Nieuws

‘We zullen dingen anders moeten doen!’

Acht maanden staat staatssecretaris Raymond Knops (CDA) inmiddels aan het roer van de digitale overheid. “Ik had al gauw door dat ik hier niet in een gespreid bedje terecht ben gekomen”. Knops staat voor de opgave de digitale dienstverlening op orde te houden, maar wil ook stap voor stap experimenteren.

Beeld: Lex Draijer/De Beeldredaktie

Eind juni verschijnt de Nederlandse Digitaliseringsstrategie, een inventarisatie van de uitdagingen voor de maatschappij als gevolg van de digitalisering en de rol die dat vraagt van de overheid. En ondertussen wordt Knops achtervolgd door de erfenis van zijn voorgangers; zorgvuldig doorgegeven hete aardappels als BRP en eID, terwijl aan de horizon alweer het ongrijpbare Digitale Stelsel Omgevingswet opduikt.

Hebt u iets met ICT?

“Ja, mijn echtgenote is ICT’er” zegt hij lachend. “Ik heb geen achtergrond vanuit de ICT. Wel heb ik me als Kamerlid beziggehouden met ICT bij Defensie.”

Toen ze u vroegen voor deze baan, dacht u natuurlijk: Yes, daar zit de overheids-ICT ook bij en dat heb ik altijd al willen doen!

“Ik wist natuurlijk ook wel dat de combinatie overheid en ICT vaak in de aandacht staat. En dat is niet meteen het deel van een portefeuille waarvan mensen zeggen: dat vind ik leuk om te doen. Ik zie er wel de uitdaging van in. Ik ben geen ICT-specialist, maar meer van het principe ‘vreemde ogen dwingen’. Ik stel heel veel vragen om erachter te komen hoe een coördinerend bewindspersoon digitale overheid het beste sturing kan geven, ook in relatie met het werk van mijn collega’s bij Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid.”

En?

“De diversiteit aan ICT-projecten bij de overheid is enorm, er gebeurt heel veel en we weten allemaal dat ICT een ‘gamechanger’ kan zijn. Om te kunnen sturen moet ik weten waar we naartoe willen met z’n allen, wat de overheid als haar rol ziet in deze hele technologische transformatie. De overheid is redelijk geperfectioneerd, maar van oudsher wel helemaal opgebouwd als een analoge organisatie. Fijnmazig ingeregeld met wetgeving, sociale voorzieningen en een belastingsysteem. Om dat in samenhang te digitaliseren is heel wat anders dan papier vervangen door elektronische databestanden. Je moet je als overheid opnieuw de vraag stellen wat de beste manier is om onze diensten te leveren. Daarom zullen we dingen anders moeten doen.”

Gaat u op de winkel passen, zaken aanscherpen, dingen stopzetten, knopen doorhakken? Hoe ziet u uw rol in dit krachtenveld?

“Ik heb me afgevraagd: hoe ziet dat speelveld eruit, wie acteren daar allemaal, met welk doel en hoe verhoudt zich dat tot elkaar? En dan zie je een kluwen met veel losse draadjes en als je wilt sturen moet je wel weten aan welk draadje je trekt. Dat geldt niet alleen voor mij, maar voor al mijn collega’s in het kabinet. We hebben nu een overheidsbreed digitaal beleidsoverleg ingericht waarin we proberen een gemeenschappelijk beeld neer te zetten en goed zicht te houden op de ontwikkelingen. Het beeld dat we daarbij hebben publiceren we nog voor het reces van de Tweede Kamer in de ‘Nederlandse Digitaliserings Strategie’. We hebben natuurlijk ook nog de komende Wet Digitale Overheid waarmee de wetgever kaders kan stellen en waarbij ook de uitvoeringsorganisaties een rol hebben. En je kunt ook nog sturen met geld. Niet met extra geld overigens, maar met het meer doelmatig bij elkaar brengen van bestaande geldstromen.”

Uit een onderzoek van I&O Research kwam laatst naar voren dat Rijks- en gemeenteambtenaren niet erg tevreden zijn over de resultaten tot nog toe van de digitale dienstverlening van de overheid. Ze klagen over onvoldoende regie, onvoldoende samenhang en onvoldoende ondersteuning om de eigen doelstellingen te realiseren. Voelt u zich aangesproken?

“Ik had al gauw door dat ik hier niet in een gespreid bedje ben gekomen. Het gaat ook over de perceptie bij mensen. Veel ambtenaren vinden dat het te langzaam gaat. Aan de ene kant wil je als overheid niet achterop raken en meegaan in de ontwikkelingen en tegelijkertijd kun je niet voor de troepen uit gaan lopen. Bedrijven kunnen zich veroorloven om delen van hun klantenbestand gewoon af te schrijven als ze dat beter uitkomt. De overheid kan dat dus niet. We hebben de verantwoordelijheid om iedereen mee te nemen bij het digitaliseringsproces. Dat is ook van invloed op de snelheid van de veranderingen die je kunt doorvoeren. Wij zijn een inclusieve overheid. Je zet in op het hoofdspoor, maar je houdt rekening met de mensen die een andere benadering nodig hebben.”

