Grootschalige koppelwetten als SyRI zijn onderdeel van een Grote Stap Voorwaarts naar een digitale controlemaatschappij, waarin al onze persoonsgegevens fair game zijn voor de overheid en iedere burger bij voorbaat verdacht is. Volgens het Platform Bescherming Burgerrechten bedreigt deze tendens het functioneren van de rechtsstaat en moet deze een halt worden toeroepen.
Beeld: Bij Voorbaat Verdacht
De rechtszaak die een coalitie van maatschappelijke organisaties begin vorig jaar aanspande tegen het Systeem Risico Indicatie (SyRI), gaat over meer dan het onrechtmatig laten verklaren van een fraudesysteem. In de kern draait de procedure om hoe de beginselen van onze rechtsstaat dienen te worden beschermd in het informatietijdperk.
Als SyRI een model vormt van hoe de overheid van plan is de verhouding met haar burgers in het digitale tijdperk vorm te geven, ziet het er allesbehalve goed uit voor de rechtsstaat. En helaas zijn daar volop aanwijzingen voor. Met SyRI zet onze overheid de verhouding met haar burgers op scherp en krijgt deze relatie een structureel wantrouwend karakter. De logica achter deze nieuwe verhouding is in de kern onrechtmatig en past beter in een politiestaat dan in een democratie als Nederland.
De Grote Ontschotting
De basis voor SyRI is een vrijwel complete ontschotting van overheidsorganen en hun databases, gevuld met persoonsgegevens die burgers veelal hebben afgegeven om aanspraak te maken op sociale voorzieningen. De 15 open geformuleerde datacategorieën die SyRI mag koppelen, haalt het systeem op uit de persoonsbestanden van de gemeente, de Belastingdienst, het UWV, de SVB, en de Inspectie SZW. Volgens de Raad van State viel er nauwelijks een gegeven te bedenken dat niet binnen de reikwijdte van SyRI valt, maar indien het ministerie dat nodig acht, kan het door een pennestreek in onderwetgeving nieuwe bestuursorganen aan SyRI koppelen, zoals onlangs nog gebeurde met de IND.
Het doel van de SyRI-wet is evenals de gegevens die SyRI mag verwerken, zeer vaag geformuleerd en luidt: een “integraal overheidsoptreden ten aanzien van de voorkoming en bestrijding van onrechtmatig gebruik van overheidsgelden en overheidsvoorzieningen op het terrein van sociale zekerheid en inkomensafhankelijke regelingen, de voorkoming en bestrijding van belasting- en premiefraude en het niet naleven van arbeidswetten.” Een lijst van alle wetten, regelingen en voorzieningen en de daarbij horende overtredigen waarop SyRI ‘risico-indicaties’ verricht, zou op basis van deze beschrijving op zijn minst enkele pagina’s moeten beslaan.
Wijksleepnetten
Het centraal bijeenbrengen van deze enorme gegevensverzameling om burgers door te lichten op zo veel verschillende soorten fraude, overtredingen en onrechtmatigheden, resulteert in wat het best kan worden omschreven als een ‘wijksleepnet’. Vrijwel alle onderzoeken die volgens de SyRI-methode plaatsvonden tussen 2007 en nu, richtten zich op wijken met bovengemiddeld veel hulpbehoevende burgers, die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van sociale voorzieningen. Alle inwoners van een geselecteerde wijk worden ongericht gescand op alle onderdelen van de lange lijst met misstanden die SyRI moet opsporen.
Als de gegevens van een doorgelichte burger volgens de risio-analyse van SyRI ‘discrepanties’ vertonen, een beschrijving die wederom uitblinkt in vaagheid, belandt deze in het zogeheten Register Risicomeldingen, een schaduwadministratie die inzichtelijk is voor overheidsinstanties. Burgers in dit register hebben volgens SyRI een ‘verhoogd risico’ om zich schuldig te maken aan een onrechtmatigheid die onder de zeer brede doelsteling van SyRI valt. Een burger zelf heeft door de volstrekte geheimhouding van hoe SyRI dit bepaalt, geen enkele manier om tegen deze registratie in verweer te komen.
