door gemeenten zaken kunnen worden ontwikkeld, maar dan wel vanuit het idee dat het uiteindelijk bruikbaar moet zijn voor alle 380 gemeenten. Daarom kennen we ‘koplopergemeenten’. Door goed te kijken waar de kansen liggen om uiteindelijk burgers goed van dienst te zijn kun je zaken die in gemeente A zijn ontwikkeld ook gebruiken op andere plaatsen. Dat is de methodiek die de VNG heeft ingezet en dat is een grote stap vooruit.”

Ik zie de methodiek wel, maar vooralsnog zijn het allemaal goede voornemens. Ik vraag me bijvoorbeeld af waarom een gemeente als Almere zich nooit heeft aangesloten bij het initiatief van de G4, het opzetten van Wigo4it. Dat bestaat inmiddels al tien jaar.

“Sommige zaken zijn historisch nu eenmaal zo gegroeid. Het was een initiatief van de vier grootste gemeenten en wij zijn de achtste gemeente van Nederland. De situatie is nu zo dat we volgen wat er bij en door Wigo4it allemaal wordt ontwikkeld en daar sluit je dan op aan of niet. Gemeenten leren steeds meer van elkaar. 120 gemeenten werken inmiddels met een benchmarktool waarmee je kunt zien of je het beter of slechter doet dan het gemiddelde op terreinen als de interne huishouding, het personeelsmanagement, de duurzaamheid van je gemeente en noem maar op.”

Het gemeentelijke ICT-landschap is ook historisch gegroeid. Dat heeft een hoop legacy opgeleverd waarvan in ‘Samen Organiseren’ wordt gesteld dat het anders moet. Hoe gaat u dat in uw type informatiesamenleving oplossen met die leveranciers?

“Leveranciers zijn geen ‘Angstgegners’ of tegenstanders. Daar zit ook een hoop kennis en kunde die je moet benutten. We moeten wel als gemeenten onze opdrachtformuleringen verder professionaliseren en meer samen inkopen. Softwareleveranciers spelen nog steeds een belangrijke rol en ik zie dat ook niet veranderen. Ze maken goed gebruik van de verschillende gebruikersverenigingen waardoor ze beter kunnen inspelen op wat er nodig is. Het is ook belangrijk dat er een goede informatie-uitwisseling met de leveranciers is, bijvoorbeeld als het gaat om de aanpak bij datalekken en securityvraagstukken. Gemeenten beheren nogal wat gegevens die bedrijven op grond van de wet aan hen moeten leveren en ze moeten erop kunnen vertrouwen dat die data veilig zijn voor hacks en andere bedreigingen. Voor burgers geldt hetzelfde.”

De Basisregistratie Persoonsgegevens is een van de belangrijkste stukken gereedschap waar gemeenten mee moeten werken. De poging om dat gereedschap te moderniseren tot een onderdeel dat nodig is voor de informatiesamenleving is mislukt. De gemeenten hebben inmiddels hun voornemen om dan maar zelf met de brokstukken aan de gang te gaan ook laten varen. Hoe moet dat verder?

“De modernisering BRP begint een ontzettend moeilijke exercitie te worden. De gemeenten hebben goede overwegingen om er niet zelf aan te beginnen als ze van de staatssecretaris niet alle onderdelen mogen gebruiken die ze daarvoor nodig hebben. Er moet nu echt iets worden bedacht wat uitvoerbaar is in de praktijk. Het is natuurlijk treurig als juist zo’n belangrijk onderdeel voor de bouw van de toekomstige informatiesamenleving niet van de grond komt. Ik heb daar in die zin ook met staatssecretaris Knops over gesproken en ik vind dat we elkaar professioneel moeten blijven uitdagen om tot een oplossing te komen. Gewoon blijven praten met de juiste mensen aan tafel die elkaar versterken en kunnen en willen doorpakken.”

Leveranciers zijn geen Angstgegners

Uw pleidooi om meer op te treden als één digitale overheid kan vooral vorm krijgen bij de nadere uitwerking van de nieuwe Omgevingswet. Om die te laten werken is een uitgebreid en samenhangend digitaal netwerk nodig dat we kennen onder de naam Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), maar dat ligt nog bijna helemaal op de tekentafel. De ambities van de wet zijn heel groot. Hoe groot is de kans dat we hier te maken krijgen met een groot tot mislukken gedoemd ICT-project?

“Het Digitaal Stelsel Omgevingswet is een verschrikkelijk moeilijke klus. Het vergt om te beginnen een totaal andere manier van denken van alle betrokkenen aan de kant van de overheid. Tot nu toe was het uitgangspunt bij de ontwikkeling van de ruimtelijke ordening dat de overheid op aanvragen om iets te mogen ondernemen altijd reageerde vanuit het principe ‘nee, tenzij’. Dat wordt nu ‘ja, mits’. Dat is een totaal andere grondhouding en dat vergt dus ook van iedereen in het ambtelijke circuit een totaal andere focus. Als nou de ambitie is om uiteindelijk een situatie te bereiken waarbij een burger met één druk op de knop op de google maps-manier inzage kan krijgen in alles wat relevant is voor die locatie, dan moet je informatietechnisch nogal wat optuigen om dat mogelijk te maken.”

“Ik ben over de kans dat dat ook gaat lukken niet wanhopig, maar wel realistisch. Je zult je voortdurend moeten afvragen of het past binnen het beoogde tempo, of er per onderdeel niet meer tijd nodig is. Delen van de Omgevingswet worden op dit moment uitgeprobeerd in de wijk Oosterwold in Almere en daar lopen we ook tegen zaken aan die we niet hadden voorzien. Het uitgangspunt is dat mensen daar meer ruimte krijgen om iets te bouwen en te realiseren binnen de eigen woonwensen. Je zult met veel pragmatiek en met vallen en opstaan de problemen één voor één moeten oplossen. Gewoon trial and error en je weg vinden op een nieuw terrein. Daar is niets mis mee. Je moet ook fouten mogen maken. Daar is in het rapport ‘Maak Waar’ ook voor gepleit. Zeker, dat kost geld en dat kost mensuren, maar dat moet je durven.”

Download iBestuur magazine nummer 25 (PDF)

  • Jan van Til | 7 februari 2018, 20:31

    “Het Digitaal Stelsel Omgevingswet is een verschrikkelijk moeilijke klus. Het vergt om te beginnen een totaal andere manier van denken van alle betrokkenen”. Graag mee eens, ja – inderdaad, “van alle betrokkenen”, dus niet alleen van de overheid; óók van IT-ers – de lui die DSO ontwerpen/bouwen!
    Óók aan de zijde van IT-ers vergt het “een totaal andere manier van denken” en daarna volgt onontkoombaar, want zo gaat dat nu eenmaal, die totaal andere manier van dóen! Wat denken-en-doen IT-ers bij DSO zoal kwalitatief ànders?

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren