De hoogste ambtenaar van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is secretaris-generaal Loes Mulder. Dat de Rijksoverheid niet goed is aangesloten op de technologische ontwikkelingen durft ze best te zeggen. Het levert risico’s op, maar óók kansen.
Beeld: De Beeldredaktie
Onder Mulders ministerie vallen ook uitvoeringsorganisaties met een zeer hoog ICT-gehalte, zoals UWV en SVB. Samen met de hoogste ambtenaren van de overige ministeries zit ze in het overleg van secretarissen-generaal (SGO). Binnen dat college zet ze zich als portefeuillehouder innovatie in voor meer samenhang en regie op het thema technologische innovatie, samen met Joke Brandt, SG van Buitenlandse Zaken.
Hoe kijken de hoogste ambtenaren van Nederland eigenlijk naar innovatie?
“Als de overheid en vooral de uitvoeringsorganisaties die de overheid kent niet voortdurend zouden innoveren dan zou er heel veel misgaan. Innovatie is niet iets buiten onszelf, we zijn onderdeel van technologische ontwikkelingen waarop moet worden ingespeeld. Als overheid moet je jezelf regelmatig de vraag stellen: heb ik dat wel goed op orde en hoe kan ik er nog beter in worden? Innovatie is een heel breed thema dat ook voor veel spraakverwarring zorgt. Het gaat zowel over manieren van werken, als om technologische ontwikkelingen. Je moet als Rijksoverheid uitzoeken en weten hoe je je verhoudt tot technologische innovaties. Wat is de maatschappelijke betekenis, stellen we op tijd de goede ethische vragen? Hoe voorkom je voldongen feiten zoals het gegeven dat inmiddels delen van de Nederlandse digitale infrastructuur in buitenlandse handen zijn? Daarom loopt er op dit moment ook een verkenning om daar meer zicht op te krijgen. Voor ons als secretarissen-generaal van de diverse departementen is het belangrijk om te weten welke aanknopingspunten er dan zijn voor ons dagelijks werk. We gaan onszelf ook trainen in ‘innovatieve besluitvorming’ in relatie tot de technologische ontwikkelingen.”
U was lid van de studiegroep Informatiesamenleving en overheid. Die publiceerde in 2017 het rapport ‘Maak Waar’. Daarin staat dat Nederland veel heeft te winnen bij in de hoogste versnelling verdergaande digitalisering. Maar, zo werd daarbij opgemerkt: ‘De voorwaarde is wel dat de overheid een fundamenteel andere omgang met digitalisering ontwikkelt’. We zijn nu twee jaar verder. Vindt u dat er genoeg met dat rapport is gedaan?
“Ik ben optimistisch van aard. Ik ben blij dat toen de ruimte is genomen om dat rapport te maken. Je ziet niet alles als een politiek besluit met een strik erom terug met een kaartje ‘dit was van Maak Waar’, maar veel van wat er nu gaande is vindt wel zijn oorsprong in dat rapport. Dingen die toen zijn aangekaart worden inmiddels ook al toegepast en staatssecretaris Knops heeft er mooie initiatieven aan ontleend om rijksbreed de digitalisering te versnellen. Als ik zie hoe serieus nu naar uitvoering en uitvoerbaarheid wordt gekeken en hoe digitaliserings- en legacyvraagstukken daar een onderdeel van vormen, dan heb ik wel hoge verwachtingen van de komende periode.”
Hoe vindt dat zijn weerslag in het overleg met uw collega-SG’s? Is er inmiddels de overtuiging dat digitalisering niet iets is van afzonderlijke departementen?
“Al onze digitale vraagstukken hangen met elkaar samen, dus die oude manier van werken – per departement – die doet het gewoon niet meer. Als ik kijk hoe het nu in het SGO gaat – en ik zie dat op veel meer plekken in de Rijksoverheid – dan denk ik dat we al veel meer met elkaar in verbinding staan dan in het verleden het geval was. Ik zie het als een uitdaging om te onderzoeken waar we nog iets te winnen hebben in het benutten van technologische innovaties, het verantwoord toepassen ervan en de vroegtijdige reflectie op de ethische aspecten en maatschappelijke consequenties. Is het al briljant geregeld of kan het wellicht toch anders en beter? Ik vind dat we elkaar daarop moeten uitdagen.”
Hoe houd je als ambtelijke leiding van een departement de razendsnelle technologische veranderingen bij?
“Dit is nooit af. Je krijgt steeds weer oude vraagstukken in een nieuwe vorm. Zo heb je verouderde systemen die je moet vervangen. Vervolgens krijg je te maken met systemen die niet meer worden onderhouden als ze zeven jaar oud zijn. Dan moet je je vervolgens gaan afvragen of je dan maar zelf moet gaan bouwen en – als je dat doet – waar je dan de IT’ers vandaan haalt die je nodig hebt.”
Wordt u daar niet onrustig van?
“Ik word er vaak juist enthousiast van, omdat er ook heel veel kansen in zitten. Met het nieuwe en onbekende komen ook de onverwachte oplossingen. En natuurlijk word je er ook wel eens ongerust over. Want als wij als Rijksoverheid niet goed zijn aangesloten op de technologische ontwikkelingen dan levert dat potentieel ook veel risico’s op. Het is een combinatie van vrolijkheid over hoe snel het allemaal gaat en hoe interessant het is, en de vraag of je er maximaal op voorbereid bent en of je goed ziet welke dilemma’s het oplevert.”
