Digitalisering en democratie
Podium

Beter debat door AI?

Met een smartphone in hun hand voeren mensen samen een discussie met behulp van AI
AI kan helpen bij het identificeren van meningsverschillen en overeenkomsten, en zo bijdragen aan het vinden van consensus. Handig in een polderland als Nederland. | Beeld: Shutterstock, AI-gegenereerd

Het gedachtegoed van Thorbecke is aan een revival bezig. Jasper Kars onderzoekt welke transformatieve kracht AI heeft op het fundament van onze parlementaire democratie. Deel 2 van de serie over ontwikkelingen in het licht van een technologie die het publieke debat momenteel rap verandert: artificiële intelligentie (AI).

Democratie en technologie zijn al sinds het ontstaan van deze staatsvorm nauw met elkaar verweven. Bij de opkomst van elke nieuwe technologie rijst telkens opnieuw de vraag: ontstaan er nieuwe mogelijkheden om het democratische debat te versterken en meer burgers actief te betrekken? Of bewegen we juist de andere kant op, waarbij technologie het fundamentele idee ondergraaft dat burgers vrijelijk argumenten moeten kunnen uitwisselen?

De rol van technologie in wie mag meepraten

Al in de geboorteplaats van de democratie, de Griekse polis, speelde technologie een rol in het bepalen wie mocht deelnemen aan besluitvorming. Een kleroterion – een soort antieke lotingsmachine – bepaalde welke vrije mannen publieke ambten mochten bekleden, en dus wie inspraak had in het democratische debat.

Ook in onze moderne informatiesamenleving zijn technologieën bepalend voor de manier waarop het publieke debat wordt vormgegeven. Dat geldt in het bijzonder voor de deliberatieve democratie, waarin communicatie en dialoog centraal staan. Het ontwerp van technologieën, wie deze beheert, en de mate waarin regulering plaatsvindt, beïnvloeden direct de aard en toegankelijkheid van deliberatie.

Denk alleen al aan de manier waarop platforms als X ons in staat stellen om online discussies te voeren met slechts een beperkt aantal tekens. Of aan hoe de algoritmes van Meta bepalen welke Facebook-reacties je eerder te zien krijgt dan andere. In al deze processen speelt AI-technologie al langere tijd een cruciale rol. Tegenwoordig kunnen we met behulp van (generatieve) AI, zoals ChatGPT en Claude, ook razendsnel een ‘eigen’ mening genereren. Kijk bijvoorbeeld naar het grote aantal LinkedIn-berichten dat steeds meer op elkaar begint te lijken. Ook dat beïnvloedt ons (democratisch) debat. Over de kansen en risico’s van AI later in dit stuk meer – maar eerst terug naar het publieke debat, en naar wat we van het verleden kunnen leren om discussies over én met AI beter te begrijpen.

Het gesprek als democratisch instrument

In tegenstelling tot de representatieve democratie – waarin gekozen volksvertegenwoordigers besturen of controleren namens burgers – draait deliberatieve democratie om de waarde van het publieke gesprek zelf als instrument in het besluitvormingsproces.

De Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas beschreef hoe deze vorm van democratie onder meer gestalte kreeg in de 19e-eeuwse koffiehuizen van steden als Wenen en Parijs. Zulke plekken, waar burgers vrijelijk met elkaar in debat konden gaan en rationele argumenten konden uitwisselen, noemde hij de publieke sfeer. Daar heerste het ideaal van communicatieve rationaliteit: ondanks uiteenlopende belangen en overtuigingen toch streven naar wederzijds begrip.

Hoe opener het debat en hoe breder de betrokkenheid, hoe groter de democratische waarde van het proces.

Deliberatieve democratie vindt tegenwoordig (bijna) niet meer plaats in het koffiehuis. Wel bestaan er in de 21e eeuw onder meer burgerfora – bijvoorbeeld het Belgische burgerpanel over AI in 2024, of de burgersessies die de gemeente Amsterdam recent organiseerde rond haar visie op AI.

Hoewel critici zoals de Belgische politicoloog Chantal Mouffe waarschuwen voor een te eenzijdige nadruk op rationaliteit en het belang van emotie benadrukken (wat het politieke debat soms van wat meer schwung kan voorzien), blijft een redelijk, argumentatief debat een kernvoorwaarde voor betekenisvolle deliberatie. Ook inclusiviteit is essentieel: hoe opener het debat en hoe breder de betrokkenheid, hoe groter de democratische waarde van het proces. Daarbij gaat het niet alleen om toon en deelname, maar ook om de vraag of deze gesprekken daadwerkelijk bijdragen aan het algemeen belang, bijvoorbeeld door maatschappelijke verandering of nieuw beleid.

Van radio tot de socials: honderd jaar technologie en debat

Sinds de introductie van de radio in Nederland in 1919 – ook het jaar van de invoering van het algemeen kiesrecht – hebben communicatietechnologieën zoals radio, televisie, internet en sociale media steeds opnieuw invloed gehad op de manier waarop het publieke debat wordt gevoerd. Zij hebben daarmee mede de ontwikkeling van de deliberatieve democratie in Nederland vormgegeven.

Het is belangrijk daarbij niet alleen te kijken naar de technologische mogelijkheden zelf, maar ook naar hoe overheden reguleren, hoe private partijen toegang verkrijgen of worden beperkt, en hoe burgers deze technologieën in de praktijk gebruiken en waarderen.

Radio en tv: Zuilen, zenders en zeggenschap in het publieke debat

De opkomst van de radio vond plaats in een verzuilde samenleving. De overheid bepaalde hoe de zendtijd werd verdeeld en hield private radiostations lange tijd buiten het publieke bestel. Denk aan Radio Veronica, dat in de jaren zestig ontstond als alternatieve commerciële zeezender. Ook de publieke televisie bleef in de jaren tachtig beperkt tot een klein aantal zenders. Van actief zappen tussen kanalen, laat staan streamen, was toen nog nauwelijks sprake. Daardoor groeiden radio en televisie uit tot nationale media: de keuze was beperkt en veel mensen luisterden of keken samen naar dezelfde programma’s.

Daardoor beschikten Nederlanders over een gedeelde informatiebasis. Omdat het aanbod pluriform was, maakten mensen ook kennis met andere perspectieven. Die gedeelde basis wordt door denkers als John Rawls gezien als essentieel voor democratische samenlevingen met uiteenlopende levensbeschouwingen. Daartegenover stond dat slechts een kleine groep, vooral overheid en kopstukken binnen de zuilen, bepaalde wat het aanbod was.

Hoe wenselijk is het dat het digitale dorpsplein wordt gestuurd door algoritmes en commerciële belangen?

In de decennia daarna veranderde dit beeld. Onder druk van commercialisering, privatisering en Europese regelgeving ontstond in de jaren negentig een versnipperd medialandschap. De televisie – net als de radio een one-to-many-medium, met hooguit enkele interactieve formats zoals vox pops – bleef aanvankelijk sterk gecentraliseerd. Televisieprogramma’s als Het Lagerhuis gaven de gewone Nederlander een stem in discussies die door miljoenen werden bekeken. Waar vroege radio nog afstandelijk en informatief was, draaide televisie steeds vaker om beleving en gevoel, ‘vertrossing’ in goed Nederlands.

Digitale media: Open en gefragmenteerde discussies

In de jaren negentig deed het internet nadrukkelijk zijn intrede in de Nederlandse samenleving. In tegenstelling tot eerdere media reageerde de overheid hier veel minder actief op – deels vanwege het mondiale en moeilijk te sturen karakter van internet, deels door het toenmalige optimisme over vrije markt en globalisering.

Ook sociale media – aanvankelijk via het Nederlandse Hyves, later via internationale platformen als Facebook, YouTube en Twitter (nu X) – werden enthousiast ontvangen. Ik kan me nog goed herinneren dat Jan Peter Balkenende een Hyves-account aanmaakte. Waren dit de nieuwe koffiehuizen van de 21e eeuw, toegankelijk voor iedereen, waar je zelfs open met politici in gesprek kon? Dat optimisme sloeg langzaam om in achterdocht: hoe wenselijk is het dat het digitale dorpsplein wordt gestuurd door algoritmes en commerciële belangen? Toch blijft het gebruik ervan onder Nederlanders gestaag toenemen.

