Paniekvoetbal
De overheid worstelt om grip te houden op kunstmatige intelligentie (AI). Met name de snelle ontwikkeling van generatieve AI leidt tot fundamentele vragen over de rol van de overheid, en tot paniekvoetbal als reactie.
Internationaal lijkt er veel consensus te zijn over de gevaren van AI. Zo spraken wereldleiders begin november op Bletchley Park nog hun zorgen uit en kwamen zij met een gezamenlijke verklaring. En ook de petitie eerder dit jaar om de ontwikkelingen op het gebied van AI tijdelijk te pauzeren kon op bijval rekenen. Achter de schermen wordt echter druk gelobbyd en wegen ook economische en geopolitieke belangen mee bij de hoe landen omgaan met AI. Bovendien zijn er twijfels ontstaan bij de aanstaande AI-verordening vanuit Europa waardoor landen als Frankrijk en Duitsland nu koudwatervrees beginnen te krijgen.
De vrees voor overregulering of onjuiste regulering zou weleens terecht kunnen zijn. Regulering is nodig, maar het risico is ook dat het kind met het badwater wordt weggegooid. Zo leidt het voorstel van demissionair staatssecretaris Van Huffelen om het gebruik van bijvoorbeeld ChatGPT te verbieden tot een situatie waarin we ook de mogelijkheden mislopen. Beter is dan ook om de toepassing te reguleren, en niet de technologie.
Toch is het grijpen naar dit soort noodgrepen wel begrijpelijk. De risico’s, die deels inherent zijn aan het gebruik van dit soort technologieën, vragen om een reactie. Maar de huidige reactie lijkt voort te komen uit een maakbaarheidsgedachte waarbij de overheid sturend kan zijn in hoe technologie zich ontwikkeld en wordt gebruikt. Dat beeld is echter al lang achterhaald. Technologische ontwikkelingen hebben de balans tussen overheden, bedrijven en de samenleving herschikt, en vragen om een nieuw paradigma waarbij de overheid van sturing naar samenwerking gaat.
In plaats van een verbod zou de vraag gesteld moeten worden hoe we ervoor gaan zorgen dat een volgende OpenAI van Europese of Nederlandse bodem is, en hoe de overheid dit kan stimuleren en ondersteunen. Proberen om als overheid te concurreren en zelf gaan ontwikkelen is kortzichtig en naïef. De 13,5 miljoen subsidie die nu gereserveerd is voor het ontwikkelen van een Nederlandse ChatGPT is dan ook op zijn best leergeld om meer kennis op te doen over de modellen die gebruikt worden voor deze toepassingen.
De worsteling die de overheid nu doormaakt zal nog wel even duren. Er zijn vaker vergelijkingen gemaakt met de opkomst van technologische innovaties en hoe die hebben geleid tot nieuwe maatschappelijke en economische verhoudingen. Dat is nu niet anders, behalve dat de ontwikkelingen nu misschien sneller gaan en meer complexiteit kennen. De rol van de overheid zal hierdoor veranderen, maar belangrijk is om het hoofd wel een beetje koel te houden en de ogen op de bal.