Het is lastig een evenwichtige uiteenzetting te geven van alle fundamentele en minder fundamentele bezwaren tegen SyRI, omdat het er zo veel zijn. Is het de ongerichte en grootschalige surveillance waaronder zoveel gegevens en doelen vallen dat het voor niemand duidelijk is waar de reikwijdte van het systeem ophoudt? Is het de stigmatiserende focus op sociaal-economisch zwakkere wijken, wiens bewoners in ruil voor sociale voorzieningen kennelijk hun recht op privacy moeten inleveren? Is het de krampachtige geheimhouding van de risicomodellen die bepalen wie wel en niet in het vizier van de handhavings- en opsporingsdiensten komt? Is het het feit dat bestuursorganen zelf bepalen welke gegevens zij van burgers mogen verwerken voor de doeleinden van SyRI – en zo in feite haar eigen bevoegdheden kunnen creëren?
Geautomatiseerde drijfjacht
In de ogen van het Platform Bescherming Burgerrechten betekent de invoering van SyRI een grote sprong richting de algehele AIVDisering van onze samenleving. SyRI is in feite de ‘Sleepwet’ voor Jan-met-de-Pet, een massale geautomatiseerde drijfjacht onder hulpbehoevende burgers, opererend vanuit de veronderstelling dat zich onder de bevolking talloze sleeper cells aan oplichters en uitvreters verschansen. De overheid laat zich bij die massale controles niets gelegen aan het feit dat de voorlopige succesmarges van SyRI-projecten al sinds 2007 nihil zijn – duizenden burgers worden integraal doorgelicht om in het beste geval enkele tientallen uitkeringen stop te zetten of aan te passen. De Volkskrant stelde na onderzoek vast dat er sinds de wettelijke invoering van SyRI zelfs nog niet één fraudeur was opgespoord met behulp van het systeem.
Wie het bovenstaande te activistisch vindt klinken, kan ook te rade gaan bij de VN-rapporteur op het gebied van armoede en mensenrechten, die SyRI een dubieuze glansrol geeft in zijn laatste jaarlijkse internationale rapportage, gewijd aan de gevaren van de ‘digitale verzorgingsstaat’ voor de mensenrechten. In een brief aan de rechtbank Den Haag, waar volgende week de zitting in de bodemprocedure tegen SyRI plaatsvindt, uit de rapporteur ernstige en fundamentele zorg over SyRI.
Als SyRI niet onrechtmatig is, als we SyRI geen volledige ontkenning van het recht op privacy mogen noemen, wat moeten we ons daar dan wél bij voorstellen?
Zo schrijft hij onder meer dat met de inzet van systemen als SyRI de essentie van het recht op privacy op het spel staat: “Complete wijken worden als verdacht bestempeld en onder verscherpt toezicht gesteld; dit is de digitale evenknie van sociaal rechercheurs die bij elk huishouden in een wijk aankloppen en in documenten van burgers op zoek gaan om frauduleuze zaken te vinden – terwijl de bewoners in een meer welvarende leefomgeving niet zo ingrijpend worden onderzocht. In de echte wereld zouden er nooit genoeg sociaal rechercheurs zijn voor zo’n massale controle en zou dit al snel tot publieke verontwaardiging leiden.”
Deze rechtszaak tegen SyRI snijdt als geen ander de problemen aan van het massaal doorlichten van onverdachte burgers, aldus de VN-rapporteur: “Deze rechtszaak gaat over een systeem van totaalsurveillance, ingezet in de armste buurten van Nederland. Gegevenscategorieën met een open einde, verzameld voor totaal verschillende doeleinden, worden samengebracht, geanalyseerd en gebruikt om de meest kwetsbare burgers te onderzoeken via geheime risicomodellen; als SyRI niet onrechtmatig is, als we SyRI geen volledige ontkenning van het recht op privacy mogen noemen, wat moeten we ons daar dan wél bij voorstellen?
Iedere burger bij voorbaat verdacht
De VN-rapporteur doet daarbij dezelfde constatering als de eisende partijen in de bodemprocedure: gegevens die burgers voor een welbepaald doel af hebben gegeven, worden zonder enige aanleiding op volstrekt geheime wijze tegen hen gebruikt. Niet langer worden burgers slechts doorgelicht wanneer er een een concreet vermoeden bestaat dat ze de wet overtreden; met SyRI is iedere burger bij voorbaat verdacht en potentieel onderwerp van een diepgaande analyse van zijn persoonlijke levenssfeer, met alle gegevens die de overheid over hem of haar bewaart.
Volgens de VN-rapporteur worden wetten als SyRI ingevoerd zonder rekening te houden met fundamentele rechten en slaapwandelen we hiermee richting een digitale surveillancestaat. Achter de schermen wordt echter al geruime tijd hard gewerkt aan het creëren van de juridische ruimte voor wetten als SyRI, zo blijkt uit de inspanningen die onze overheid daar in de afgelopen jaren voor heeft verricht.