Digitale media zijn wezenlijk anders dan radio en televisie: ze zijn many-to-many, wat betekent dat veel mensen tegelijk kunnen zenden en ontvangen. Dat verlaagt de drempel tot deelname aan het publieke debat. Toch voeren in de praktijk prominente stemmen en polariserende inhoud vaak de boventoon.

De opkomst van communicatietechnologieën heeft het publieke debat – en daarmee de deliberatieve democratie – fundamenteel veranderd. Waar radio en televisie nog een relatief rationeel en gecentraliseerd debat ondersteunden (zij het beperkt tot elites en de zuilen), zorgden commercialisering en infotainment bij televisie al voor een verschuiving naar meer emotie en minder diepgang.

Met de komst van internet werd het debat opener, maar ook gefragmenteerd. Sociale media versterkten deze trend: platforms verlagen weliswaar de drempel tot deelname aan het debat, maar de kwaliteit van het gesprek lijdt onder polarisatie, filterbubbels en de dominantie van sensationele stemmen. De deliberatieve democratie is daardoor toegankelijker geworden, maar ook minder samenhangend – en steeds verder losgezongen van het idee van een gedeeld publiek belang.

AI in het democratisch debat

Wat de opkomst van communicatietechnologieën duidelijk maakt, is dat zij telkens op een andere manier invloed hebben op hoe debat wordt gevoerd en beleefd. Met de komst van AI rijzen opnieuw fundamentele vragen: versterkt deze technologie de deliberatie, of ondermijnt zij juist de publieke sfeer?

De afgelopen jaren houden onderzoekers zich steeds nadrukkelijker bezig met deze vraag. Experimenten tonen aan dat AI kan worden ingezet om de toon van online debatten – soms ‘Mass Online Deliberation’ genoemd – respectvoller en constructiever te maken, bijvoorbeeld door alternatieve formuleringen voor reacties voor te stellen. Ook kan AI helpen bij het identificeren van meningsverschillen en overeenkomsten, en zo bijdragen aan het vinden van consensus. Handig in een polderland als Nederland.

Uitkomsten van grote discussies kunnen met behulp van AI beter inzichtelijk maken waar ruimte zit voor overeenstemming over maatschappelijke vraagstukken.

Mogelijkheden dus. Maar in hoeverre versterken deze toepassingen de deliberatie werkelijk? Deze initiatieven kunnen bijdragen aan een redelijker digitaal debat. Bovendien kunnen uitkomsten van grote discussies met behulp van AI beter inzichtelijk maken waar ruimte zit voor overeenstemming over maatschappelijke vraagstukken. Toch blijven dit vooralsnog vooral scenario’s waar techoptimisten warm voor lopen.

Een belangrijk aandachtspunt blijft de inclusiviteit. Niet alle burgers hebben gelijke toegang tot deze technologie, noch beschikken zij over de vaardigheden om effectief deel te nemen. De roep om AI-geletterdheid en een participatief ontwerp van AI neemt daarom toe. Als via deze technologie steeds vaker het democratisch debat wordt gevoerd, wordt het des te belangrijker om platforms en instrumenten ook democratisch te ontwerpen. Dat is momenteel nog verre van gangbaar.

AI biedt daarbij kwaadwillenden nieuwe mogelijkheden om via sociale media het debat te ondermijnen – dankzij de schaal, snelheid en toegankelijkheid waarmee AI het creëren van manipulatieve content vergemakkelijkt, zoals onlangs zichtbaar was in het migratiedebat in Italië.

Met AI dient zich een nieuwe communicatietechnologie aan, gebaseerd op mens-machinecommunicatie, die opnieuw de dynamiek van het maatschappelijke debat beïnvloedt. Als de geschiedenis van de afgelopen honderd jaar iets laat zien, dan is het wel dat technologie – én de sociale en politieke context waarin zij wordt ingezet – telkens weer onze deliberatieve democratie hervormt. Zoals de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han in zijn boek Infocratie scherp opmerkt, zijn deze nieuwe informatiestromen niet louter bevrijdend; vaak overrompelen ze, en ondermijnen daarmee mogelijk de voorwaarden voor een vrij en betekenisvol debat.

Lees ook:

Plaats een reactie

U moet ingelogd zijn om een reactie te kunnen plaatsen.
Registreren