De basis moet op orde zijn. Zoals bijvoorbeeld het Stelsel van Basisregistraties. Vlak voor uw aantreden is het werk aan de Basisregistratie Personen (BRP) stopgezet en er is inmiddels een ‘health check’ verschenen waarin staat dat de huidige BRP nog wel vijf tot zeven jaar meekan. Wat gaat u nu doen, nog jarenlang pleisters plakken?

“Voor mij geldt welke handelingsperspectieven ik in dit geval heb. Moet er nu meteen iets gebeuren? Dat is volgens mij niet het geval, kijkend naar de health check die is uitgevoerd. Natuurlijk moet je de les ter harte nemen dat als je zoiets ontwikkelt je het op kleine schaal moet doen. En je moet ook de neiging onderdrukken om steeds tijdens het proces weer nieuwe wensenlijstjes neer te leggen. Dat is een recept voor ongelukken. Bij de BRP zijn de horizons een aantal keren verschoven waardoor uiteindelijk niemand meer leek te weten waarom men er mee begonnen was en waar men uit wilde komen. En daar zat ook nog onduidelijkheid bij over de vraag wie nu precies opdrachtgever en wie opdrachtnemer was. Daar hebben we nu een helder rapport over. Geld en investeringen zijn weg, we zaten op een dood spoor, de Tweede Kamer heeft gesproken, dan moet er opnieuw begonnen worden. Mijn absolute ambitie is om vooral de verwachtingen te gaan managen. Alle deskundigen die ik gesproken heb zeggen: je moet het stap voor stap doen.”

Zo’n redenering moet dan toch ook gevolgen hebben voor hoe het verder gaat met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Dat heeft alle kenmerken van waarom het met de BRP is misgegaan. Het loopt ook alweer tien jaar; er zijn torenhoge ambities en veel losstaande initiatieven; het is onoverzichtlijk waar precies wat gebeurt en er is geen prioriteitsstelling, alles lijkt even belangrijk?

“De Omgevingswet is buitengewoon complex. In dat kader lopen heel veel ICT-projecten bij de verschillende departementen. Ik heb geen glazen bol, maar ik ben ook niet iemand die zegt: het komt wel goed! Risico’s blijven er altijd. Ik ben niet de guardian angel van de digitale overheid. Ik ben soms bewaker, soms initiator en dan weer coördinator. Al die rollen lopen door elkaar. Het Bureau ICT-Toetsing (BIT) doet zijn werk en ik zie soms reportages die niet mals zijn. Ik kan niet garanderen dat er geen dingen fout gaan. Het enige wat ik kan doen is proberen de kans op fouten te minimaliseren en de negatieve effecten zo klein mogelijk houden. Overigens ben ik erg voor experimenten. Je moet ook fouten durven maken. In het bedrijfsleven noemen ze dat gewoon innovatie en daar gebruiken ze een deel van hun budget voor. Dat rendeert soms heel laag, maar het is ook vaak heel winstgevend. De kramp die door het mislukken van een aantal grote ICT-projecten is ontstaan, moet er niet toe leiden dat de overheid niet meer durft te experimenteren met nieuwe vormen van dienstverlening.”

Er wordt ook al heel lang gesleuteld aan de opvolger van DigD, het eID-stelsel. Een goed stelsel van authenticatie en identificatie is heel belangrijk voor de digitale economie. Inmiddels is daar ook al heel veel geld in gaan zitten. Wanneer komt er nu een volwaardige opvolger van DigD?

“Dat project loopt inderdaad al lang en zal ook nog een hele tijd lopen. Dat is niet iets met een begin en een einde. De technologie verandert voortdurend, de beveiligingstechnieken veranderen ook. Ook hiervoor geldt dat je een weg bewandelt waarbij zich ook steeds weer nieuwe mogelijkheden voordoen.”

Maar daaruit moet op enig moment toch worden gekozen?

“Ik ben nog niet aan besluitvorming toe. Die wordt wel intern voorbereid, waarbij we ook kijken of je ook met private technieken hogere authenticatie en veiligheidsniveaus kunt krijgen.”

Bent u niet jaloers op uw Belgische collega Alexander de Croo. Die mag zichzelf minister van Digitale Agenda noemen en die heeft de mogelijkheid geïntroduceerd om gewoon via je mobieltje via een app bij de overheid in te loggen. Waarom gaan wij dat niet doen. Je telefoon als inlogmiddel?