Praktijken, zoals de massale profilering die onder SyRI plaatsvindt, waren immers tot voor kort in strijd met de privacywetgeving in ons land. Deze stond het de overheid niet toe om persoonsgegevens die verzameld zijn voor een specifiek doel, zomaar voor andere doelen te gebruiken – iets wat in SyRI op grote schaal gebeurt. Die regel werd door big data aanjagers binnen onze overheid als een doorn in het oog ervaren, zo staat beschreven in een verkenningsrapport uit 2015.
Daar kon echter binnen afzienbare tijd verandering in komen; hetzelfde rapport zinspeelt op een versoepeling van de regels in de dan nog in te voeren Algemene Verordening Gegevensbescherming, “om in de toekomst ook in geval van onverenigbaarheid van doelen in een samenwerkingsverband toch gegevens te kunnen verwerken.” Die versoepeling zou er komen. Toenmalig minister van Justitie Van der Steur verklaarde ongeveer een jaar na het verschijnen van dit rapport niet zonder trots aan de Tweede Kamer dat Nederland in Brussel haar invloed te gelde had gemaakt door in de AVG de mogelijkheid te creëren voortaan gegevens voor andere doelen te verwerken dan waarvoor ze oorspronkelijk waren verzameld. Anno 2019 gebruikt het ministerie van Sociale Zaken deze door Nederland gecreeërde bepaling in de AVG om tegenover de rechter de rechtmatigheid van SyRI te verdedigen.
Privacy als obstakel
In tijden van datagestuurd handhavingsbeleid worden privacy en het recht op de bescherming van persoonsgegevens door de overheid hoe langer hoe meer gezien als een obstakel voor haar beleidsdoelen. Met grote kaderwetten als SyRI wil onze overheid in één keer over die barrière heenspringen; de belangrijkste horde daarvoor is in Brussel al genomen. SyRI valt hierbij te zien als de eerste ‘stepping stone’ naar de digitale controlemaatschappij die aanvankelijk zal gelden voor hulpbehoevende burgers aan de onderkant van de samenleving. We hoeven ons echter geen illusies te maken over of het bij dit segment van de bevolking zal blijven.
Al in het verkenningsrapport uit 2015 is sprake van een op handen zijnde megakoppelwet, die op dit moment in de parlementaire pijplijn zit. De zogeheten Wet Gegevensverwerking Samenwerkingsverbanden koppelt naast overheidsdatabases ook gegevensverzamelingen van bedrijven, voor nog meer verschillende doelstellingen dan in de SyRI-wetgeving worden genoemd. In de WGS ontbreekt niet alleen een begrenzing van welke persoonsgegevens kunnen worden gekoppeld, ook de doelen waarvoor dat gebeurt zijn onafgebakend en beslaan in feite ieder handhavingsterrein van onze overheid. Een andere grote koppelwet in de zorg, de Wet Bevordering Samenwerking en Rechtmatige Zorg, stuitte op zoveel weerstand in de Eerste Kamer dat het ministerie zich er nu opnieuw over buigt, maar volgens zorgverzekeraars gaat de wet nog niet ver genoeg.
De tendens is helder: als we nu geen paal en perk stellen aan de verzameldrift van onze overheid, geldt de digitale surveillancemaatschappij waarvoor de VN waarschuwt, binnen de kortste keren voor iedere Nederlandse burger. Gezien de dubieuze kartrekkersrol die ons land speelde in Brussel bij de wegbereiding voor deze surveillancestaat, is het niet meer dan terecht dat de kentering van deze ontwikkeling ook door ons eigen maatschappelijk middenveld wordt aangezwengeld. Waarvan akte; we treffen de Staat op dinsdag 29 oktober in de Rechtbank Den Haag om het Systeem Risico Indicatie op fundamentele gronden onrechtmatig te laten verklaren.
Ronald Huissen is onderzoeker en redacteur bij het Platform Bescherming Burgerrechten, dat met een coalitie bestaand uit het Nederlands Juristencomité voor de Mensenrechten, Stichting Privacy First, Vakbond FNV, Stichting KDVP, de Landelijke Cliëntenraad en auteurs Tommy Wieringa en Maxim Februari de Nederlandse Staat heeft gedagvaard om het Systeem Risico Indicatie onrechtmatig te laten verklaren. Klik hier voor meer informatie over de dagvaarding.