Het boek ‘Ambtenaren! 200 jaar werken aan Nederland in 100 portretten’ toont wie de huidige overheid hebben helpen vormgeven. Het portret van Bas Brussaard (1930-2008), laat zien dat er op het gebied van ICT weinig nieuws onder de zon is: ook in 1977 wilden gemeenten niet echt een landelijke voorziening voor hun IT.
Bas Brussaard (Bron: AD)
ICT is tegenwoordig overal. Het is moeilijk voor te stellen dat dit ooit anders was, maar vroeger had men het over ‘de administratie’. Daar was een afdeling voor en op die afdeling zag je veel papier. In de jaren zestig van de twintigste eeuw doet de computer echter zijn intrede. Men spreekt over automatisering en er ontstaat een geheel nieuwe afdeling: de rekenkamer.
De eerste lokale rekenkamer
Rotterdam wordt in 1966 de eerste gemeente met zo’n rekenkamer. Bas Brussaard wordt gevraagd die op te komen zetten. Tot dan toe had hij vijftien jaar bij Shell gewerkt en daar meerdere rekencentra helpen opzetten. Na ervaringen in Egypte, Curaçao en Noorwegen vindt hij het tijd om weer in Nederland aan het werk te gaan. Brussaard start in zijn eentje, zonder medewerkers. Negen jaar later zijn dat er tweehonderd. Het toont de groei en het belang van automatisering in die dagen.
200 jaar werken aan Nederland in 100 portretten
Honderd markante ambtenaren zijn geïnterviewd in het boek ‘Ambtenaren! 200 jaar werken aan Nederland in 100 portretten’, dat op 12 juni wordt aangeboden aan minister Plasterk. Het boek laat zien hoe ambtenaren op allerlei manieren hebben bijgedragen aan het Nederland dat we nu kennen, welk ambtelijk vakmanschap daarbij kwam kijken en hoe de rol van de overheid veranderde.
Wie bouwde de eerste spoorlijn? Wie zette de kinderbescherming op in Rotterdam? Wie ontwierp de Deltawerken? Wie bracht de AOW tot stand? Van secretarisgeneraal tot trambestuurder, van Den Haag tot Maastricht, van Indonesië tot Suriname en de Antillen en van 1815 tot 2015. Zonder deze ambtenaren zou Nederland er heel anders uit hebben gezien.
Het boek is een initiatief van Davied van Berlo (Ambtenaar 2.0, Pleio) en Jeroen Pepers (A+O fonds Gemeenten). Vele vrijwilligers verzorgden de portretten. Het is in de (online) boekhandel te verkrijgen voor €15, maar ambtenaren kunnen het boek met korting aanschaffen: €9,95, incl. verzendkosten. Bestellen kan hier.
Brussaard typeert de gemeentelijke omgeving als ‘de hemel op aarde voor de informaticus’. Automatiseren is in die dagen nog echt pionieren. Zo wordt elke nieuwe medewerker intern opgeleid. Mensen met ervaring blijven immers liever werken voor het bedrijfsleven. Brussaard heeft ook een visie: de doeltreffendheid van alle administratieve processen verbeteren. Als uitgangspunt gelden de belevenissen van de doorsnee burger: geboren worden, wonen, werken, sterven. Zo ontstaat het beeld van een centraal loket voor alle zaken, een beeld dat veel later het uitgangspunt is voor de digitale dienstverlening van veel gemeenten.
Landelijke samenwerking
In meerdere steden ontstaan in die tijd rekencentra. Voor Brussaard zijn ze de aanleiding om grootschalig te denken. Zijn ideaal is een landelijke voorziening. Op persoonlijk initiatief zoekt Brussaard daarom contact met de gemeente Amsterdam. Daar heeft Peter Tas ook een rekencentrum opgezet. Het is een uitzonderlijke stap, want in die tijd spreken ambtenaren van beide gemeenten nog nauwelijks met elkaar.
Uiteindelijk wordt de samenwerking veel breder getrokken en een stichting opgericht: de Stichting tot Ontwikkeling van de Automatisering bij de Gemeenten (SOAG). Om de stap naar landelijke systemen te maken stelt Brussaard zonder enig voorbehoud het in Rotterdam ontwikkelde bevolkingssysteem beschikbaar. Ook het gemeentelijk basisplan voor de automatisering wordt opgewaardeerd tot een landelijk plan.
Bestuurlijke rivaliteit
Het initiatief van Brussaard start stroef. Het idee is immers dat elke regio een systeem ontwikkelt en dat dan aan elkaar, om niet, beschikbaar stelt. Het blijkt echter al snel onmogelijk systemen te ontwerpen waar alle gemeenten mee uit de voeten kunnen. Ook bestuurlijk loopt het niet eenvoudig. Er is veel rivaliteit tussen steden. De rekencentra worden immers regionaal georganiseerd en vaak zijn meerdere steden in de race om een centrum te vestigen. De voortgang loopt hierdoor flinke vertraging op.
In 1977 wordt de SOAG een formeel samenwerkingsverband. Op dat moment is tachtig procent van de gemeenten aangesloten en werken er meer dan duizend mensen. Een kleine duizend gebruikers neemt deel aan de overleggroepen rond elk ontwikkeld systeem. Er zijn dus flinke stappen gezet.
Einde aan een ideaal
Toch zou het ideaalbeeld van Brussaard er nooit komen. De formele afspraken ten spijt gaan lokale, vaak financiële belangen boven landelijke samenwerking. Overheden willen financiële compensatie in ruil voor hergebruik van hun software door andere organisaties. Dat blijkt het begin van het einde. Daar komt bij dat computers en software steeds goedkoper worden. Voor veel gemeenten is dat een aanleiding om weer zelf systemen te gaan ontwikkelen.
Uiteindelijk besluit men dan ook alle systemen weer over te dragen aan de ontwikkelaars. Brussaard, dan overigens al werkzaam bij het ministerie van Binnenlandse Zaken, ziet het met lede ogen aan. De rekencentra worden één voor één opgekocht door bedrijven: CEVAN (Groningen) door Raet, GCEI (Amsterdam) door PinkRoccade en CIOB (Eindhoven) door wat nu Centric is. De Gemeentelijke basisadministratie (GBA) is uiteindelijk onder coördinatie van het Rijk komen te vallen.
Kennisuitwisseling
De landelijke ambities van Brussaard krijgen later nog vaak navolging, met wisselend succes. ICT bij de overheid blijkt een taai thema, zoals ook nu vaak in de media te lezen valt. Voor Brussaard blijft kennisdeling tot op latere leeftijd belangrijk. Zo wordt hij onder andere buitengewoon hoogleraar Beheer van informatiesystemen aan de TU Delft (1972-1995).
In een interview blikt hij terug en vat zijn bijdrage treffend samen: “Door de inspanning en het baanbrekend werk in het prille begin weten gemeenten nu beter wat ze met automatisering kunnen bereiken.” Het toont de relativering van een ambitieuze pionier.