“Daar zijn we al mee bezig. Er lopen wat experimenten. We hebben nog enkele technische vraagstukken. Maar het is interessant want uiteindeljk is een mobieltje de lifeline voor iedereen. Dus als je dat platform als centraal point of gravity ziet en daar op doorontwikkelt; ik geloof er heel sterk in dat dit de toekomst is.”

Het interessante van de Belgen is dat ze dat hebben ontwikkeld samen met drie telecombedrijven en de banken. Eén van de losse eindjes in uw eID-dossier is de vraag of we nou gaan werken met een kaartlezer of niet. De banken nemen al afscheid van hun kaartlezers. Waarom zou de overheid die alsnog gaan invoeren?

“Dat is een goeie vraag. Die ligt dus ook op tafel! Historisch gezien was de overheid degene die de kaders stelde, maar nu worden de normeringen, de toepassingen en de gebruikstechnieken niet langer alleen door de overheid bepaald, maar meestal door de markt. Dus de overheid moet ook heel nauw met die markt samenwerken en niet meteen eigen dingen ontwikkelen, maar kijken naar de dingen die er zijn. Waarbij de veiligheid en de integriteit van die gegevens natuurlijk voor de overheid een extra dimensie heeft, want wij zijn verantwoordelijk voor gegevens die aan de overheid zijn verstrekt. Ik kan niet de banken of de verzekeraars verantwoordelijk houden als er zorggegevens op straat komen te liggen. Het waarborgen van die veiligheid is cruciaal voor het vertrouwen in de overheid.”

Ik ben niet de guardian angel van de digitale overheid. Ik ben soms bewaker, soms initiator en dan weer coördinator

De overheid werft stevig op de ICT-personeelsmarkt, net als het bedrijfsleven. Een ding staat vast. Er is te weinig aanbod. Iedereen loopt dus het risico om met structurele onderbezetting en halve formaties te blijven zitten. Moeten er geen afspraken komen om dat te voorkomen?

“Een tekort is een tekort en als we het hebben over een Nederlandse Digitaliseringsstrategie dan zetten wij in op technologisch onderwijs als instrument voor de toekomst. Dat betekent heel simpel dat we bij de studiekeuze al moeten zorgen dat er daar voldoende mensen instromen. Je bent als overheid kansloos als je op arbeidsvoorwaarden moet concurreren met de markt bij een tekort aan ICT’ers. Dus je blijft afhankelijk van de markt en ik vind het ook niet erg om met de markt samen te werken zolang we er maar niet afhankelijk van worden. Ik heb een club jonge ambtenaren de ruimte gegeven om nieuwe initiatieven te ontplooien en connecties met onder meer het bedrijfsleven te zoeken. We kunnen als overheid wat toevoegen voor mensen die maatschappelijke impact willen hebben met hun werk.”

Is het denkbaar dat u een arrangement maakt met de markt waarbij bijvoorbeeld wordt afgesproken wie voor welke activiteiten mensen werft? Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat de overheid blockchainspecialisten aan de markt laat en dat de markt ruimte laat aan de overheid voor functies die de overheid heeft op het punt van consolidatie van bestaande systemen en projectmanagement?

“Ik heb met Nederland ICT gesproken en ik vind het heel interessant om met bedrijven samen te werken. In de bouwwereld zie je dat ook met het Rijksvastgoedbedrijf bijvoorbeeld. Alleen, er zit altijd een conjunctureel element in. In tijden van hoogconjuctuur heeft iedereen een tekort en heb je allerlei verdringings- en waterbedeffecten. Dus als je met elkaar kunt afspreken dat je voor bepaalde grote projecten mensen uit het bedrijfsleven beschikbaar hebt, dan ben ik daarvoor, mits je dan ook allerlei problemen rond aanbestedingen weet te tackelen. Ik zie dat meer als een kans dan als een probleem. Ik geloof heel sterk in de uitwisseling van publiek-privaat. Ik vind dat dat veel te weinig gebeurt. Dat zou je met arrangementen kunnen bevorderen.”

De gemeenten hebben ineens een soort emancipatiedrang als het gaat om hun digitaliseringsactiviteiten. Ze gaan van alles zelf maken en doorontwikkelen. Bent u daar nou blij mee of lopen ze u voorbij?

“Ik geloof als oud-wethouder heel sterk in de subsidiariteit van decentraal bestuur. Maar als het gaat om kaderwetgeving en over onze basisregistraties vind ik echt dat de Rijksoverheid daar ‘leading’ in moet zijn. Ik heb wél gezegd dat ik dat samen met de gemeenten wil doen. Ook na de uitkomsten van het onderzoek naar de status van de BRP heb ik gemeld dat ik samen met de VNG daarmee aan de slag wil. Maar de rolverdeling – wie doet wat – die moet volstrekt helder zijn.”

Dit verhaal is te vinden in iBestuur magazine 27. Download hier

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren