Podium

Beïnvloedbare factoren voor toegankelijkheid

Om ervoor te zorgen dat ook mensen met een visuele beperking websites kunnen bezoeken, zijn er talloze richtlijnen opgesteld. Maar hoe zinvol zijn dergelijke richtlijnen eigenlijk? Eric Velleman gaat in op wet- en regelgeving als het gaat om toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties.

Beeld: Shutterstock

In juli 2016 is het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van kracht geworden. Dat verdrag eist onder meer dat websites en mobiele applicaties toegankelijk zijn voor mensen met (fysieke, psychische of verstandelijke) beperkingen. Daarnaast zijn er sinds tien jaar internationale richtlijnen en toepassingen die het technisch mogelijk maken om het VN-verdrag toe te passen. Toch wil het nog niet echt vlotten met het toegankelijk maken van websites en applicaties bij de overheid. Waar gaat het mis en hoe kunnen we dat oplossen?

In wetenschappelijke literatuur zijn alleen al meer dan 28 organisatorische factoren te vinden die de succesvolle implementatie van toegankelijkheid in websites en (mobiele) applicaties beïnvloeden. Zij kunnen ons helpen om de stand van zaken te verklaren. Een van die factoren is wetgeving. In dit artikel zoomen we globaal in op een van die factoren met de vraag: welke verplichtingen leggen wet- en regelgeving ons op ten aanzien van de toegankelijkheid van websites voor mensen met beperkingen.

Bij het bestuderen van de verdragen, wetten en regels voor de toepassing in Nederland, komen we een lange rij documenten tegen waarvan de volgende eruit springen: VN verdrag(en), EU Richtlijn(en), Artikel 1 Grondwet, WGBH/CZ, Artikel 429q, Wet GDI, AMvB en Pas-Toe-of-Leg-Uit. Voor wie zijn ze verplicht en welke eisen worden er gesteld?

Verplichtingen vanuit het VN-verdrag

Wereldwijd hebben we te maken met het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het is een uitwerking van de al langer bestaande Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Doel van het verdrag is het ‘waarborgen en bevorderen dat alle personen met een handicap zonder enige vorm van discriminatie op grond van hun handicap ten volle alle mensenrechten en fundamentele vrijheden kunnen uitoefenen’. Artikel 9 van het verdrag gaat geheel over toegankelijkheid en bespreekt specifiek de toegang ‘tot de fysieke omgeving, tot vervoer, informatie en communicatie, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën en –systemen, en tot andere voorzieningen en diensten die openstaan voor, of verleend worden aan het publiek’.

Op het moment dat de Europese Unie in 2010 het VN-verdrag tekende, werd het direct bindend voor alle lidstaten. Webtoegankelijkheid gaat in het verdrag verder dan enkel technische standaarden, webarchitectuur en design. Artikel 9 verplicht staten om zogenaamde implementerende maatregelen te nemen. Dat wil zeggen dat er indien nodig wetgevende, bestuurlijke en andere maatregelen genomen moeten worden om toegang voor mensen met beperkingen te garanderen. Dat is niet het enige. EU-landen moeten ook zorgdragen voor bijvoorbeeld voorlichting, training, ondersteuning, monitoring en rapportage.

Lidstaten moeten twee jaar na ondertekening een eerste rapportage sturen en daarna iedere vier jaar de voortgang rapporteren. Er moet bijvoorbeeld gerapporteerd worden over wettelijke maatregelen, de ontwikkeling van technische standaarden, audit en monitoring resultaten, sancties bij niet voldoen, aanbestedingsinstrumenten, obstakels en hoe ze zijn verwijderd, verantwoordelijke organisatie voor klachtafhandeling, maatregelen om mensen met beperkingen en hun belangenorganisaties te betrekken, beleidsimplementatie, budget allocatie, et cetera. De Nederlandse overheid haalt die informatie onder andere uit de toegankelijkheidsverklaringen.

