Dertien extra vragen voor Ruud Leether
Veel bestuurders ontberen de bereidheid om juridisch te reageren als ze ICT-projecten zichtbaar uit de rails zien lopen, constateert Ruud Leether. Hij vindt dat falende leveranciers harder moeten worden aangepakt en dat de ‘ICT-braindrain’ bij de overheid moet stoppen.
Ruud Leether zwaait binnenkort af als Legal counsel bedrijfsvoering van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Hij adviseert de ambtelijke top over ICT-rechtelijke en aanbestedingsrechtelijke onderwerpen. Bij zijn recente ondervraging door de tijdelijke parlementaire onderzoekscommissie ICT-projecten wees hij erop dat adviezen om falende ICT-leveranciers aansprakelijk te stellen tot zijn teleurstelling vaak niet worden opgevolgd en dat die terughoudendheid om tot actie over te gaan eraan bijdraagt dat de ICT-markt de overheid als opdrachtgever niet altijd even serieus neemt.
U bent na uw optreden voor de Kamercommissie vast met veel applaus binnengehaald op het ministerie…
“Mijn uitspraken zijn niet overal met applaus ontvangen, maar ik heb gelukkig heel veel positieve reacties gekregen van mensen die zich herkenden in mijn diagnose, zelfs vanuit de ICT-markt.”
U bent teleurgesteld over het gebrek aan professionaliteit aan de kant van het ICT-bedrijfsleven. Op welke punten laat die het dan afweten?
“Je kunt niet alle deskundigheid in eigen huis hebben. Daar ga je voor naar de professionele markt. Als je geopereerd moet worden neem je ook niet zelf het mes ter hand. Ik heb een chirurg na een mislukte operatie gelukkig nog nooit horen zeggen dat de patiënt zelf te weinig kennis had ingebracht. Van deskundigen mag je verwachten dat ze hun professionele verantwoordelijkheid nemen, maar de ICT-markt is nauwelijks bereid in te staan voor de kwaliteit van het eigen product.”
Waar blijkt dat uit?
“Nou lees de leveringsvoorwaarden van brancheorganisatie Nederland ICT er maar op na. Ik kom daar alleen maar garantiebepalingen tegen die starten met ‘De leverancier garandeert niet …’ Uit de hele opstelling van de ICT-branche blijkt dat men buitengewoon huiverig is om verantwoordelijkheid voor de eigen prestatie te nemen, enkele goede uitzonderingen daargelaten, want die zijn er gelukkig ook. Maar er zit nogal wat kaf onder het koren.”
Noemt u eens wat namen?
“Nee, ik ga geen namen noemen.”
Zijn de aanbestedingen van ICT-projecten onderdeel van het probleem?
“Aanbesteden is geen eenvoudig proces en dat geldt ook voor het verstrekken van ICT-opdrachten. ICT-aanbestedingen zijn dus dubbel moeilijk. Daar zullen we mee moeten leren leven. Ik vind wel dat de nieuwe aanbestedingswet veel te omvangrijk en slecht leesbaar is. Dat helpt niet echt mee. Maar zonder aanbestedingsregelgeving denk ik dat het helemaal een wildwestsituatie zou zijn. Ik ken nog de situatie waarin in de jaren tachtig tot ver in de jaren negentig opdrachten ‘uit de hand’ werden gegund en die gingen doorgaans niet helemaal toevallig naar goede bekenden. Wat dat betreft is de aanbestedingswet een verbetering die bijdraagt aan een zorgvuldiger proces, maar we zijn wel heel erg aan het doorschieten met de huidige gedetailleerde invulling.”
_Dus degene die het kan, krijgt de opdracht niet en degene die het niet kan juist wel? _
“Dat vind ik kretologie en strookt niet met mijn werkelijkheid. Ik zie diverse aanbestedingen in mijn omgeving goed verlopen. Daar is genoeg deskundigheid voor aanwezig en daar wordt ook strak op gestuurd. Maar bij grote projecten spelen allerlei externe factoren die maken dat er dingen misgaan.”
Externe factoren? Zoals?
“Bijstellingen gaandeweg het project, zonder dat men zich realiseert wat daar de technische consequenties van zijn. Wat je dan ziet is dat projecten doorlopen totdat de pot leeg is en dat er dan pas iemand op de rem trapt omdat het geld op is, terwijl het project nog lang niet af is. Dan krijg je niet meer goed in beeld wie met welk voorstel heeft bijgedragen aan de uitloop en het veel duurder worden van het project. Daarnaast zie je een gedwongen toenemende afhankelijkheid van mensen van buiten de overheid. Ik heb veel goede mensen zien vertrekken. Mensen met veel kennis die er geen zin meer in hadden. Want als iets demotiveert is het wel het huidige politieke mantra dat we met te veel zijn en te weinig doen. Als de kennis aan overheidszijde zo blijft leeglopen als nu het geval is, dan hebben we over vijf jaar echt een probleem.”
Is er een braindrain op dit punt bij de overheid?
