Het advies van de Raad van State is een goede gelegenheid om van modernisering van het wetgevingsproces écht werk te maken. Bijvoorbeeld aan de hand van de LegOps-benadering.
Vorige week bracht de Raad van State een spontaan advies uit over de effecten van digitalisering voor de rechtsstatelijke verhoudingen. De Raad uit zijn zorgen over de verhouding tussen burger en overheid die door steeds vergaande digitalisering ten gunste van fysiek contact, en door geautomatiseerde besluitvorming, onder druk komt te staan.
De Raad doet verschillende aanbevelingen om de balans te herstellen. Eén van die aanbevelingen betreft het wetgevingsproces: de Raad adviseert om vanaf het prille begin van de voorbereiding van wetgeving, ICT– en uitvoeringsaspecten mee te nemen en ze niet pas achteraf een plek te geven in een uitvoeringstoets. De Raad wil toe naar een multidisciplinaire werkwijze, waarbij de juridische en digitale invalshoek structureel met elkaar in verbinding worden gebracht.
Het advies klinkt mij als muziek in de oren. Niet alleen om uit de planning en uit budget lopende ICT-projecten bij de overheid te voorkomen, maar vooral om ICT te realiseren waarin de democratisch vastgestelde wettelijke regels traceerbaar zijn. Dat heeft twee grote voordelen. Het eerste is dat beslissystemen dan geen black box meer zijn, maar algoritmes onder besluiten kenbaar zijn voor iedereen. Het tweede voordeel is een grotere wendbaarheid van de overheid, omdat bij wijziging van de wetgeving de impact op de ICT-specificaties eenvoudig vast te stellen is en benodigde wijzigingen in de ICT ook sneller kunnen worden doorgevoerd. Nu is vaak eerste een tijdrovende analyse nodig om überhaupt te kunnen bepalen waar aanpassingen nodig zijn.
Maar hoe doe je dat, multidisciplinair werken in het wetgevingsproces? We kunnen leren van multidisciplinaire (en iteratieve) werkwijzen in de softeware- en systeemontwikkeling: Agile wetgeven dus. In mijn promotieonderzoek heb ik aspecten uit een aantal Agile werkmethoden samengebracht in een LegOps-aanpak. Deze naam laat zien dat één van de inspiratiebronnen natuurlijk DevOps is. Dat is een nog vrij jonge werkmethode waarin ICT-ontwikkelaars en -beheerders vanaf het begin van een traject zeer nauw samenwerken. Projecten of producten worden in kleine blokken ‘gehakt’, waar gezamenlijk aan gewerkt wordt. De opgeleverde blokken worden steeds geïntegreerd met elkaar, om te kijken of ze op elkaar passen als voorzien werd. En er wordt continu getest om te zorgen dat de blokken bij het in productie gaan ook echt doen wat ze moeten doen. De uitvoering wordt dus naar voren getrokken. In DevOps wordt dat aangeduid als shift left.
In LegOps wordt die shift left nog groter. ICT-uitvoeringsaspecten worden direct integraal onderdeel van het wetgevingsproces. Dat betekent dat al bij het ontwerpen van wetgeving (en eigenlijk liefst al bij het ontwikkelen van beleid) rekening wordt gehouden met de kenmerken van en eisen aan het ICT-systeem dat straks de uitvoering gaat verzorgen. Dat betekent dat wetgevers zaken soms anders zullen moeten opschrijven en dat ze met ander gereedschap moeten werken. Niet meer eindeloos Word-documenten en pdf’s heen en weer slepen in het wetgevingsproces, maar werken in een omgeving die afgestemd is op bijzondere kenmerken van (wijzigings)wetgeving en een export van het product mogelijk maakt naar de applicaties waarmee bedrijfsregels geschreven kunnen worden en geautomatiseerd omgezet naar code. Een wetseditor als onderdeel van een LegOps-toolchain.
Dit alles vraagt wat van juristen én techneuten. Ze moeten elkaars werelden gaan delen en elkaars taal verstaan. Opleiding is daarvoor belangrijk: wetgevers moeten geschoold worden in ICT (zonder te verlangen dat ze direct leren programmeren), en ICT-ers moeten weten hoe wetgeving in elkaar zit (zonder te verlangen dat ze artikelen gaan redigeren). Daarnaast is het belangrijk om ervaring en deskundigheid bij wetgevers optimaal te gebruiken. Zet mensen niet meer ‘vast’ bij een bepaald ministerie, maar zorg dat degenen die ervaring hebben opgedaan in ICT-gedreven wetgevingsprojecten flexibel ingezet kunnen worden, zodat ze hun kennis en ervaring kunnen inbrengen én overdragen in volgende trajecten. Ook op andere beleidsterreinen en bij andere ministeries.
LegOps moet overigens niet stoppen bij de indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer. Ook het parlement zou hierin mee moeten gaan. Er zou veel meer gebruikgemaakt kunnen worden van technische briefings (zowel in Tweede als Eerste Kamer) als onderdeel van de schriftelijke voorbereiding van wetsvoorstellen. In zo’n bijeenkomst kunnen de ambtenaren die een wetsvoorstel en ICT-systeem in samenhang hebben voorbereid, zowel de wettelijke regeling als de ICT-oplossing toelichten. En het gebruik van een wetseditor in de parlementaire fase, zodat het mogelijk wordt om bijvoorbeeld amendementen direct in de doorlopende tekst te zien en om te zetten in specificaties voor het ICT-systeem, zou meerwaarde hebben.
Het advies van de Raad van State is een goede gelegenheid om van modernisering van het wetgevingsproces nu eens écht werk te maken. Tien jaar geleden is daartoe al een poging gedaan, maar die is helaas in schoonheid gestorven. De LegOps-benadering klinkt misschien revolutionair, maar met kleine stappen en vooral een open geest bij alle betrokkenen – juridisch en technisch, op de werkvloer en in het management, ambtelijke en politiek – moet de verandering in het wetgevingsproces die nodig is voor een kenbare én wendbare overheid, te realiseren zijn.
Mariette Lokin is juridisch adviseur bij het DG Belastingdienst en buitenpromovenda aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Snel beginnen met genoemde LegOps benadering lijkt me, goed voorstel ! Daaraan zou ik willen toevoegen ook aandacht in genoemde benadering voor controle/toezicht/verantwoording, realtime en/of achteraf.