Als wij als Rijksoverheid niet goed zijn aangesloten op de technologische ontwikkelingen, dan levert dat potentieel ook veel risico’s op
Maar ondertussen moet u ook de politieke plannen en de uitkomsten van wet- en regelgeving omzetten in overheidsdienstverlening die ook echt werkt.
“Dat is ons vak. Dat is het basisspel van een kabinet dat bepaalde ambities heeft en een ambtelijk apparaat dat aangeeft wat er kan. En ja, aan beide kanten is de ambitie altijd groter dan wat kan en er ligt altijd de urgentie van maatschappelijke opgaven die om een oplossing vragen. Ons dagelijks werk is om in dat spanningsveld de weg te vinden naar wat goed is en reëel.”
Waar ligt wat u betreft de absorbtiegrens van het ambtelijke apparaat en vooral de uitvoeringsorganisaties? De afgelopen tien jaar heeft bijvoorbeeld het UWV meer dan duizend wijzigingen in wet- en regelgeving moeten implementeren in zijn uitvoeringssystemen. Bij de Belastingdienst staat alleen al dit jaar de teller op 480 aanpassingen. Wanneer zeggen u en uw collega’s tegen het kabinet en tegen het parlement: dames en heren dat kunt u nou wel willen, maar dat gaat gewoon niet?
“In het verleden hebben we best zware combinaties gekregen van zowel digitaliseringsopgaven, financiële taakstellingen voor bepaalde uitvoeringsorganisaties en complexe beleidsopgaven. Allemaal vanuit de drive van iedereen om dingen te veranderen en het beter te doen. Toen hebben uitvoeringsorganisaties ook wel gewaarschuwd dat dat tot problemen kon leiden en achteraf gezien kun je zeggen dat er wellicht te veel is geforceerd. De kunst is nu om in de toekomst die afwegingen toch beter te maken en ik ben blij dat het kabinet hier echt voor openstaat.”
U en uw collega’s wijzen nu nadrukkelijker op de onmogelijkheden van sommige politieke wensen?
“Die gesprekken vinden plaats ja, en het probleem wordt onderkend. Zoals op Prinsjesdag is aangekondigd wordt er nu ook gekeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat ook de uitvoering beter in staat wordt gesteld om al die uitdagingen te combineren. Daarom wordt er, om te beginnen, ook een analyse gemaakt van de situatie bij UWV, SVB, DUO en de Belastingdienst om te achterhalen op welke manier die organisaties tot een betere balans kunnen komen tussen enerzijds de boel draaiende houden en anderzijds het organiseren van vernieuwing. Het kabinet heeft ook aangegeven dat het bereid is daarbij naar de rol van de politiek te kijken, naast de rol die departementen hebben als opdrachtgever en eigenaar van de uitvoeringsinstanties. En, wat belangrijk is, niet als een eenmalige operatie, maar als een permanent punt van aandacht. Dat is een goede ontwikkeling, want het is immers niet alleen een probleem van de uitvoering, maar van het hele stelsel, en ik denk dat ook politici daarop aanspreekbaar moeten zijn. Ik zou het wel mooi vinden als we dat proces uiteindelijk goed krijgen, zodat we snel en tijdig van onze ervaringen leren. De grootste innovatie die wij als overheid kunnen doen is oprecht integraal met elkaar samenwerken.”
En de uitvoering meer centraal zetten dus?
“Voor de mensen die het meest aangewezen zijn op onze voorzieningen – die bijvoorbeeld voor hun inkomen afhankelijk zijn van de overheid – hebben we het qua regels te complex gemaakt en voor de uitvoering te moeilijk uitvoerbaar. Dan is het voor burgers af en toe ongelofelijk ingewikkeld om zelf overzicht te houden en te snappen voor wat je waar moet zijn en hoe je met die verschillende inkomensbestanddelen uit verschillende regelingen goed de maand doorkomt. Daar ligt voor mij de urgentie als het gaat om wat we als overheid moeten leveren en waar technologische innovatie toe dient. Het gaat erom hoe het zich in de praktijk voor mensen vertaalt.”
Betekent dat ook niet dat je er als overheid niet naar moet streven helemaal voorop te lopen en juist wat extra tijd moet nemen voordat je innoveert?
“Dat zou ik niet zo willen zeggen, want het concept van ‘proven technology’ klinkt aan de ene kant heel degelijk en betrouwbaar, aan de andere kant betekent het dat je altijd werkt met verouderde concepten. En je moet als overheid ook de ruimte nemen om echt nieuwe dingen uit te proberen. Uiteindelijk zitten we allemaal op dezelfde lijn. ‘Technologische innovatie’ of ‘de uitvoering centraal’: wat mij betreft gaat dat over hetzelfde. We willen als overheid maatschappelijke problemen oplossen; daarvoor worden plannen bedacht die moeten worden uitgevoerd en liefst zo snel mogelijk. Maar als zo snel mogelijk betekent dat het dan ten koste gaat van de kwaliteit, verstoringen oplevert op andere vlakken en te veel risico’s; dan doe je het uiteindelijk niet. Waar we gelukkig steeds beter in worden is om dat helemaal aan het begin goed in te schatten, zodat je als je met een plan aan de slag gaat je ook verantwoorde opdrachten kunt geven aan de uitvoeringsorganisaties.”
Dit artikel staat ook in iBestuur magazine 32
Proven technology altijd verouderd? Ik dacht het niet! Proven technology kan heel jong zijn, als er maar voldoende relevante ervaring mee is opgedaan. Altijd voorop willen lopen kun je alleen doen als je de kennis in huis hebt en de risico’s accepteert. Proven technology kan veilig en modern zijn. Je doet je nieuwe auto toch ook niet weg zodra er een nog nieuwer model op de markt komt?