Verplichtingen vanuit EU-richtlijn(en)

Om het VN-verdrag binnen de EU uit te kunnen voeren, is een Europese richtlijn opgesteld die voor alle lidstaten verplicht is. Op 22 december 2016 trad de Europese richtlijn ‘inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties’ (2016/2102) in werking. Artikel 4 van die richtlijn verplicht lidstaten om te zorgen dat ‘overheidsinstanties de noodzakelijke maatregelen nemen om hun websites en mobiele applicaties toegankelijker te maken door ze waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken.’ Voor de toepassing wordt verwezen naar de Europese norm EN 301 549, een inkoopstandaard waarin dezelfde richtlijnen zijn opgenomen die ook in WCAG2.0 staan en tot voor kort ook in de Webrichtlijnen 2.0. Onder de verplichtingen van richtlijn 2016/2102 vallen behalve websites, mobiele applicaties en documenten ook intranetten en extranetten. Ook die moeten voldoen aan de richtlijnen voor toegankelijkheid.

We hebben nog een lange weg te gaan, maar we kunnen niet meer terug…

Overheidsinstanties moeten voor deze Europese richtlijn periodiek ‘een gedetailleerde, alomvattende en duidelijke toegankelijkheidsverklaring verstrekken over de conformiteit van hun websites en mobiele applicaties en die verklaring regelmatig bijwerken’. In Nederland hebben we daarmee al een goede start gemaakt.

Richtlijn 2016/2102 is direct gerelateerd aan een andere richtlijn waaraan nog wordt gewerkt: de Europese Accessibility Act. Die gaat over een veel groter aantal producten en diensten en is niet alleen beperkt tot de overheid. Naar verwachting zal de Raad van Europa in 2018 over deze richtlijn besluiten. In een recente versie gaat de Accessibility Act ook over producten en diensten, zoals pin- en andere automaten, pc-hardware en systeemsoftware, telefonische en andere audiovisuele diensten en software, banken, transport, e-commerce, et cetera. Daarmee is de scope veel groter geworden dan alleen de overheid.

Verplichtingen vanuit Artikel 1 Grondwet

De rechten in onze Grondwet zijn geformuleerd als verplichtingen voor de overheid. De overheid heeft die rechten verder uitgewerkt in gelijke behandelingswetten. In die wetten staat dat mensen niet ongelijk behandeld mogen worden.

De Grondwet gaat ervan uit dat de overheid er voor heeft gezorgd dat nieuwe wetten niet in strijd zijn met de Grondwet. Dat is interessant bij internationale wetten en richtlijnen, zoals vanuit de VN of de EU. De Grondwet staat toe dat nationale wetten aan die internationale wetten worden getoetst. Als een rechter constateert dat een nationale wet daarmee in strijd is, dan wordt die nationale wet niet toegepast. Dat is – kort door de bocht – een reden waarom de Webrichtlijnen zijn verdwenen en EN 301 549 in beeld is gekomen. Dat is ook de reden dat er wetten zijn aangepast, zoals de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte en dat er hard wordt gewerkt aan de totstandkoming van de wet Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). Omdat de GDI mogelijk niet op tijd klaar is, moet artikel 89 van de Grondwet van stal worden gehaald om tijdelijk vooruit te kunnen. Er komt een Algemene Maatregel van Bestuur zolang de wet GDI nog niet klaar is.

Verplichtingen vanuit WGBH/CZ

Een van de belangrijkste gelijke behandelingswetten met betrekking tot toegankelijkheid van websites en (mobiele) applicaties is de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte. De wet bestaat sinds 2003, maar is sinds januari 2017 extra interessant omdat er sindsdien ook producten en diensten onder vallen (onder meer winkelen, sporten, uitgaan, verzekeren, zorg). Niet alleen overheden, maar ook bedrijven en andere organisaties hebben inmiddels met deze wet te maken.

