Digitale soevereiniteit begint niet bij de cloud, maar bij onszelf
Digitale soevereiniteit is de afgelopen tijd uitgegroeid tot een soort morele verplichting. Overheden, gemeenten, ZBO’s en uitvoerings-organisaties zoeken naar manieren om minder afhankelijk te zijn van Big Tech, data in Europa te houden en meer controle te krijgen over hun digitale infrastructuur. Het debat klinkt principieel en strategisch, maar wie goed luistert hoort vooral emotie: de behoefte aan zekerheid in een wereld waarin technologie steeds sneller verandert dan wetgeving en strategie kunnen bijhouden.
Digitale autonomie = Autonome infrastructuur?
Het is vreemd dat de discussie vaak lijkt te blijven steken op het niveau van infrastructuur. De vraag waar de data staat, lijkt belangrijker te zijn geworden dan de vraag of we grip hebben op diezelfde data. Terwijl juist daar de echte afhankelijkheden ontstaan. Organisaties worstelen met verouderde systemen, datasilovorming, uiteenlopende protocollen, onduidelijke data-eigenaarschap en gebrekkige metadata. En ondertussen wordt er druk gepraat over Europese clouds, terwijl de grootste kwetsbaarheden zich bevinden in de processen die binnen onze eigen muren plaatsvinden.
Schijnzekerheid
Dat schuurt, want het creëert een vorm van schijnzekerheid. Het idee dat een overstap naar een andere cloud ineens autonomie oplevert, is vooral aantrekkelijk omdat het tastbaar voelt. Maar autonomie is geen product dat je kunt inkopen en ook geen sticker die je op een cloudoplossing kunt plakken. Autonomie ontstaat wanneer een organisatie begrijpt hoe haar gegevensstromen functioneren, hoe data wordt beheerd, wie verantwoordelijk is voor welke dataset en hoe systemen met elkaar communiceren. Pas dan ontstaat de vrijheid om te kiezen, te moderniseren en te veranderen.
In de praktijk blijkt juist dát het grootste probleem. Overheden en publieke organisaties zijn afhankelijk van tientallen databronnen: BRP, BAG, KvK, onderwijsregisters, financiële systemen, ketenpartijen en nog veel meer. Sommige bronnen zijn modern en steeds eenvoudiger aan te sluiten, andere blijven nog jaren opgesloten in legacy-applicaties, standaarden zoals StUF of nog veel oudere protocollen. Nieuwe initiatieven, zoals de digitale wallet, OOTS of specifieke vormen van ketensamenwerking, leggen alleen maar extra druk op het op orde brengen van het fundament. De vraag naar data verandert razendsnel, maar de bronnen blijven dezelfde — en vaak net zo weerbarstig als altijd.
Het is makkelijker om naar buiten te wijzen
Toch richten veel organisaties hun energie vooral op het inperken van externe afhankelijkheden. Dat is begrijpelijk, maar het verhult een belangrijker punt: interne afhankelijkheden zijn vaak veel groter. Niet door tegenwerkende leveranciers, maar omdat organisaties hun eigen datamanagement, integratie en datadistributie onvoldoende op orde hebben. De echte lock-in ontstaat zelden in de cloud; die ontstaat wanneer data gebonden is aan één applicatieleverancier, wanneer metadata ontbreekt, wanneer datastromen niet gedocumenteerd zijn of wanneer ketens zo complex zijn dat niemand nog weet wie verantwoordelijk is voor welke gegevens.
AI toont genadeloos de zwakke plekken
Interessant genoeg laat juist de opkomst van AI zien waar de zwakke plekken zitten. AI wordt vaak genoemd als argument voor soevereiniteit, maar in werkelijkheid functioneert AI alleen goed als de data waarop het draait betrouwbaar, vindbaar, begrijpelijk en volledig is. AI doet niets anders dan patronen versterken die er al zijn — inclusief de fouten. Waar metadata ontbreekt, verzint het betekenis. Waar data versnipperd is, vult het gaten op. Waar systemen niet gekoppeld zijn, werkt het met verouderde informatie. AI faalt meestal niet omdat de technologie tekortschiet, maar omdat onze informatiehuishouding dat doet.
De autonomie-paradox
Dat maakt de paradox van autonomie nog scherper. Terwijl we druk debatteren over geopolitiek, schuiven we zonder na te denken de interpretatie van informatie steeds vaker door naar technologie. We verdedigen onze digitale infrastructuur, maar geven onze mentale infrastructuur uit handen. Een organisatie die niet meer begrijpt hoe data tot stand komt, wie verantwoordelijk is voor kwaliteit en wat de daadwerkelijke betekenis ervan is, kan nauwelijks spreken van autonomie — ongeacht waar de server staat of wie de contractpartner is.
Digitale soevereiniteit verdient een eerlijke definitie
Digitale soevereiniteit verdient daarom een bredere en eerlijkere definitie. Niet alleen een infrastructuurvrije keuze, maar vooral het vermogen om data te beheren, te begrijpen en te verbinden. En ja, dat vraagt investeringen in datamanagement, duidelijke governance-structuren, transparante integraties en een vendor-neutrale benadering van datadistributie. Maar nog belangrijker: het vraagt om organisaties die blijven nadenken. Die zich niet laten leiden door symboliek of slogans, maar door inzicht, vakmanschap en gezond verstand.
Want uiteindelijk begint autonomie niet in een datacenter, maar in het denkvermogen van de mensen die verantwoordelijk zijn voor onze digitale toekomst. Technologie mag veel overnemen, maar één iets zullen we zelf moeten blijven doen: begrijpen wat we eigenlijk aan het bouwen zijn.
Maar autonomie bereik je nooit alleen. Het vraagt om mensen die begrijpen hoe datastructuren werken, hoe ketens in elkaar grijpen en hoe je legacy en moderne technologie veilig kunt laten samenleven. De data- en integratiespecialisten van Enable U ondersteunen dagelijks organisaties die midden in deze complexiteit staan. Met hun ervaring in datamanagement, datadistributie en integratiearchitecturen helpen zij om orde te scheppen, keuzes zichtbaar te maken en échte vooruitgang mogelijk te maken. Zodat digitale soevereiniteit geen ambitie op papier blijft, maar een concreet resultaat in de praktijk.