“Ja, dat is wat ik zie. Ik heb er altijd voor gepleit om op het moment dat het in de ICT-markt minder ging mensen uit die markt juist naar ons toe te halen. De overheid is in haar rol als opdrachtgever een interessante werkgever met heel diverse ICT-projecten met een hoge complexiteit. Ik zou bijna zeggen: wat wil je nog meer als IT-professional! Maar er gebeurde weinig en wat we nu zien is dat we op enig moment ook niet meer in staat zullen zijn om de regie te voeren over die projecten. Ik zie overheidsdiensten die voor het aanbesteden van ICT-projecten voor 90 procent afhankelijk zijn van juridische, ICT-technische en projectmanagementkennis uit de buitenwacht. Het is prima dat er externe adviseurs zijn, maar het kan niet zo wezen dat externen ook binnen de overheid de dienst gaan uitmaken zodat uiteindelijk de markt nog slechts samen met de markt aan de slag is. Niet alleen omdat het onevenredig veel kost – inhuur is veel duurder – maar ook omdat je nooit van die mensen kunt verwachten dat ze met dezelfde insteek naar dingen kijken als mensen die in dienst van de overheid werken.”
Hoe gevaarlijk zijn politieke wensen voor een ICT-project?
“Grote projecten zijn bijna altijd langlopende projecten, alleen al vanwege hun complexiteit. Bij ICT is het regel dat er bij zo’n lang project altijd wel enige bijsturing nodig is door voortschrijdend inzicht en technische ontwikkelingen. Daar komt bij de projecten van de overheid vaak nog politiek wensdenken overheen. Omdat bewindslieden of de Tweede Kamer er nieuwe elementen of extra accenten aan willen toevoegen. Dat is bedreigend voor lopende projecten omdat ze vaak leiden tot allerlei technische complicaties waarover bij de start helemaal niet is nagedacht. De vraag of zo’n toevoeging technisch wel haalbaar is, en of die niet leidt tot uitloop in tijd en kosten, wordt dan niet of veel te laat in de besluitvorming betrokken.”
De overheid hanteert als grote marktpartij haar eigen ICT-inkoopvoorwaarden, de zogenaamde ARBIT-set. U was voorzitter van de werkgroep die die set voorwaarden heeft opgesteld. ICT-leveranciers vinden dat u ze te veel het vel over de oren hebt gehaald.
“De ARBIT zijn bij de recente evaluatie daarvan door Kees Stuurman, advocaat en hoogleraar, beoordeeld als een heldere en evenwichtige set van voorwaarden. Bij het opstellen van de ARBIT is wel degelijk meebewogen met het bedrijfsleven, daar waar dat kon en verantwoord was richting de belastingbetaler, die uiteindelijk voor de rekening van IT-dienstverlening aan de overheid opdraait.”
Op welk punt bent u dan coulant voor de ICT-industrie geweest?
“Op diverse punten, zoals het vervallen van de ‘meest begunstigde’-clausule, het verdwijnen van de ‘beroepsfout’, opname wettelijke handelsrente, minder boetebepalingen, interne escalatieregeling en bijvoorbeeld ook de gewijzigde aansprakelijkheidsregeling. De leverancier kan nu aansprakelijk worden gesteld voor een bedrag van maximaal vier keer de opdrachtwaarde. Volgens de eigen branchevoorwaarden bedraagt de aansprakelijkheid van IT-leveranciers nooit meer dan de opdrachtwaarde met een maximum van vijf ton en dan vind je de ARBIT-regeling natuurlijk gauw onaanvaardbaar. Maar voor de overheid is een dergelijke vergaande aansprakelijkheidsbeperking, waarbij ongeacht de effecten van de uitval van complexe systemen de aansprakelijkheid wordt beperkt tot de opdrachtwaarde, onbespreekbaar. Bedenk wel dat het de belastingbetalers zijn die het gat tussen vergoeding en werkelijke schade moeten dichten.”
Waarom procedeert de overheid dan zo weinig?
“Wat ik zelf als een probleem ervaar is dat bij veel bestuurders bij projecten die zichtbaar uit de rails beginnen te lopen vaak niet de bereidheid bestaat om juridisch te reageren. Ik begrijp best dat ook andere belangen moeten worden meegewogen, maar ze zouden ook eens moeten durven zeggen: we stoppen ermee. Ik ben er een groot voorstander van dat leveranciers die niet naar behoren presteren daarop worden aangesproken en waar nodig afgerekend. Sommige leveranciers hebben zelfs de brutaliteit om nog even met een oude rekening te komen nadat de deur is gesloten omdat ze niet naar behoren hebben gepresteerd en zelfs dan worden die rekeningen vaak nog betaald. Dat gebeurt gelukkig niet elke week, maar het gebeurt en dan gaat het meestal niet om tienduizend euro, maar om hele forse bedragen. Ik heb ooit een collega horen zeggen: ‘Als we die acht ton betalen zijn we klaar.’ Ik zei: ‘Wat ga je me nou vertellen, betaal je die soms uit eigen zak? Je weet dat daar niet is gepresteerd en dan gaan we toch acht ton betalen om ervan af te zijn? Dat zal toch niet waar wezen?’ Maar het was wel waar!”
Welk beeld zal er na deze verhoren van de Kamercommissie blijven hangen?
“Ik vrees dat van een vaak inadequaat opdrachtgeverschap, een tekort aan goede eigen mensen en een gebrek aan ICT-kennis. Met nog te vaak onvoldoende besef dat er belastinggeld en geen eigen verdiend geld wordt uitgegeven. En ook het beeld van een te hoog ICT-verwachtingspatroon. Met daartegenover een markt die daar jarenlang dankbaar misbruik van heeft gemaakt en er goudgeld aan heeft verdiend. Ik zei het ook al tegen de Kamercommissie: niet alle mislukte ICT-projecten van de overheid waren ook mislukte projecten van het bedrijfsleven.”