Mensen die vinden dat zij gediscrimineerd worden op grond van een handicap of een chronische ziekte, kunnen op grond van deze wet doeltreffende aanpassingen eisen, tenzij deze aanpassingen een onevenredige belasting vormen. Het gaat dan onder meer om discriminatie op de terreinen arbeid, wonen, onderwijs, goederen en diensten.

Artikel 429q WvS

Bij toegankelijkheid wordt ook steeds vaker artikel 429q uit het Wetboek van Strafrecht aangehaald. Artikel 429q WvS is van toepassing op iemand waarvan het ‘handelen of nalaten in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf zonder redelijke grond, ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat ten aanzien van personen met een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast’.

Het artikel is ook van toepassing op toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties.

Verplichtingen vanuit de Wet GDI en AMvB

Zoals eerder geconstateerd, levert de geplande Wet Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) de noodzakelijke Nederlandse invulling van de Europese Richtlijn 2016/2102. Omdat de Europese Richtlijn uiterlijk 23 september 2018 in onze nationale wetgeving moet zijn omgezet en de wet GDI mogelijk niet op tijd klaar is, wordt er gewerkt aan een tijdelijke maatregel in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).

Over de reikwijdte van die AMvB met de werknaam ‘Besluit digitale toegankelijkheid overheid’, is op dit moment nog veel discussie gaande met alle belanghebbenden.

Verplichtingen vanuit Pas-Toe-of-Leg-Uit

Het Pas-Toe-of-Leg-Uit-beleid is van toepassing op alle organisaties die vallen onder de ministeriele verantwoordelijkheid en die voor minstens 50.000 euro, exclusief BTW, inkopen. De overheid beschrijft een aantal uitzonderingen, maar geeft tegelijkertijd ook een lijst van ‘niet-toegestane redenen’. Die laatste lijst omvat redenen die niet gebruikt mogen worden. Zoals kosten, technische mogelijkheden, gebrek aan kennis of draagvlak en inhoudelijke functionaliteit. De lijst met standaarden is te vinden op de website van het Forum Standaardisatie. Als (semi-)overheden een standaard van de lijst gebruiken, zijn ze verplicht om daarover te rapporteren in hun jaarverslag.

De verwachting is dat 23 september 2018 de eerdergenoemde wet GDI en de AMvB de plaats zullen innemen van eisen zoals die nu worden gesteld vanuit Pas-Toe-of-Leg-Uit (onder voorwaarde dat de wet GDI dan klaar is). Dat heeft verder geen gevolgen voor de toepassing van de toegankelijkheidsrichtlijnen. Het is vooral een verplaatsing van de verplichting conform de toepassing van de EU-richtlijn.

Nog een lange weg te gaan…

Het is lastig om alle verdragen, richtlijnen, wetten en afspraken samen te vatten. Wat in ieder geval duidelijk wordt is dat toegankelijkheid van websites en mobiele applicaties een EU-verplichting is. Verder wordt duidelijk dat het nog steeds niet lukt om alle (semi-)(overheids)websites toegankelijk te maken, ondanks alle inspanningen. En dan te bedenken dat wet- en regelgeving nog maar een van de factoren is die belangrijk is bij een succesvolle implementatie. In de wetenschappelijke literatuur zijn sowieso nog 27 andere factoren te vinden. Kortom, we hebben nog een lange weg te gaan, maar we kunnen niet meer terug…

Eric Velleman is internationaal expert op het gebied van toegankelijkheid van nieuwe media en technologietoepassingen voor mensen met beperkingen. Hij houdt zich daarmee bezig als onderzoeker aan de Universiteit Twente, wetenschappelijk directeur bij Stichting Accessibility en als projectleider innovatie bij Stichting Bartiméus.

Velleman was ook betrokken bij het opstellen van de EU-richtlijn en is nu vanuit de EU betrokken bij de uitwerking van de implementatievoorwaarden voor de toepassing van de Europese Richtlijn. Ook werkt hij aan een promotieonderzoek naar 28 factoren die van invloed zijn op de implementatie van toegankelijkheidsrichtlijnen bij gemeenten.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren