Overheid in transitie
Praktijk

‘We delen hetzelfde principe’

Op 14 juli zette Frank Tierolff, bestuursvoorzitter van het Kadaster, zijn handtekening onder het Groeipact Common Ground. De ondertekening markeert de toenemende samenwerking tussen gemeenten en ketenpartners. Waarom vindt de bestuurder Common Ground een belangrijke beweging?

Bestuursvoorzitter Frank Tierolff (Kadaster) bij de ondertekening van het Groeipact Common Ground.

Voor wie er niet mee bekend is: Common Ground is de hervorming van de gemeentelijke informatievoorziening. Uitgangspunten daarbij zijn het loskoppelen van data van processen en applicaties, en data ophalen bij de bron. Doel: een gezamenlijke informatievoorziening die het mogelijk maakt om flexibel te vernieuwen, en die gemeenten in staat stelt beter in te spelen op maatschappelijke vraagstukken. “Dat kunnen we alleen in samenspel met de ketenpartners en de markt, vandaar het grote belang van het Groeipact Common Ground benadrukt Nathan Ducastel (foto links), directeur VNG Realisatie. Hij was virtueel aanwezig bij de ondertekening. Met zijn organisatie voert Ducastel de regie over de beweging. “We zijn heel blij met de aansluiting van het Kadaster: een robuuste overheidsorganisatie én een innovatieve geodataorganisatie.” Frank Tierolff valt hem bij. “We zijn al een aantal jaar een belangrijke partner voor de gemeenten als het gaat om geodata-informatie. De beweging Common Ground sluit naadloos aan op ons gezamenlijke principe van data gebruiken bij de bron. Dat wordt gedeeld, gevoeld en gedragen.”

Exponentiële groei

Na de officiële ondertekening neemt Tierolff (foto links) de tijd voor nadere analyse. Over dat gezamenlijke principe bijvoorbeeld: data bij de bron. “Binnen het Kadaster en met de vele ketenpartners versturen we enorme hoeveelheden data. Die worden vaak vele malen gekopieerd. We denken dat we naar dezelfde gegevens kijken, maar is dat wel zo? Als ik de bron ben en ik stuur jou een kopie van bepaalde gegevens, kan het zo maar zijn dat mijn data een dag later geactualiseerd worden en die van jou niet. Kijkend naar mijn eigen organisatie: er kan elk moment beslag worden gelegd op een huis of een hypotheek worden gevestigd of dat huis kan worden verkocht. Als je dan met oude gegevens zit, kun je daar geen zekerheid aan ontlenen. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat wij naar dezelfde data kijken. Daarom gaan we naar een ICT-landschap waarin data rechtstreeks bij de bron bevraagd en gewijzigd worden.”

Naast de problematiek van de actualiteit van data noemt Tierolff de performanceproblemen die gelijk opgaan met de exponentiële groei van data. “Die groei vraagt om opslag en om handlingcapaciteit. En ook hier geldt: burgers mogen geen last hebben van hoe wij data beheren. En al helemaal niet van fouten die blijven rondgaan als je kopieën blijft maken van datasets. Basisregistraties helpen enorm, net als terugmeldfaciliteiten. Tierolff vindt dat de negatieve beeldvorming rondom het thema overheid en data te weinig recht doet aan hoe het stelsel van basisregistraties al functioneert. “Internationale delegaties komen hier kijken hoe wij als overheid onze informatievoorziening organiseren. Ons stelsel van (geo)basisregistraties vinden ze geweldig.”

Opdrachtgever voor de markt

Om maatschappelijke vraagstukken beter op te pakken, moeten we technisch gezien vrijer over de data kunnen beschikken. Data zitten nu vaak opsloten in systemen omdat ze niet gescheiden zijn van applicaties en processen. Ook voor het Kadaster zijn ‘vrije data’ basismateriaal. Tierolff: “Heel veel maatschappelijke vraagstukken bevatten ruimtelijke componenten: denk aan de stikstofkwestie, de energietransitie of het effect van de coronacrisis op de woningmarkt. Wij kunnen helpen om situaties op basis van geodata feitelijk inzichtelijk te maken en te monitoren. Op basis van die data kun je kwalitatief betere oplossingen bedenken. Met overheidsdata die je met overheidskennis kunt inzetten. De markt kan daarbovenop veel aanbieden in de oplossende zin.”

Want een belangrijke rol voor de markt ziet Tierolff heel duidelijk: “Leveranciers hebben bewezen dat ze snel en innovatief kunnen ontwikkelen. Ze helpen om data en processen uit elkaar te trekken en mooie robuuste applicaties te bouwen. Ze kunnen een organisatie intern goed laten functioneren en tegelijkertijd zorgen voor gemak voor de externe gebruikers. Als de data straks los zijn van applicaties is het mogelijk om een nog grotere leveranciersmarkt aan te boren. Maar de overheid moet het framework verzorgen en functioneel aansturen. Daarom is het belangrijk dat de overheid een krachtige en duidelijke opdrachtgever is en daar verder in groeit. Common Ground is daarvoor een goede basis, waarin duidelijke statements zijn neergelegd. Op basis van die expliciete uitgangspunten weet de markt waar ze aan toe is en kan ze de eigen ontwikkeling in gang zetten.”

‘De burger moet erop kunnen vertrouwen dat wij naar dezelfde data kijken’

Dat vernieuwde opdrachtgeverschap is voor een aantal gemeenten mogelijk nog een brug te ver, onderkent Tierolff. “Regie van VNG Realisatie is nodig om dat gezamenlijk vorm te geven. Maar ik ben best onder de indruk van wat een aantal gemeenten al doet, van de kracht, kennis en kunde die daarachter zit. Ik zou het de gemeenten en Nederland gunnen dat die kracht gebruikt wordt om dit traject voort te zetten: in gemeenschappelijkheid. Met ruimte voor frontrunners, maar iedereen moet meekunnen. Best lastig want het is een proces van de lange adem, in een tijd waarin wordt geëist dat een verandering meteen toegevoegde waarde heeft voor de burger. Maar in dit traject zit nu eenmaal een hoop werk ‘onder de motorkap’, en dat is niet direct zichtbaar.”

Het succes van agile

Bij samen optrekken hoort van elkaar leren. Zo is VNG Realisatie nieuwsgierig naar de manier waarop het Kadaster, als een van voorlopers in overheidsland, agile werken heeft opgepakt. Frank Tierolff is fan van de methodiek: “De wereld is zo dynamisch; vandaag een blauwdruk maken voor over twee jaar kan niet meer. Dus moeten we versnellen en sneller leren. En meer gezamenlijk. Agile doet beide. Wij hadden een heleboel dingen nooit kunnen doen als we deze stap niet gezet hadden. Zo hebben we onze BRK, ruim 30 jaar oud, vervangen. Dat was niet gelukt als we in watervalachtige methoden waren blijven hangen. Nu is alles in nauwe samenwerking tussen IT en de business gedaan in agile teams.”

Gevraagd naar tips over starten met agile werken: “Investeer heel veel in het neerzetten van de werkwijze, en in het ontwikkelen van de rollen binnen de teams. En verlies je niet in het precies volgen van zo’n methode. In de meest pure vorm mag het management zich nergens mee bemoeien; wees daar niet star in. Zorg voor roadmaps en kijk daar integraal naar. Dus niet elk systeem enkel met een aparte roadmap beschouwen, maar ook in onderlinge samenhang. Zorg voor gedeelde en gedragen planningen. En vooral: betrek de gebruikers erbij. Ook een product owner heeft niet de wijsheid in pacht. Bij de vervanging van de BRK is in elke sprint een gebruikerstest georganiseerd. Je krijgt betere feedback en een goed gevoel voor prioritering. Soms is gebruikersgemak bijvoorbeeld belangrijker dan een nieuwe functionaliteit. Daar kom je achter door die gebruikerstesten. We hebben alles in de testomgeving ontwikkeld en konden uiteindelijk in één keer probleemloos over naar het nieuwe systeem. Dat ging goed omdat we alles, inclusief de migratie, al talloze keren hadden getest met gebruikers. Persoonlijk wil ik nooit meer terug naar de oude manier van werken. Overigens snap ik goed dat het ingewikkelder is voor gemeenten. Ik heb niet 355 aparte entiteiten in de kruiwagen, met verschillende snelheden en behoeften, die ook nog eens rekening moeten houden met de eigen politieke schil. Maar product-ownerschap, cruciaal bij agile werken, begint bij goed definiëren wat je wilt van een bepaalde ontwikkeling en welke rol je daarin wilt spelen. Je hoeft als gemeente niet per se zelf te ontwikkelen.”

Datasensitiviteit

Tot slot herhaalt Tierolff zijn begrip voor de complexiteit en de grote diversiteit van maatschappelijke en politieke thema’s bij gemeenten. “De gevoelde urgentie ligt begrijpelijkerwijs natuurlijk bij acute thema’s als jeugdzorg. Maar digitale transformatie is ook een belangrijk thema. Juist ook om andere maatschappelijke vraagstukken nog beter te ondersteunen. Ik denk wel dat je binnen gemeenten moet werken aan data-affiniteit en datasensitiviteit. Wij zijn gericht op data waarmee we de samenleving kunnen helpen. Daar zijn we als overheid tenslotte voor.”

Uitvoering met Haal Centraal

Het Kadaster is een belangrijke actor in het programma Haal Centraal. Haal Centraal is een initiatief van de gemeenten Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Eindhoven, in samenwerking met de Kamer van Koophandel, de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, VNG en VNG Realisatie en het Kadaster. Haal Centraal gaat niet over beleid, maar over uitvoering. Haal Centraal is erop gericht dat gemeenten rechtstreeks data kunnen zoeken en afnemen bij een aantal landelijke registraties, waaronder de Basisregistratie Kadaster (BRK) en de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG). Dat gebeurt via de Haal Centraal API’s. Een Application Programming Interface (API) maakt het mogelijk dat twee systemen rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren; een soort digitale stekkerdoos. Sinds juli is de Haal Centraal API voor BRK Bevragen beschikbaar. En in augustus ging de API voor BAG Huidige Bevragingen in productie.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren