Overheid in transitie
Blog

In theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk; in de praktijk wél!

Sinds de toeslagenaffaire is het een ware hot topic: onze nieuwe bestuurscultuur. Je kunt geen krant openslaan of praatprogramma bekijken of je leest of hoort erover. Maar wat bedoelt men daar nou mee, want betekent dat voor de dagelijkse praktijk? Wat moet er dan in termen van houding en gedrag concreet gaan veranderen?

Wat betekent de nieuwe bestuurscultuur i voor de dagelijkse praktijk? Wat moet er dan in termen van houding en gedrag concreet gaan veranderen?

Het lijkt verstandig om eerst maar eens goed zicht hebben op de analyse achter dit taaie vraagstuk – zonder direct in die sleetse ‘transparantie-oplossingsmodus’ te schieten. Zoals we dat hebben geleerd van Albert Einstein: ‘als ik een uur had om een vraagstuk op te lossen, dan zou ik 55 minuten besteden aan de analyse’. Anders gezegd: wat is er nu feitelijk aan de hand? Welke patronen hebben we ons sluipenderwijs eigen gemaakt?

In dit kader werd ik getriggerd door de recente Van Slingelandtlezing van de vertrekkende baas van de Sociaal en Culturele Planbureau, Kim Putters. Hij legt de volgende zes bijzonder herkenbare patronen tussen beleid en politiek bloot:

  • Er ontstaat tunneldenken door onrealistische aannames over burgers die in de uitvoering en concretisering van beleid niet worden doorbroken. Waardoor er te weinig oog is voor hoe beleid in de praktijk uitpakt. Vaak aan de orde bij een stevig uitonderhandeld politiek compromis.
  • Er is te weinig inzicht hoe het écht met mensen gaat, en hoe beleid voor hen uitpakt. Goede beleidsbedoelingen ten spijt, als we onvoldoende rekening houden met de maatschappelijke positie en het gedrag van mensen, of wat de samenleving eerlijk en rechtvaardig beschouwt, kan dat juist polarisatie versterken.
  • Inzichten die wél op tafel liggen worden bewust weggeredeneerd of weggewuifd. Er is veel informatie en kennis uit onderzoek in bijna elk beleidsdossier. Adviezen worden gevraagd, uitvoeringstoetsen gedaan. De grote vraag is: wat wordt ermee gedaan? Vaak (te) weinig.
  • Korte termijn-denken belemmert aanpak voor structurele vraagstukken. De grote transities als klimaat nemen vele decennia in beslag. Net als investeren in goede zorg en onderwijs. Het vergt beleid over kabinetsperiodes heen en minder focus op wat peilingen daarover zeggen.
  • Niet willen terugkijken en gebrek aan reflectie door te veel haast. Er is nauwelijks rust en ruimte voor reflectie in de dagelijkse werkelijkheid van beleid en politiek. De continue druk van (sociale) media en Kamervragen maakt dat men lastig loskomt van de korte termijn focus en niet over kabinetten heen kan kijken.
  • Er vindt te weinig afweging in waarden plaats. In de achterliggende decennia is veel beleid verzakelijkt vanuit een managementperspectief. Via principes van marktwerking en decentralisatie, waarbij vraagstukken van solidariteit via een protocol of richtlijn werden geregeld.

De vraag om te komen tot die nieuwe bestuurscultuur is: hoe doorbreek je dit nu? Wáár ligt de sleutel? Kim Putters adviseert om te starten met een realiteitscheck op het sociaal contract waarbij je het leven van mensen als uitgangspunt neemt (wat dus niet langs de bestaande beleidskokers loopt) met duidelijke rollen en verantwoordelijkheden, met realistische randvoorwaarden op financieel, juridische én uitvoeringsgebied waarbij het gebruik en benutten van de beschikbare kennis een onmisbare schakel is.

Dat zal ongetwijfeld, maar laten we het vooral simpeler maken. Want volgens mij begint het met het openen van de gordijnen. Waarbij je zicht hebt wat er zich buiten allemaal afspeelt. Waarbij je nieuwsgierig bent om met de pet in de hand op bezoek te gaan bij de ander. Om zo de keten politiek-beleid-uitvoering-inspectie transparanter te maken. Dat betekent bijvoorbeeld begrip hebben voor elkaars uitdagingen. Vanuit integrale processen en end-to-end ketens die elkaar versterken. In contact staan met ondernemers en marktpartijen. Werelden met elkaar verbinden. Maar bovenal: bovenbazen hebben die dát ook stimuleren. Die tegen je zeggen, ‘hup jas aan, we gaan erop uit om te luisteren, ik leer je wat netwerkleiderschap is’. Hoe leuk dat kan zijn en wat je allemaal kunt oogsten als je die twee oren van je goed de kost geeft. Wat je voelt als je daar met je poten in de klei staat. Zonder vooringenomen te zijn. Want laten wel zijn: op papier en in PowerPoint kan alles, maar in de praktijk, buiten op straat, dáár gebeurt het. En daar waren we toch van als overheid, om maatschappelijke waarde te creëren gericht op onze burgers en ondernemers, of niet soms? In de geest van de Amerikaanse honkbalspeler Yogi Berra: ‘in theorie is er geen verschil tussen theorie en praktijk; in de praktijk wél’.

Bedrijfseconoom Dirk-Jan de Bruijn is actief op vlak van innovatie in mobiliteit én netwerkleiderschap. Hij schrijft deze blog op persoonlijke titel.

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren