Systeemontwikkeling is geen overheidstaak. Als de overheid zelf systemen gaat bouwen, stagneert de innovatie. Wat gemeenten willen maken, bestaat al. En elke gemeente wil iets anders. Aldus enkele reacties van softwareleveranciers actief in de gemeentemarkt op de GBI-plannen van gemeenten.
“Het is niet de eerste poging van gemeenten om gezamenlijk op te trekken. Op zich positief. Maar veel is een stille dood gestorven. De autonomie van gemeenten staat het vaak in de weg.” Voor Joël van der Meer, directeur van Impactive, dat voor Nijmegen een geautomatiseerde bijstandsaanvraag ontwikkelde, is het: “Eerst zien, dan geloven.”
Hij wil zich conformeren aan standaarden. “Maar wij merken dat elke gemeente het weer anders wil. De processen zijn steeds weer verschillend en gemeenten zijn moeilijk te porren om op een andere manier te gaan werken. Dat is bij GBI wel cruciaal. Er is altijd spanning tussen techneuten die het allemaal willen dichttimmeren, en de politiek en medewerkers die wijzen op afwijkende omstandigheden die om maatwerk vragen. Het idee is dat elke gemeente een eigen beleid kan voeren, maar als je dat allemaal met één systeem wil faciliteren moet dat wel superflexibel zijn. Daar heb ik een hard hoofd in.”
In dit artikel reageert de markt op de plannen van een vijftiental gemeenten die een coöperatie voor de inkomensvoorziening van hun bijstandsgerechtigde inwoners willen opzetten. Ze willen zelf systemen bouwen, eerst voor de frontoffice, later ook voor de backoffice. U leest er hier alles over.
Zijn gemeenten onderling al lastig tot gezamenlijkheid te bewegen, dan moet dat temeer gelden in breder verband. Daarop wijst Frank de Goede, directeur van SIMgroep. “Er zijn loketten voor belastingen, de Omgevingswet en nu dan weer voor bijstand, er is sprake van verkokering en versnippering. Als iedereen zijn eigen tool en techniek gebruikt, hoe kan de burger dan zijn weg vinden?“ Het gaat het domein werk en inkomen te boven, wil De Goede maar zeggen. En binnen dat domein staat de burger, met de professional eindgebruiker, ook al niet centraal. Over de GBI-aanpak: “Het is erg gericht op de eigen processen en organisatie. In feite wil men bestaande processen digitaliseren. Het is beter om het simpeler te maken en daarbij te starten bij de eindgebruiker.”
Moet de overheid zelf systemen willen bouwen? Nee, vindt De Goede. “Laat men zich concentreren op de informatievoorziening en functionaliteit, en op interoperabiliteit. Zelf bouwen is geen overheidstaak. Aan softwareontwikkeling zitten risico’s. Het is een vak. Daar moet je goed op sturen, ook financieel. Leveranciers moeten goed weten hoeveel geld ze uitgeven en welk rendement dat oplevert. Bij de overheid gelden andere spelregels. Daar worden budgetten makkelijk opgerekt. De vraag is of dat efficiënt geld uitgeven is. Daarbij komt: de overheid is één partij. Dan sla je alle innovatie dood.”
Leveranciers verbazen zich erover dat wat ze hebben ingebracht bij een marktconsultatie, die GBI vorig jaar heeft gehouden, zo weinig in het verslag is terechtgekomen. GBI zag in de beperkt gerapporteerde resultaten aanleiding om het zelf te gaan doen, want wat men wilde zou in de markt niet aanwezig zijn. Leveranciers bestrijden dat. Wanneer ze GBI-transacties als uitgangspunt nemen, zoals een geautomatiseerde afhandeling van de aanvraag levensonderhoud of bijzondere bijstand, dan kunnen ze dat leveren. “Wij weten niet wat zou ontbreken. We hebben het idee: wij voldoen eraan. Je ziet wel dat zaken schuiven. Er zitten allerlei belangen achter die niet op functionaliteit zijn gericht,” zegt Van der Meer. Hij doelt op Wigo4it, de coöperatie van de vier grote steden die voor zichzelf de digitale aanvraag levensonderhoud bouwt, waarvan GBI hoopt dat die ook voor andere gemeenten bruikbaar is. “De vier grote gemeenten zeggen: wij doen het op onze manier,” aldus Van der Meer.
Het betekent kapitaalvernietiging, zowel bij gemeenten als bij leveranciers.
Mocht wat leveranciers al in huis hebben niet 100 procent conform GBI-standaard zijn, dan zijn ze bereid naar een oplossing te zoeken. “Wij staan open voor de behoefte van onze klanten en willen in beginsel aan hun specificaties voldoen, zeker als het een marktstandaard zou worden,” zegt Ron Bartels, directeur uitvoering sociale zekerheid van Centric, die ook van mening is dat wat GBI wil al bestaat. “Het is dus onnodig en betekent kapitaalvernietiging, zowel bij gemeenten als bij leveranciers. En het zet een rem op innovatie, terwijl men die juist zegt te beogen.”
GBI richt zich primair op de frontoffice en moet dan koppelen met de backofficesystemen van commerciële leveranciers. Volgens GBI hebben Centric en PinkRoccade toegezegd mee te werken aan een generiek koppelvlak. Bartels: “Wij willen graag software leveren waaraan behoefte is en luisteren naar onze klanten. Als er behoefte is aan een koppeling naar onze backoffice, nemen we dat heel serieus. Dan gaan we daar met onze klanten vorm aan geven. Dat hoeft niet zo moeilijk te zijn. We hebben al functionaliteit om gegevens van onze snelbalie weg te schrijven naar de backoffice. Dat kan ook voor andere leveranciers. Vereist is wel dat het op basis van een te bepalen standaard gebeurt. Onze eis is dan dat we daarbij worden betrokken, zodat we onze ervaring kunnen inbrengen. En dat het beheer van de standaard en de controle op de naleving ervan goed geborgd wordt.”
In een later stadium zou GBI ook een generiek systeem voor de backoffice willen realiseren. “Het is begonnen vanuit de gedachte: een gezamenlijke backoffice in plaats van de leverancierssystemen. Dat is verlegd naar front-end, maar het idee is gebleven. De argumenten zijn hartstikke valide. Alleen, de realisatie is omvangrijk en risicovol. Gaat dat slagen?,” zegt Bartels, die daarmee eigenlijk ook het antwoord geeft.